transparencia:cadas:abelfedcadause:beslissing-2016-01:start
Table des matières
Cadas > Cada fédérale > Réutilisation des documents administratifs
Beslissing 1
Met betrekking tot de weigering om het hergebruik toe te staan in een digitaal bewerkbaar formaat van de mandatenlijsten van politici en andere aangifteplichtige
Date: 24/10/2016
- Copie locale: beslissing-2016-01.pdf
Transposition
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling Hergebruik van bestuursdocumenten 24 oktober 2016 BESLISSING 2016-1 met betrekking tot de weigering om het hergebruik toe te staan in een digitaal bewerkbaar formaat van de mandatenlijsten van politici en andere aangifteplichtige (FBCH/2016/1) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij mail van 1 september 2016 vraagt de heer Michiel Mentens aan het Open datateam om bij het Rekenhof de mandatenlijsten van politici en andere aangifteplichtigen in een digitaal bewerkbaar formaat op te vragen. 1.2. Bij mail van 1 september 2016 meldt Fedict de aanvrager dat de vraag naar het Rekenhof werd doorgestuurd. 1.3. Het Rekenhof meldt bij mail van 5 september 2016 dat het onderzoekt in welke mate de door de aanvrager gevraagde terbeschikkingstelling van de jaarlijkse mandatenlijsten overeenkomstig de wet van 4 mei 2016 inzake het hergebruik van overheidsinformatie verenigbaar is met de wetgeving betreffende de publicatie van de mandatenlijsten enerzijds en de privacywetgeving anderzijds. 1.4. Bij mail van 7 oktober 2016 verzoekt de aanvrager dat de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling hergebruik overheidsinformatie, hierna Commissie genoemd, zich over deze zaak zou uitspreken. 1.5. Omdat het dossier niet volledig is, vraagt het secretariaat van de Commissie bij mail van 7 oktober 2016 de ontbrekende documenten op. Het secretariaat ontvangt deze documenten bij mail van diezelfde dag. 2. De ontvankelijkheid van het beroep 2.1. De Commissie moet vooreerst bepalen of zij bevoegd is zich over het ingediende beroep uit te spreken, gezien het nieuw juridisch kader voor het hergebruik van overheidsinformatie dat op dit ogenblik onvolledig is. 2.2. De huidige Commissie werd opgericht door artikel 9 van de wet van 7 maart 2007 tot omzetting van de richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie. Deze wet werd evenwel opgeheven door artikel 23 van de wet van 4 mei 2016 inzake het hergebruik van overheidsinformatie. Artikel 11 e.a. van deze nieuwe wet hernemen nagenoeg volledig de vroegere bepalingen met betrekking tot deze beroepscommissie en haar procedure. 3 Artikel 14 van de wet van 4 mei 2016 bepaalt dat het beroep schriftelijk moet worden ingediend binnen een termijn van zestig dagen die ingaat vanaf de ontvangst van de beslissing over het verzoek tot hergebruik of na afloop van de termijn waarbinnen deze beslissing had moeten worden genomen. Om het beroep te kunnen indienen is wel vereist dat de aanvraag correct is ingediend. Daartoe bepaalt artikel 10, § 1 van de wet van 4 mei 2016 dat de aanvraag voor hergebruik van bestuursdocumenten die onderworpen is aan voorwaarden, schriftelijk wordt ingediend en dat zij minstens een nauwkeurige omschrijving van het gevraagde bestuursdocument, de vorm waarin de mededeling van het bestuursdocument moet gebeuren evenals de nagestreefde doelstelling. Aangezien de aanvraag betrekking heeft op persoonsgegevens in de zin van “gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, overeenkomstig de definitie bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens” kan een hergebruik ervan op grond van de wet van 4 mei 2016 slechts onder voorwaarden plaatsvinden om in overeenstemming te zijn met de wet van 8 december 1992. Artikel 3, § 3 van de wet van 4 mei 2016 stelt dat persoonsgegevens slechts kunnen hergebruikt worden voor zover dit hergebruik niet onverenigbaar is met de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en haar uitvoeringsbesluiten en met de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Bovendien vermeldt het tweede lid van dit artikel dat wanneer een overheid persoonsgegevens voor hergebruik ter beschikking wenst te stellen in het kader van deze wet, ze hiertoe een voorafgaande machtiging aan de Commissie voor de bescherming van de Persoonlijke levenssfeer, moet vragen. Het komt toe aan het bevoegde sectoraal comité te beslissen of het hergebruik de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet in het gedrang brengt en de maatregelen te bepalen die noodzakelijk zijn om de persoonlijke levenssfeer optimaal te beschermen. 2.3. Noch het koninklijk besluit van 29 april 2008 betreffende de samenstelling en werkwijze van de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten en het koninklijk besluit van 3 april 4 2013 tot benoeming van de leden van de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten niet werden opgeheven. Beide koninklijke besluiten kunnen nog altijd een voldoende rechtsgrondslag in de wet van 4 mei 2016 vinden. De samenstelling van de Commissie kan bijgevolg beschouwd worden zich in te schrijven in de logica van de nieuwe wet. Daarom meent de Commissie - bij afwezigheid van een koninklijk besluit genomen in uitvoering van de wet van 4 mei 2016 dat de Commissie die zij heeft opgericht in werking stelt, dat zij in haar huidige samenstelling kan functioneren op basis van de nieuwe wet en dit tot op het ogenblik dat de beide voormelde koninklijke besluiten worden opgeheven. De Commissie is evenwel van mening dat voor zover de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 2007 tot bepaling van de behandelingsprocedure en -termijnen voor een aanvraag voor hergebruik van overheidsinformatie alsook het toezicht op de verplichting om bestuursdocumenten beschikbaar te stellen niet in strijd zijn met de bepalingen van de wet van 4 mei 2016 van toepassing blijven op een aanvraag tot hergebruik. Dit koninklijk besluit werd trouwens ook niet opgeheven. Artikel 2 van dit koninklijk besluit bepaalt dat de schriftelijke aanvraag volgende gegevens moet bevatten: de naam van de aanvrager, zijn adres en zijn hoedanigheid en verder een nauwkeurige omschrijving van het gevraagde bestuursdocument, een beschrijving van het beoogde hergebruik van het bestuursdocument, de vorm waarin de mededeling van het bestuursdocument moet gebeuren en de nagestreefde doelstelling. De Commissie wenst trouwens de aanvrager in dit verband erop te wijzen dat de aanvraag voor hergebruik steeds rechtstreeks moet worden gericht aan de overheid die over het bestuursdocument beschikt of het heeft laten archiveren en dat noch de wet van 4 mei 2016 noch het koninklijk besluit van 29 oktober 2007 bevatten een doorverwijzingsverplichting. De Commissie stelt echter vast dat het Rekenhof geen bezwaar heeft gemaakt tegen de doorverwijzing door Fedict. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2007 bepaalt dat binnen een termijn van tien werkdagen vanaf de ontvangst van de aanvraag, de publieke overheid de volledigheid en de juistheid van de aanvraag onderzoekt. Ze is ertoe gehouden de aanvrager te verzoeken de aanvraag te vervolledigen binnen een termijn van 20 werkdagen en geeft aan welke gegevens ontbreken of toelichting vereisen. De Commissie 5 stelt vast dat het Rekenhof heeft nagelaten een vraag tot het vervolledigen van de aanvraag aan de aanvrager te bezorgen. Artikel 5, derde lid van het koninklijk besluit van 29 oktober 2007 bepaalt dat de termijn van twintig werkdagen waarbinnen de overheid het bestuursdocument ter beschikking stelt voor hergebruik slechts ingaat vanaf de datum waarop het advies is verstrekt of de toestemming is verleend. In dat geval stelt de overheid de aanvrager ervan in kennis dat het advies of de toestemming gevraagd werd binnen een termijn van twintig werkdagen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag. Een beroep kan dan ook maar worden ingesteld tegen de beslissing van het Rekenhof met betrekking tot het hergebruik van de gevraagde informatie in een digitaal bewerkbaar formaat voor zover deze vooraf een machtiging daartoe heeft ontvangen van het bevoegde sectoraal Comité van de Commissie voor de Persoonlijke Levenssfeer. Aangezien dit op dit ogenblik nog niet is verleend, oordeelt de Commissie dat het beroep voortijdig werd ingesteld en bijgevolg niet ontvankelijk is. De Commissie was als volgt samengesteld: Martine Baguet, voorzitster Frankie Schram, lid en secretaris Adriaan Rosseel, lid Johan Van de Winkel, plaatsvervangend lid Dominique De Vos, plaatsvervangend lid Brussel, 24 oktober 2016. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster
transparencia/cadas/abelfedcadause/beslissing-2016-01/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 10:41 de patrick