transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2014-23:start
Table des matières
Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions
Beslissing FBC 23
Over de weigering om toegang te geven tot vragen gesteld door het FANC aan NIRAS over het cAt-project in Dessel
Date: 9/10/2014
- Copie locale: beslissing-fbc-2014-23.pdf
Transposition
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 9 oktober 2014 BESLISSING nr. 2014-23 over de weigering om toegang te geven tot vragen gesteld door het FANC aan NIRAS over het cAt-project in Dessel (FBC/2014/16) MEEUSSEN/FANC 2 1. Een overzicht 1.1 Bij mail van 8 augustus 2014 vraagt de heer Christoph Meeussen aan het FANC om een kopie van de 270-tal vragen die het FANC heeft gesteld aan NIRAS over het cAt-project in Dessel. 1.2 Bij mail van 5 september 2014 antwoordt de woordvoerdster van het FANC het volgende: “De opgevraagde informatie kader binnen een besluitvormingsprocedure die tot op heden onvoltooid is en waarvan de openbaarmaking aanleiding zou kunnen geven tot misvatting. Bovendien heeft de gevraagde informatie betrekking op de bescherming van de openbare veiligheid, daarin begrepen de bescherming van milieu, publiek en werknemers tegen gevaren van ioniserende straling. Daarom moeten wij uw aanvraag voorlopig helaas afwijzen op grond van de artikelen 27, § 1, 2° juncto artikel 32 van de Wet toegang tot Milieu- informatie.” 1.3 Omdat hij van oordeel is dat deze brief niet tegemoet komt aan zijn vraag dient de heer Meeussen bij mail van 8 september 2014 een beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu- informatie, hierna Commissie genoemd. 1.4 Bij mail van 8 september 2014 verzoekt het secretariaat van de Commissie dat het FANC deze vragen aan de Commissie zou verstrekken eventueel samen met een nota waarin het standpunt van het FANC verder wordt toegelicht. 1.5 Bij mail van 19 september 2014 bezorgd het FANC aan de Commissie de betrokken documenten (18 documenten) en een toelichtende nota. In deze nota luidt de verantwoording voor de weigering als volgt: 1. De voorliggende vraag tot openbaarmaking van de milieu-informatie heeft betrekking op een reeks van specifieke vragen die door het FANC aan NIRAS werd gesteld naar aanleiding van de administratieve aanvraagprocedure die op 31 januari 2013 door NIRAS werd ingeleid voor het verkrijgen van een vergunning voor een oppervlaktebergingsinrichting voor afval van laag – en middelactief kortlevend afval (“categorie A”) te Dessel. De aanvraag werd ingediend overeenkomstig artikel 6 van het Koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van 3 de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (“ARBIS”). Het beoogde project heeft tot doel een oplossing te bieden voor het beheer op lange termijn van het Belgische categorie A-afval. Het FANC behandelt de aanvraag conform haar wettelijke verplichtingen en wordt daarin bijgestaan door haar technische filiaal Bel V. In het kader van de lopende administratieve vergunningsprocedure zal een openbaar onderzoek worden georganiseerd, waarbij het publiek zal kunnen kennisnemen van de relevante milieu-informatie en desgevallend opmerkingen zal kunnen formuleren, conform artikel 6.4 van de vergunningsprocedure beschreven in artikel 6 van het ARBIS. 2. Het FANC wenst er daarnaast ook op te wijzen dat de gevraagde milieu-informatie kadert binnen een aan de gang zijnde aanvraagprocedure die moet leiden tot een definitief advies van de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Straling aangaande het al dan niet toekennen van de vergunning. Bovendien gaat het om veelal technische informatie, waarvan de openbaarmaking aanleiding kan geven tot misvatting. Het FANC beroept zich dan ook op artikel 31, § 1 van de Wet inzake de toegang tot milieu-informatie om de vraag tot openbaarmaking af te wijzen, overeenkomstig hetwelk een aanvraag kan worden afgewezen wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu- informatie die onvoltooid is of die niet af is en waarvan de openbaarmaking aanleiding kan geven tot misvatting. De parlementaire voorbereiding bij voormelde bepaling luidt als volgt: “§ 4. De richtlijn maakt het mogelijk de aanvraag af te wijzen wanneer die betrekking heeft op milieu-informatie die onvoltooid is of waar nog aan gewerkt wordt. De wet neemt deze bepaling over, waarbij de afwijzingsmogelijkheden worden beperkt, aangezien zij een noodzakelijke cumulatieve voorwaarde invoert om de afwijzing mogelijk te maken, namelijk dat afwijzing enkel mogelijk is indien de verspreiding voor de aanvrager tot misvatting zou kunnen leiden.” Vermits het ookin casu aldus gaat om informatie die onvoltooid is en waar nog aan wordt gewerkt, en de informatie in de huidige omstandigheden aanleiding kan geven tot misvatting, wordt de openbaarmaking door het FANC dan ook geweigerd. Naar onze mening weegt het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking niet op tegen de redenen tot weigering van de openbaarmaking. Immers zal het publiek, zoals reeds gesteld, te gepasten tijde de mogelijkheid krijgen om zich over het aanvraagdossier en de voor 4 het publiek relevante elementen van de vergunningsaanvraag cAt uit te spreken. Het FANC is bereid mondeling nadere toelichting te geven als de Commissie dit wenst. 1.6 Naar aanleiding van een telefonisch contact tussen de Commissie en het FANC, zegt het FANC toe om verder te onderzoeken of er inhoudelijke redenen voorhanden zijn om de inhoud van de gevraagde documenten niet openbaar te maken. 1.7. Tijdens haar zitting van 6 oktober 2014 behandelt de Commissie voor het eerst het beroep en meent dat gevraagde informatie als afgewerkt moet worden beschouwd en verwerpt ze de ingeroepen gronden omdat ze hetzij niet geldig zijn ofwel omdat ze onvoldoende in concreto zijn gemotiveerd en verzoekt om nadere informatie. 1.8. Bij mail van 6 oktober 2014 laat mevrouw Scheerlinck namens het FANC aan de Commissie weten dat het na intern beraad en afweging van de verschillende in het geding zijnde belangen de kwestieuze vragen aan de heer Christoph Meeussen heeft overgemaakt. Ze heeft daartoe de 270 vragen aan het NIRAS i.v.m. het cAt-project op de website gepubliceerd. Verder ligt het FANC het volgende toe: “Nog even een woordje uitleg: onze initiële weigering om de 270 vragen vrij te geven had niets te maken met de inhoud van deze documenten (die, zoals je ziet, erg technisch is), maar wel met het statuut ervan. Aangezien deze vragen het voorwerp uitmaken van een voortdurende dialoog met NIRAS, kan de informatie die erin vervat zit niet als voltooid beschouwd worden. Verder is het ook de moeite waard om te vermelden dat er in de toekomst nog een openbaar onderzoek georganiseerd zal worden rond het cAt-project. Ik was dit vergeten te vermelden in mijn vorige e-mail, maar het is dus zo dat het publiek (incl. journalisten) in een later stadium sowieso nog inzage zal krijgen in de projectplannen.” 1.9. Bij mail van 6 oktober 2014 vraagt het secretariaat de heer Meeussen of hiermee voldaan werd aan zijn beroep. 1.10. Bij mail van 6 oktober 2014 bevestigt de heer Meeussen dat hij in het bezit is gesteld van de gevraagde documenten. 5 2. De ontvankelijkheid van het beroep De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingesteld op 8 september 2014 tegen een beslissing van 5 september 2014 en werd bijgevolg binnen de wettelijke termijn ingesteld. 3. De ontvankelijkheid van het beroep 3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2005 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie Om na te gaan of de wet van 5 augustus 2006 van toepassing is, gaat de Commissie na of het FANC een milieu-instantie is in de zin van deze wet en of de gevraagde informatie kan beschouwd worden als milieu- informatie. 3.1.1 Het personeel toepassingsgebied De wet van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet). Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet; 6 b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot leefmilieu; c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent. Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in een administratieve functie.” Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (F.A.N.C.) werd opgericht door artikel 2 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Het Agentschap voldoet bijgevolg aan het oprichtingscriterium zoals vermeld in artikel 3, 1° van de wet van 5 augustus 2006 en is een instelling waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid. Er kan dan ook geen twijfel over bestaan dat het FANC onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. 3.1.2 Het materieel toepassingsgebied De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu- informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4° van deze wet omschreven als: “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende: a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer, de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de interactie tussen deze elementen; b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de 7 levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten; e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen; f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te voorkomen, in te perken of te compenseren; g) kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten; h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”. De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip geen enge invulling mag worden gegeven. Aangezien het F.A.N.C. zelf aanvoert dat de gevraagde informatie betrekking op de bescherming van de openbare veiligheid, daarin begrepen de bescherming van milieu, publiek en werknemers tegen gevaren van ioniserende straling, dient er geen twijfel over te bestaan dat 8 de gevraagde informatie als milieu-informatie in de zin van de wet van 5 augustus 2006 moet worden beschouwd. Ook kan niet worden gesteld dat de vragen niet als milieu-informatie kunnen worden beschouwd, maar dat dit enkel het geval zou zijn voor de antwoorden op die vragen. Het detailniveau van de vragen houdt immers een gemotiveerde beoordeling in van de informatie die opgenomen is in de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel, waarbij leemten in de informatie worden gedetecteerd. Dat het gaat om milieu-informatie blijkt trouwens heel duidelijk uit de beschrijving van de inhoud van de documenten: Document 2013-11-05-JME-5-4-6-NL: bevat een oplijsting van een reeks bijkomende specifieke vragen rond de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2013-12-17-CAD-5-4-3-FR bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 15 “Conformiteitscriteria voor bergingscolli” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-01-20-CAD-5-4-1-NL bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 7 “Ontwerp en constructie van de bergingscolli” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-01-20-KM-5-4-1-NL bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 6 “Afval” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-01-21-BG-5-4-1-NL bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 11 “Maatregelen na sluiting (controlefase)” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-04-02-IW-5-4-2-NL bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 4 “Karakteristieken van de site en haar omgeving” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend 9 in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-03-18-CAD-5-4-4-NL bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 8 “Ontwerp en constructie van de berging” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-04-01-CAD-5-4-7-NL bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 5 “Kennis van de fenomenologie van de kunstmatige barrières in hun omgeving” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-04-02-JME-5-4-4-NL bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 2 “Veiligheidsbeleid, -strategie en -concept” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document R-SER-13-047-0-n bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 12 “Stralingsbescherming” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document R-SER-14-003-0-n bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstukken 3 “Beheersysteem”, 9 “Uitbating” en 17 “Technische specificaties” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document R-SER-14-004-0-n bevat vragen van FANC en Bel V over hoofdstuk 13 “Veiligheidsevaluatie – operationele veiligheid” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document R-SER-14-009-0-n bevat vragen van FANC en Bel V aangaande het deel over het FEP management en de AES ontwikkeling van hoofdstuk 14 “Veiligheidsevaluatie - langetermijnveiligheid” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. 10 Document 2014-01-30-JME-5-4-2-NL bevat vragen van FANC en Bel V aangaande het deel lange termijnveiligheidsevaluatiemethodologie van hoofdstuk 14 “Veiligheidsevaluatie - langetermijnveiligheid” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-04-08-IW-5-4-3-NL bevat vragen van FANC en Bel V aangaande de biosfeermodellen die gebruikt worden in hoofdstuk 14 “Veiligheidsevaluatie - langetermijnveiligheid” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-04-03-BG-5-4-2-NL bevat vragen van FANC en Bel V aangaande de scenario’s van menselijke intrusie en de penaliserende scenario’s in hoofdstuk 14 “Veiligheidsevaluatie - langetermijnveiligheid” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 2014-04-08-IW-5-4-4-NL bevat vragen van FANC en Bel V aangaande de hydrogeologische modellen die gebruikt worden in hoofdstuk 14 “Veiligheidsevaluatie - langetermijnveiligheid” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Document 204-0192 bevat vragen van Bel V aangaande de installatiemodellen EES en RS in hoofdstuk 14 “Veiligheidsevaluatie - langetermijnveiligheid” van het voorlopig veiligheidsrapport door NIRAS op 31/01/2013 ingediend in het kader van de vergunningsaanvraag voor een oppervlaktebergingsinrichting voor categorie A afval in Dessel. Volgens de Commissie bevatten de gevraagde documenten onmiskenbaar informatie die betrekking hebben op de verschillende aspecten die in de definitie van het begrip milieu-informatie in de zin van artikel 3, 4° van de wet van 5 augustus 2006 zijn opgenomen. 11 3.2 De mogelijkheid om milieu-informatie aan de openbaarmaking te onttrekken In haar vergadering van 6 oktober 2014 stelt de Commissie vast dat het FANC oordeelde dat zij de toegang tot de gevraagde informatie moest weigeren op grond van twee uitzonderingsgronden in de wet van 5 augustus 2006, meer bepaald artikel 32 en artikel 27, § 1, 2°. Daarnaast verwees het FANC ook op het bestaan van een specifieke procedure in artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 juli houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, dat voorziet in een openbaar onderzoek. De Commissie beoordeelt deze argument als volgt: 3.2.1 De uitzonderingsgrond in artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 Hoewel het F.A.N.C. niet precies aangeeft welke bepaling van artikel 32 van de wet van 5 augustus 2006 zij meent te kunnen inroepen, blijkt uit de korte toelichting dat in casu artikel 32, § 1 bedoeld is. Deze bepaling luidt als volgt: “De milieu-instantie kan een aanvraag afwijzen wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie die onvoltooid is of die niet af is en waarvan de openbaarmaking aanleiding kan geven tot misvatting. In elk afzonderlijk geval dient het algemeen belang dat is gediend met openbaarmaking te worden afgewogen tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te maken.” Uit de formulering van de uitzonderingsgrond blijkt dat het niet relevant is of het besluitvormingsproces al dan niet voltooid is, maar dat enkel van belang is dat het document waarin de informatie is opgenomen voltooid is. Doordat het F.A.N.C. de vragen heeft gesteld aan het NIRAS en deze vragen bijgevolg binnen het F.A.N.C. op dat moment in de tijd als voltooid moeten worden beschouwd, kan deze uitzonderingsgrond bijgevolg niet worden ingeroepen. De Commissie dient dan ook niet te onderzoeken of de andere voorwaarden die artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 stelt vervuld zijn. De voorwaarden moet immers cumulatief vervuld zijn en het niet vervuld zijn van één van de voorwaarden sluit de toepassing van de uitzonderingsgrond uit. 12 3.2.2 De uitzonderingsgrond in artikel 27, § 1, 2° van de wet van 5 augustus 2006 Volgens artikel 27, § 1, 2° van de wet van 5 augustus 2006 dient de milieu-instantie die de aanvraag ontvangst voor elke milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag tot openbaarmaking na te gaan of er uitzonderingen van toepassing zijn. Ze wijst de aanvraag af als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, hierin inbegrepen de fysieke beveiliging van radioactieve stoffen, of de verdediging van het land. Deze uitzonderingsgrond kan slechts worden ingeroepen wanneer in concreto en op pertinente wijze het bestaan van de belangen wordt vastgesteld en de openbaarmaking van de gevraagde informatie inderdaad de bescherming van de openbare veiligheid, hierin inbegrepen de fysieke beveiliging van radioactieve stoffen in het gedrang brengt. Dit is evenwel niet voldoende om de openbaarmaking af te wijzen. Er dient bovendien nog te worden vastgesteld dat de openbaarmaking van deze informatie niet zwaar weegt dan het beschermde belang. De Commissie stelt vast dat elke concrete motivering op dit vlak afwezig is in de beslissing van het F.A.N.C. 3.2.3 Het bestaan van een openbaar onderzoek De Commissie wenst te wijzen op artikel 5 van de wet van 5 augustus 2006 op grond waarvan deze wet van toepassing blijft op milieu- informatie waarvoor specifieke regels van toegang tot informatie bestaan. In elk geval kan los daarvan door middel van een koninklijk besluit geen afbreuk worden gedaan aan een bij wet bepaald en door de grondwet gegarandeerd recht. Bovendien hebben de openbaarheid van bestuur en het openbaar onderzoek een heel andere finaliteit. Waar het recht van toegang tot milieu-informatie iedereen toekomt en in de eerste plaats het verwerven van kennis beoogt, beoogt een openbaar onderzoek een recht op inspraak te garanderen, waaraan binnen een beperkte termijn een recht op informatie is verbonden. Beide rechten op informatie staan los van elkaar en worden via een verschillende procedure uitgeoefend. De mogelijkheid dat burgers een recht op informatie krijgen in het kader van het openbaar onderzoek verhindert dan ook niet dat zij gebruik kunnen maken van de wet van 5 augustus 2006. 13 3.3 Besluit Aangezien de informatie-uitwisseling tussen het FANC en de Commissie al duidelijk maakte dat de tot dan toe door het FANC ingeroepen uitzonderingsgronden niet konden aanvaard, kwam het FANC tot de conclusie dat zij de gevraagde informatie openbaar kon maken. De Commissie komt dan ook tot de vaststelling dat het beroep hierdoor zonder voorwerp is geworden. De Commissie stelt met genoegen vast dat het FANC de gevraagde informatie ook actief heeft opgemaakt op haar website gezien het maatschappelijke belang dat dit dossier heeft. Brussel, 9 oktober 2014 De Commissie was als volgt samengesteld: Martine Baguet, voorzitster Frankie Schram, secretaris en lid Marie De Lombaert, plaatsvervangend lid F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster
transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2014-23/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1