transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2017-07:start
Table des matières
Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions
Beslissing FBC 7
Over de weigering om toegang te geven tot het rapport dat aanleiding gaf tot het bericht op de website van het FANC met als titel “Geen toename waterstofvlokken in Doel 3”
Date: 8/5/2017
- Copie locale: beslissing-fbc-2017-07.pdf
Transposition
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 8 mei 2017 BESLISSING nr. 2017-7 over de weigering om toegang te geven tot het rapport dat aanleiding gaf tot het bericht op de website van het FANC met als titel “Geen toename waterstofvlokken in Doel 3” (FBC/2017/4) GEENPEACE/FANC 2 1. Een overzicht Bij mail van 21 februari 2017 vraagt de heer Eloi Glorieux namens Greenpeace om een kopie van de het rapport dat aanleiding gaf tot het bericht op de website van het FANC met als titel “Geen toename waterstofvlokken in Doel 3” aan het FANC. Bij mail van 23 februari 2017 bezorgt het FANC een rapport. Bij mail van 23 februari 2017 meldt de aanvrager dat het toegestuurde rapport niet het gevraagde is, maar enkel de analyse van de inspectieresultaten door Bel V, terwijl hij het volledige rapport met de inspectieresultaten zelf opvroeg, meer bepaald het AREVA-document “Examen des cuves PWR – Doel 3 – VP 2016 van 6 december 2016 met referentienummer 33943. Bij mail van 24 februari 2017 meldt het FANC dat zij het volledige rapport niet kan bezorgen “omdat het onder de uitzonderingsclausules van de wet op de openbaarheid van bestuur valt”. Bij mail van 24 februari 2017 vraagt de verzoeker om de motivatie voor het feit dat het gevraagde document onder een uitzonderingsclausule valt. Bij mail van 28 februari 2017 meldt het FANC hem dat het rapport een confidentieel karakter kreeg waarom de contractor expliciet heeft verzocht waarbij deze zich beroept op “punt 7 van de wet tot milieu- informatie, nl. het vrijwaren van een economisch belang”. Bij mail van 7 maart 2017 dient de heer Eloi Glorieux een beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie, hierna Commissie genoemd. Bij mail van 8 maart 2017 vraagt de secretaris van de Commissie aan het FANC om de Commissie het betrokken document te bezorgen en haar eventueel een nadere verantwoording voor de weigering te bezorgen. Het secretariaat van de Commissie krijgt op 13 maart 2017 elektronische kopie van het gevraagde document. Het FANC vraagt een ruime week 3 tijd om bijkomende argumenten aan te voeren voor de weigering tot openbaarmaking. Bij mail van 27 maart 2017 herinnert de secretaris het FANC aan de afspraak om haar een bijkomende verantwoording voor een potentiële weigering te bezorgen. Bij mail van 28 maart 2017 meldt het FANC de Commissie dat door de betrokken dienst op 17 maart 2017 contact werd opgenomen met Engie Electrabel om te polsen of zij nog mogelijke argumenten hadden die het opgeworpen vertrouwelijk karakter van het rapport staven. Die had op vrijdag 24 maart 2017 aan het FANC moeten bezorgd zijn. Omdat dit niet gebeurd is heeft het FANC opnieuw contact opgenomen met Engie Electrabel die bevestigd heeft dat hun juridische dienst de reactie tegen uiterlijk het einde van de week zou klaar hebben. De secretaris van de Commissie wijst er in zijn mail van 28 maart 2017 op dat de beoordeling in welke mate de argumenten van Engie Electrabel valabel zijn door het FANC zelf dient te gebeuren, gezien het FANC en niet Engie Electrabel juridisch partij is bij deze zaak. Bij mail van 24 april 2017 meldt de secretaris van de Commissie het FANC dat hij nog steeds niets heeft ontvangen en wijst hij op de termijn waaraan de Commissie gebonden is. Bij mail van 25 april 2017 meldt het FANC de Commissie dat zijn antwoord de Commissie de volgende morgen om 10 uur zal bereiken. Bij mail van 28 april 2017 ontvangt de Commissie de reactie van het FANC waarin het zijn standpunt als volgt toelicht: Om te kunnen beslissen over een verzoek tot verspreiding van milieu-informatie waarvoor een uitzondering van toepassing is, moet de milieu-instantie, in casu het FANC, de belangen afwegen, het algemeen belang van de bekendmaking tegenover het belang van de vertrouwelijkheid. Een onderscheid moet daarbij gemaakt worden tussen uitzonderingsgronden die over de inhoud van de aanvraag gaan, zoals in casu, en uitzonderingsgronden die verband houden met de toestand waarin de milieu- informatie zich bevindt. Wat het FANC betreft moet de vraag van de heer Glorieux om inzage of afschrift, worden afgewezen. De grondslag voor deze beslissing kan worden gevonden in artikel 27, § 1, punten 7° en 8° van de wet van 5 augustus betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie (hierna verkort “WTMI”). 4 Op grond van artikel 27, § 1, 7° WTMI kan het FANC de openbaarmaking van de aan haar medegedeelde commerciële en industriële gegevens afwijzen als na afweging blijkt dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van het ondernemingsbelang. Een eerste element om vast te stellen of artikel 27, § 1, 7° WTMI van toepassing is, zal vaak de uitdrukkelijke mededeling zijn van de betrokken onderneming dat de door haar aan het FANC medegedeelde informatie vertrouwelijk van aard is; wat in casu het geval was. Uiteraard volstaat deze mededeling op zich niet om onder toepassing van voormelde bepaling te vallen en is een afweging door de betrokken milieu-instantie vereist. Deze afweging werd naar aanleiding van de vraag om toegang tot het rapport van de heer Glorieux wel degelijk uitgevoerd door het FANC. Bij de afweging ter zake werd door de betrokken diensten binnen het FANC geoordeeld dat deze gegevens (i) van belang zijn voor de betrokken onderneming en (ii) dat de openbaarmaking ervan van aard is de betrokken onderneming schade te berokkenen. Jammer genoeg blijkt deze overweging niet uit het antwoord die aan de heer Glorieux werd overgemaakt. Wanneer de bescherming van het ondernemingsbelang zwaarder doorweegt dan de openbaarmaking, kan de door het FANC als vertrouwelijk beschouwde milieu- informatie toch worden vrijgegeven indien de betrokken leverancier van de informatie, op eigen initiatief of na overleg, instemde met de openbaarmaking ervan. Om die reden werd naar aanleiding van uw vraag om meer toelichting door het FANC nogmaals contact opgenomen met ENGIE-Electrabel om te polsen of zij instemmen met de openbaarmaking van het door hun overgemaakte rapport. Van ENGIE-Electrabel werd het volgende antwoord op 31 maart 2017 bekomen: “Beste, Gevolg gevend aan uw vraag of het document RFI (DI-33943 rev. 3) met betrekking tot het onderzoek van de kuip van Doel 3-2016 en de verwante documenten (DI-33944 rev 0, DI-33945 rev 2 en DI-33946 rev 1) mag worden gepubliceerd door het FANC moeten wij u bevestigen dat Electrabel hiermee haar akkoord niet kan geven omdat zij rekening moet houden met het feit dat haar medecontractant INTERCONTROLE in dit verband een uitzondering op de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie inroept. Gelieve hieronder de tekst te willen vinden van het emailbericht dat wij in dit verband van INTERCONTROLE ontvingen INTERCONTROLE s’oppose à une publication pro active des documents DI- 33943 rev 3, DI-33944 rev 0, DI-33945 rev 2 et DI-33946 rev 1 par l’AFCN telle que prévue par l’article 14 de la loi du 5 août 2006 relative à l'accès du public à l'information en matière d'environnement. En effet, en accord avec l’article 27 §1 de ladite loi du 5 août 2006, INTERCONTROLE ne consent pas à la publicité des documents précités dès lors que ceux-ci comportent des informations confidentielles touchant notamment au secret industriel et commercial. INTERCONTROLE accorde un droit d’accès auxdits documents à toute personne qui en fera la demande, sous réserve de la protection du caractère confidentiel des informations commerciales et industrielles y figurant. Cette position est également celle de l’Autorité de Sûreté Nucléaire française en matière d’accès à l’information en matière d’environnement. Si toutefois, une publication sur le site internet de l’Autorité Fédérale de Contrôle Nucléaire s’inscrivait au titre des articles 14 et 28 de ladite loi, nous attirons votre attention sur le fait que les documents ne sont pas publiables 5 en l’état puisque contenant des informations couvertes par le secret en matière commerciale et industrielle telles que, sans que cette liste ne soit exhaustive, les traducteurs et leurs caractéristiques techniques, la liste du personnel INTERCONTROLE et leurs certifications, les fiches de non- conformités, … Dans ce cas et avant toute publication qui ne serait justifiée que par un intérêt public supérieur à la protection notamment du secret industriel et commercial et des autres intérêts protégés par la loi visés à l’article 27 de la loi du 5 août 2006, INTERCONTROLE devrait procéder à l’occultation de ces informations qui, en cas de divulgation, serait susceptible de causer un préjudice difficilement réparable à INTERCONTROLE et son client. Met vriendelijke groeten Dirk Martens” Zoals u zal kunnen opmaken uit dit antwoord, stemt de betrokken leverancier van de informatie nog steeds niet in met de openbaarmaking ervan. Daarnaast dient, zoals eerder gesteld, de openbaarmaking volgens het FANC ook geweigerd te worden op grond van artikel 27, § 1, 8° WTMI. Alhoewel het rapport aan het FANC werd overgemaakt op haar vraag, moet worden verduidelijkt dat deze vraag vanwege het FANC vrijblijvend was. Er was geen sprake van enige wettelijke of reglementaire verplichting om het kwestieuze rapport over te maken. Het FANC kon een beslissing ter zake nemen op grond van het verslag dat zij daaromtrent van BEL V had ontvangen. Bijkomend werd door ENGIE-Electrabel bij het overmaken van het rapport - zoals duidelijk blijkt uit de stukken die reeds aan de beroepscommissie werden overgemaakt - aangedrongen op het vertrouwelijk karakter ervan. Er is met andere woorden voldaan aan de cumulatieve voorwaarden om toepassing te kunnen maken van artikel 27, §1, 8° WTMI. Gelet op het voorgaande verzoekt het FANC de beroepscommissie om het beroep van de heer Glorieux tegen de weigering van zijn vraag om openbaarmaking ongegrond te willen verklaren. Mocht de beroepscommissie achten dat een gedeeltelijke openbaarmaking toch aan de orde is, en het ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond willen verklaren, dient haar aandacht te worden gevestigd op de inhoud van de stukken gehecht als bijlage bij het kwestieuze rapport en bepaalde informatie in het rapport zelf. Het betreft bijvoorbeeld de gegevens met betrekking tot de gebruikte inspectie-apparatuur (bv. transducers) en hun technische eigenschappen, de personeelslijsten, certificeringen van de betrokken personeelsleden, de non-conformiteitsfiches, etc. waarvan de aard bezwaarlijk van die strekking kan worden beschouwd dat het belang van de bekendmaking zou prevaleren op het belang van de vertrouwelijkheid van deze informatie; en waarvoor de weigering van de openbaarmaking zich volgens het FANC opdringt. 2. De ontvankelijkheid van het beroep De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu- informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in 6 artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 7 maart 2017 tegen een beslissing genomen op 24 februari 2017. Het beroep werd bijgevolg ingediend binnen de door de wet bepaalde termijn en is bijgevolg ontvankelijk. 3. De gegrondheid van het beroep De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet). 3.1 Het personeel toepassingsgebied Er wordt niet betwist dat het FANC moet worden beschouwd als een milieu-instantie in de zin van artikel 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006, zodat de Commissie het verder onnodig acht dit verder te onderzoeken en gegeven het feit dat zij al in vroegere uitspraken dit al uitdrukkelijk heeft vastgesteld. 3.2 Het materieel toepassingsgebied Evenmin betwist het FANC dat de gevraagde informatie als milieu- informatie in de zin van artikel 3, 4° van de wet van 5 augustus 2006 moet worden gekwalificeerd. 3.3 De mogelijkheid om uitzonderingsgronden in te roepen 3.3.1. Beoordeling van de ingeroepen uitzonderingsgrond in de beslissingen van het FANC 7 De Commissie stelt vast dat de door het FANC ingeroepen uitzonderingsgrond niet afdoende werd gemotiveerd. In de eerste plaats stelt ze vast dat een terzake doende motivering ontbreekt in de beslissing van 24 februari 2017. Er wordt gesteld dat het rapport valt onder de uitzonderingsclausules van de wet op de openbaarheid van bestuur. Niet enkel is nagelaten om de correcte juridische grondslag te vermelden, evenzeer wordt niet naar de correcte wet verwezen. Op grond van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen moet de motivering in de akte worden vermeld waar zich ook de beslissing bevindt. Het is pas in de mail van 28 februari 2017 dat als motivering wordt aangehaald: het confidentieel karakter waarom de contractor expliciet heeft verzocht en waarbij men zich beroept op “punt 7 bij deze Wet van Milieu-informatie” (lees: artikel 27, § 1, 7°, van de wet van 5 augustus 2006), nl. het vrijwaren van een economisch belang. Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat voor elke milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag tot openbaarmaking, de milieu- instantie nagaat of er uitzonderingen van toepassing zijn en de aanvraag afwijst als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van “het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarmaking instemt.” Niet enkel ontbreekt een correcte vermelding van de juridische overwegingen. Dit is ook het geval voor de feitelijke overwegingen, namelijk elementen die betrekking hebben op het document zelf, waaruit blijkt dat ze in aanmerking moeten worden genomen om te bepalen of de juridische overweging van toepassing is, en voor het afdoende karakter van de motivering. Zo is het niet vanzelfsprekend om bepaalde meetmethoden en apparaten geheim te houden als men valabele informatie wil presenteren. De betrouwbaarheid van de informatie zal immers afhangen van de gebruikte meetmethoden en apparaten die wetenschappelijk gevalideerd zijn. Die wetenschappelijke validatie vereist op zijn minst dat informatie over de gebruikte meetmethoden en apparaten openbaar is. Alhoewel het niet uitgesloten is om gebruik te maken van meetmethoden en apparaten waarvan het gebruik geheim wordt gehouden, toch doet dit 8 afbraak aan de waarde van de informatie die door middel ervan wordt verkregen. Er dient eerst te worden nagegaan of de openbaarmaking moet of kan worden geweigerd op grond van formele uitzonderingsgronden. De inroepbaarheid van formele uitzonderingsgronden leidt er immers toe dat de openbaarmaking van een document volledig is, waar de inroepbaarheid van inhoudelijke uitzonderingsgrond er in principe slechts toe leidt dat bepaalde informatie in een document van de openbaarmaking wordt uitgesloten. 3.3.2. Beoordeling door de Commissie De Commissie stelt vast dat de aangevoerde motivering de weigering niet kan verantwoorden. Aangezien de motivering van het FANC niet afdoende is, komt het de Commissie toe om na te gaan of eventuele uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen. Het gevraagde rapport is het door Engineering gevalideerde eindrapport van Intercontrole betreffende de inspecties en analyses van de reactorkuip van Doel 3. Het gegeven dat de contractor zich uitdrukkelijk heeft verzet tegen de openbaarmaking is op zich niet voldoende om artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 te kunnen inroepen. Het is in elk geval niet voldoende om alle aspecten van het rapport aan de openbaarmaking te onttrekken. Het rapport bevat volgende inhoud: 1. OBJET 2. DOCUMENTS DE REFERENCE 2.1. Référentiel Intercontrôle 2.2. Référentiel Electrabel 3. DOCUMENTS ASSOCIES 4. MESURE DE TEMPERATURE 5. FICHES DE NON-CONFORMITE 6. EXAMENS TELEVISUELS 6.1. Examen TV du revêtement du corps de cuve 6.2. Examen TV des supports de maintien radial 7. EXAMENS ULTRASONORES 7.1. Zone examinée – Acquisitions au format CIVACUVE 7.2. Résultats Virole Haute 7.2.1. Bilan des indications objet de la comparaison pour la virole de coeur haute 7.2.2. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y pour le traducteur MER – Indications de référence 7.2.3. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y pour le traducteur MER – Indications non répertoriées en VP 2014 7.2.4. Statistiques sur les écarts d’amplitude MER – Indications de référence 7.2.5. Statistiques sur les écarts d’amplitude MER – Indications non répertoriées VP-2014 7.2.6. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y 1L0 – Indications de référence VP-2014 9 7.2.7. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y 1L0 – Indications non répertoriées VP-2014 7.2.8. Statistiques sur les écarts d’amplitude 1L0 – Indications de référence VP-2014 7.2.9. Statistiques sur les écarts d’amplitude 1L0 – Indications non répertoriées VP-2014 7.2.10. Conclusion pour la comparaison des indications de la virole haute 7.3. Résultats Virole Basse 7.3.1. Bilan des indications objet de la comparaison pour la virole de coeur basse 7.3.2. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y pour le traducteur MER – Indications de référence 7.3.3. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y pour le traducteur MER – Indications non répertoriées en VP 2014 7 7.3.4. Statistiques sur les écarts d’amplitude MER – Indications de référence 7.3.5. Statistiques sur les écarts d’amplitude MER – Indications non répertoriées VP-2014 7.3.6. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y 1L0 – Indications de référence VP-2014 9 7.3.7. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y 1L0 – Indications non répertoriées VP-2014 7.3.8. Statistiques sur les écarts d’amplitude 1L0 – Indications de référence VP-2014 7.3.9. Statistiques sur les écarts d’amplitude 1L0 – Indications non répertoriées VP-2014 7.3.10. Statistiques sur les écarts de dimension X et Y 2L0 – Indications de référence VP-2014 7.3.11. Statistiques sur les écarts d’amplitude 2L0 – Indications de référence VP-2014 7.3.12. Conclusion pour la comparaison des indications de la virole basse 8. CONCLUSION Daarnaast zijn volgende bijlagen opgenomen: 9. Annexe 1 : Fiches de non-conformité 10. Annexe 2 : Rapport d’examen VT 11. Annexe 3 : Analyse particulière Virole Haute 12. Annexe 4 : Analyse particulière Virole Basse 13. Annexe 5 : Analyse particulière d’écart d’amplitude – Indications de référence VP-2014 14. Annexe 6 : Analyse particulière d’écart d’amplitude – Indication N°30060 15. Annexe 7: Fiches de modification d’interprétation 3.3.2.1. De inroepbaarheid van de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu- instantie de openbaarmaking van milieu-informatie moet weigeren wanneer zij oordeelt dat het publiek belang dat gediend is met de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarmaking instemt. Deze uitzonderingsgrond laat niet toe om alle commerciële en industriële informatie aan de openbaarmaking te onttrekken, maar enkel die informatie die wegens haar aard een vertrouwelijk karakter vertoont. Om deze uitzonderingsgrond in te roepen is het dus nodig dat wordt aangetoond dat alle of een gedeelte van de informatie die in het gevraagde document aanwezig is, dit vertrouwelijk karakter vertoont en dat dit voldoende wordt aangetoond. Het vertrouwelijk karakter kan onder meer worden afgeleid worden uit het feit dat de informatie een onderneming niet 10 verlaat tenzij ze hiertoe wettelijk verplicht is en de onderneming er alles aan doet om te verhinderen dat deze informatie op een of andere manier verspreid zou worden. Op zich volstaat het evenwel niet dat een onderneming wenst dat bepaalde informatie niet openbaar zou worden gemaakt opdat die informatie als vertrouwelijk kan worden beschouwd. De geheimhouding van informatie kan immers niet voortvloeien uit de wens om informatie niet openbaar maken, maar enkel in zover de openbaarmaking schade zou toebrengen aan een door de wet beschermd belang. Evenmin vloeit het vertrouwelijk karakter voort uit het feit dat bepaalde informatie betrekking heeft op de gebruikte inspectie- apparatuur (bv. transducers) en hun technische eigenschappen, de personeelslijsten, certificeringen van de betrokken personeelsleden, de non-conformiteitsfiches. Het is maar in de mate dat concreet wordt aangetoond dat dergelijke informatie een vertrouwelijk karakter heeft, d.w.z. dat wanneer deze gegevens openbaar worden gemaakt, zij tot gevolg zullen hebben dat de concurrentiepositie van een bedrijf wordt aangetast door de openbaarmaking, dat voldaan is aan de betrokken voorwaarde in de wet. Bovendien is het niet voldoende dat er een vertrouwelijke commerciële en industriële informatie in het spel is; er dient nog te worden afgewogen dat het belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder weegt. In elk geval kan niet worden ontkend dat er een algemeen belang gediend is met de openbaarmaking van informatie over de scheurtjes in het reactorvat van de kencentrale Doel 3. Het is pas als aan alle voorwaarden is voldaan, dat de betrokken uitzonderingsgrond kan worden ingeroepen en zelfs als dit het geval is kan nog tot de openbaarmaking worden besloten als diegene wiens belang wordt beschermd, toch zijn toestemming voor de openbaarmaking geeft. De toestemming speelt dan ook slechts een rol nadat is besloten dat de informatie onder het door de wet beschermde belang valt en nadat de belangenafweging niet tot openbaarmaking leidt. 3.3.2.2. De inroepbaarheid van de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu- instantie de openbaarmaking van milieu-informatie moet weigeren wanneer zij oordeelt dat het publiek belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder weegt wanneer de aanvraag betrekking 11 heeft op een advies of een mening die een derde vrijwillig en vertrouwelijk aan een milieu-instantie heeft meegedeeld en waarvan hij uitdrukkelijk heeft gevraagd het als vertrouwelijk te behandelen tenzij hij met de openbaarmaking instemt. Alhoewel het rapport aan het FANC werd overgemaakt op haar vraag, heeft het FANC – ondanks een eerder ingenomen standpunt - verduidelijkt dat de vraag vanwege het FANC tot mededeling van het rapport vrijblijvend was. Er was geen sprake van enige wettelijke of reglementaire verplichting om het kwestieuze rapport over te maken. Het FANC kon een beslissing ter zake nemen op grond van het verslag dat het daarover van BEL V had ontvangen. De Commissie wenst echter in dit verband op te merken dat het niet voldoende is om te stellen dat het FANC de beslissing kon nemen zonder over dat rapport te beschikken. Het moet vaststaan dat dat er geen juridische algemene informatieverplichting of mededelingsplicht bestaat op grond waarvan op een vraag van het FANC moet worden ingegaan als het oordeelt dat het daartoe behoefte heeft. De Commissie wijst er voorts op dat deze uitzonderingsgrond niet alle informatie beschermt, maar enkel adviezen en meningen die vrijwillig aan een milieu-instantie zijn meegedeeld. Dit betekent dat feitelijke informatie waaronder resultaten van testen ook al komt daarbij interpretatie kijken, niet onder deze uitzonderingsgrond vallen. De Commissie stelt vast dat het rapport geen meningen of opinies bevat onder deze uitzonderingsgrond kunnen worden gebracht. Aangezien het gaat om cumulatieve voorwaarden en aan één van de voorwaarden niet is voldaan, moet niet langer worden nagegaan of andere vereisten al dan niet vervuld zijn. De Commissie is van mening dat de uitzonderingsgrond in artikel 27, § 1, 8° dan ook niet kan worden ingeroepen. 4. Besluit De Commissie oordeelt dat het gevraagde document als milieu- informatie moet worden beschouwd in het bezit van een milieu-instantie en dat er onvoldoende argumenten kunnen worden aangevoerd en in concreto gemotiveerd om de toegang tot het gevraagde rapport te weigeren. Bovendien is er een zwaarwegend openbaar belang gediend met de openbaarmaking van dit rapport, zodat het publiek zowel de 12 gebruikte methoden als de evolutie van de toestand van de stabiliteit van het reactorvat mede kan beoordelen. De Commissie ziet dan ook geen reden om de openbaarmaking van de gevraagde informatie te weigeren. Brussel, 8 mei 2017. De Commissie was als volgt samengesteld: Jeroen Van Nieuwenhove, voorzitter Frankie Schram, secretaris en lid Hrisanti Prasman, lid Brecht Vercruysse, lid F. SCHRAM J. VAN NIEUWENHOVE secretaris voorzitter
transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2017-07/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1