transparencia:cadas:abelrgnbrucada:2017-08-28_gbelrgnbrucada_pce_186-17-advies:start
Advies 186
Transposition
GEWESTELIJKE COMMISSIE VOOR DE TOEGANG TOT BESTUURSDOCUMENTEN VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Inzake : de heer Jan HENDRICKX/ de stad Brussel (Dienst bevolking) ADVIES nr. 186.17 Toepassing wordt gevraagd van artikel 20 van de ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur Het artikel 9 van de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in provincies en gemeenten (hierna de Wet), zoals gewîjzigd door de ordonnantie van 30 met 2013 tôt wijziging van de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in provincies en gemeenten, is in casu van toepassing. 1. Voorwerp van de aanvraag en feitelijke voorafgaanden Op 10 mei 2017 neemt de raadsman van de heer Hendrickx, namens zijn client, per mail contact op met de stad Brussel met de vraag om een "Overzicht inschrijvingen bevolkingsregister voor hetpand gelegen te Minimenstraat 32,1000 BRUSSEL en kadastraal gekend ondersectie H, afdeling 8 nr. 1215c vanafhet jaar 1961 tôt op vandaag" over te maken aan deze client. In deze mail wordt ook aangegeven dat zijn client bereid is om in te staan voor de betaling van eventuele kosten verbonden aan dit verzoek. Daarenboven wordt gespecificeerd dat de gevraagde weergave van het bevolkingsregister volledig mag worden geanonimiseerd. Op 23 mei 2017 verstuurt de raadsman van de heer Hendrickx een herinneringsmail aan de stad Brussel met betrekking tôt voornoemde vraag om înformatie. Op 31 juli 2017 verstuurt de raadsman van de heer Hendrickx een verzoek tôt heroverweging van zijn informatievraag aan de stad Brussel. In dit verzoek wordt gespecîfieerd dat de aanvraag louter tôt doel heeft om te weten te komen hoeveel personen gedomicilieerd zijn geweest in het pand gelegen op de Minimenstraat 32,1000 Brussel. Er wordt aangegeven dat de vraag om informatie kadert "binnen de loutere doelstelling het aantal vergund geachte woongelegenheden te weten te komen". Dit verzoek wordt verstuurd per mail en per aangetekende zending. Op 31 juli 2017 dient de raadsman van de heer Hendrickx een adviesvraag in bij de Gewestelijke Commissie voor de toegang tôt bestuursdocumenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna "de Commissie") waarrn hij de Commissie vraagt om een advîes uit te brengen in het kader van deze zaak. Hij beroept zich in dit kader op het artikel 20 van de ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur. 2. Ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commîssie stelt vast dat verzoeker, zoals voorgeschreven door artikel 9, § 1 van de Wet, tegelijkertijd een verzoek tôt heroverweging heeft gericht tôt de stad Brussel en een verzoek om ad vies aan de Commissle. Deze advïesvraag voldoet dus aan de in artikel 9, § 1 van de Wet vervatte vormvoorwaarde voor ontvankelijkheid. Dit volstaat evenwel niet opdat de adviesaanvraag effectief ontvankelijk zou zijn. Daarvoor Is een verdergaande analyse vereist. In dit kader dient er vooreerst op te worden gewezen dat de raadsman van de heer Hendrickx zijn advïesvraag (verkeerdelijk) basée rt op het artikel 20 van de ordonnantie van 30 ma art 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur. Het toepassingsgebied van voornoemde ordonnantie strekt zich evenwel niet uittot de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De regels met betrekking tôt de openbaarheid van bestuur voor deze gemeenten staan immers ingeschreven in de Wet zoals deze werd aangepast door de ordonnantie van 30 mei 2013. Het loutere feit dat de adviesvraag een foutieve juridische referentie bevat, kan evenwel geen aanleiding geven tôt de onontvankelijkheid van de adviesvraag. Voor de ontvankelijkheid van een adviesvraag is vermelding van de rechtsgrond immers niet vereist. De door de raadsman van de heer Hendrickx ingediende adviesaanvraag is dus ontvankelijk. 3. Analyse te gronde van de adviesaanvraag Uit de stukken die de raadsman van de heer Hendrickx overmaakte aan de Commissle, leidt de Commissie, bij gebrek aan tegenstrijdîge informatie, af dat de informatievraag van de heer Hendrickx inderdaad het voorwerp uitmaakte van een impliciete weigering zoals bedoeld in artikel 7, lïd 4 van de Wet. De stad Brussel reageerde immers kennelijk niet op de vraag om informatie binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van deze informatievraag, ze liet ook na om te reageren op de vraag om informatie van de Commissie van 7 augustus 2017. Omdat de aangevochten weigering een implicîet karakter heeft, is deze weigering uiteraard niet gemotiveerd. De vraag rijst dan ook of er gronden bestaan om de doorgave van opgevraagde informatie te weigeren. In casu wordt een afschriftgevraagd van de inschrijvingen in het bevolkingsregister op een bepaald adres. De heer Hendrickx wenst met name te vernemen hoeveel personen werden ingeschreven în in het pand gelegen in Minimenstraat 32,1000 Brussel sinds 1961. Het bevolkingsregister en de erin opgenomen gegevens zijn bestuursdocumenten in de zin van artikel 2 van de Wet. Artikel 5 van de Wet stelt dat iedereen in beginsel elk bestuursdocument ter plaatse kan inzien, daaromtrent uitleg kan krijgen en mededeling in afschrift ervan kan ontvangen. Dit geschiedt overeenkomstig artikel 6 van de Wet op aanvraag. Dergelijke aanvraag kan slechts worden afgewezen indien: * . het betrokken bestuursdocument niet af is of onvolledig is zodat de openbaarmaking ervan tôt misvattingen kan leiden . het informatieverzoek kenneiijk onredelijk of te vaag geformuleerd is . de gevraagde informatie een advies is of een mening die uit vrije wîl en vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld. De gegevens vervat in het bevolkingsregister zijn in beginsel volledig. In het bevolkingsregister worden geen meningen of adviezen opgenomen. Daar de opgevraagde gegevens slechts betrekking hebben op de inschrîjvingen in het bevolkingsregister op één enkel adres voor een in de tijd beperkte période, lijkt dit informatieverzoek niet kenneiijk onredelijk. Er kan ook niet gesteld worden dat het te vaag geformuleerd is. Er wordt in de vraag om openbaarheid immers duidelijk aangegeven voor welk adres er informatie met betrekking tôt de inschrijvingen wordt gevraagd. Ook de betrokken tijdsperiode wordt duidelijk weergegeven. Er wordt zelfs aangegeven waarvoor de beoogde gegevens zullen worden aangewend. Er lijkt dan ook geen grond te zijn voor de weigering van het verstrekken van de opgevraagde informatie. Voor het doorgeven van deze informatie is het niet vereist dat de heer Hendrickx van een belang doet blijken. Het bevolkingsregister is immers geen document van persoonlijke aard in de zin van artikel 2, 3° van de Wet, aangezien het geen beoordeling of waardeoordeel bevat over de personen die erin zijn ingeschreven. 4. Conclusie Zoals uit voorgaande blîjkt, is de adviesaanvraag die namens de heer Hendrickx aan de Commissie werd voorgelegd ontvankelijk en gegrond. Het gevraagde overzicht van informatie dient aan de heer Hendrickx of diens raadsman te worden overgemaakt. De gegevens vervat in dit overzicht dienen geanonimiseerd te zijn. De Commissie gaf dit advies op 28 augustus 2017 op verslag van C. Aerts waarop aanwezig waren Mevrouw Valérie Goret, Voorzitter wnd, de dames Cathleen Aerts en Joëlle Sautois, leden, en Mevrouw Valérie Meeus, Secretaresse. DeMsecretaresse Dje Voorzitter wnd
transparencia/cadas/abelrgnbrucada/2017-08-28_gbelrgnbrucada_pce_186-17-advies/start.txt · Dernière modification : 2017/10/23 21:54 de 127.0.0.1