Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2014-19:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 19

Over de weigering om toegang de milieu-informatie met betrekking tot baggerwerken

Transposition

Federale Beroepscommissie voor de
  toegang tot milieu-informatie




                    6 oktober 2014




             BESLISSING nr. 2014-19

over de weigering om toegang de milieu-informatie met
             betrekking tot baggerwerken

                    (FBC/2014/12)

  GREENPEACE/ NATIONALE DELCREDEREDIENST (2)
                                                                        2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 15 juli 2014 vraagt de heer Jan Cappelle aan Greenpeace
een kopie van volgende documenten:
- een document waarin de milieu-argumenten, -bezorgdheden en –
voorwaarden worden geformuleerd door de milieu-experten (intern als
extern) en door het management van Delcredere met betrekking tot de
aanvraag van DEME voor een project te Sabetta, Rusland;
- de beslissing van de Raad van bestuur van Delcredere met betrekking
tot de milieu-elementen in de aanvraag van DEME voor haar activiteiten
te Sabetta, in geval er al een beslissing zou genomen zijn;
- de milieu-elementen met betrekking tot dit dossier zoals opgenomen in
de verslagen van de vergaderingen van de Raad van Bestuur van
Delcredere in geval er al een bespreking zou hebben plaats gevonden;
- de milieu-elementen in de polisaanvraag van DEME met betrekking tot
het project in Sabetta;
- de milieu-elementen in de afgegeven polis met betrekking tot het
project in Sabetta, als deze reeds werd afgegeven;
- het milieubeheersplan dat DEME ter beschikking stelt aan Delcredere
voor het Sabettaproject;
- de ECOREM analyses die Delcredere sedert juni 2014 heeft ontvangen
met betrekking tot het Sabettaproject;
- alle communicatie (brief en mail) tussen personeelsleden, inclusief het
management van de Delcredere – in hun functie als personeelslid van
Delcredere – in verband met de milieu-effecten van het Sabettaproject,
de ECOREM analyses die Delcredere sedert juni 2014 heeft ontvangen
met betrekking tot dit project, en met betrekking tot de berichten in de
media over dit project in de periode 1 juni 2014 – 15 juli 2014;
- alle communicatie (brief en mail) tussen Delcredere en ECOREM in
verband met ontvangen analyses van Greenpeace sedert juni 2014 met
betrekking tot het Sabettaproject.

1.2 Bij brief van 13 augustus 2014 weigert Delcredere toegang te
verlenen op grond van drie argumenten.

1.2.1 De niet toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006

Zowel uit de parlementaire voorbereiding bij de milieu-informatiewet
als uit art. 2 van de richtlijn 2003/4/EG die met de milieu-informatiewet
werd omgezet, blijkt duidelijk dat om als milieu-instantie te kunnen
                                                                         3

worden      beschouwd      de     betrokken    rechtspersoon    inherent
'administratieve of openbare bestuursfuncties' moet uitoefenen. Hierbij is
het duidelijk dat bij het afleveren van de verzekeringsdekkingen,
Delcredere geen "administratieve functie" of "openbare bestuursfunctie"
vervult. Delcredere is in het kader hiervan immers niet bevoegd
beslissingen te nemen die derden binden en maakt daarenboven enkel
gebruik van commerciële/privaatrechtelijke contractuele procedés. Het
afsluiten van een verzekeringsovereenkomst met premie is verder een
objectieve daad van koophandel en ook om die reden geen
administratieve of bestuursfunctie. Dat geen sprake is van een
"bestuursfunctie" wordt verder bevestigd, doordat Delcredere zijn
activiteiten uitoefent in concurrentie met andere kredietverzekeraars,
zowel verzekeraars die van oorsprong door hun overheid zijn opgericht
als verzekeraars van private origine.
Ook uit artikel 1, §2 van de wet op de Nationale Delcrederedienst van 31
augustus 1939 (hierna genoemd "Wet van 1939") volgt onomstotelijk dat
de missie van Delcredere van commerciële aard is: "De Dienst heeft tot
doel de internationale economische betrekkingen te bevorderen,
hoofdzakelijk door de acceptatie van risico's op het gebied van uitvoer,
invoer en investeringen in het buitenland".

Deze commerciële aard wordt bovendien bevestigd door het feit dat
Delcredere een adequate premie moet vragen voor de gedekte risico's.
Artikel 4 bepaalt namelijk dat "De waarborg wordt slechts door de Dienst
verleend mits betaling van premiën vastgesteld volgens de aard, de
gewichtigheid en de duur van het gedekte risico". Dergelijke bepaling is
vervat in verschillende reglementen en internationale akkoorden (in het
bijzonder (i) punt 32 van de bijlage bij Richtlijn 98/29/EG van de Raad
van 7 mei 1998 betreffende de harmonisatie van de voornaamste
bepalingen inzake de exportkredietverzekering op middellange en lange
termijn, (ii) punt (j) van bijlage I bij de Agreement on Subsidies and
Countervailing Measures van de Wereldhandelsorganisatie en (iii) artikel
23 van de regelingen inzake exportkrediet onder de OESO). Delcredere
valt bijgevolg buiten het toepassingsgebied ratione personae van de
milieuinformatiewet dit in afwezigheid van enige administratieve of
openbare bestuursfunctie bij het uitoefenen van voorliggende
activiteiten.
                                                                        4

1.2.2 Uitzonderingsgronden

Delcredere verwijst naar al de voorgaande correspondentie waarin zij de
toepasselijke uitzonderingsgronden reeds uitvoerig heeft toegelicht.

1.2.3 Lopende procedures

Gelet op de lopende procedures m.b.t. beslissing FBC/2014/1 van de
Federale Beroepscommissie bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te
Brussel en de Raad van State, zou niet enkel afbreuk worden gedaan aan
het standpunt van Delcredere in beide procedures, maar zou ook vooruit
worden gelopen op het vonnis en arrest. Het is aangewezen om de
rechterlijke macht eerst haar taak te laten uitvoeren waarna in het licht
van de vonnissen en arresten kan worden bekeken welk gevolg
Delcredere aan de aanvragen kan geven.

1.3 Omdat hij van oordeel is dat deze brief niet tegemoet komt aan zijn
vraag dient de heer Meeussen bij mail van 26 augustus 2014 een beroep
in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie, hierna Commissie genoemd.

1.3 Omdat Greenpeace het niet eens is met dit standpunt, dient de heer
Cappelle, namens Greenpeace bij mail van 25 augustus 2014 een beroep
in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie, hierna Commissie genoemd.

1.4 Bij mail van 26 augustus 2014 vraagt het secretariaat van de
Commissie de betrokken documenten op bij Delcredere en vraagt om
eventueel nadere toelichting.

1.5 Bij mail van 3 september 2014 bevestigt Delcredere de ontvangst van
het verzoek van de Commissie en stelt voor om de Commissie te
ontmoeten zodat inzage kan worden verleend tot enkele documenten die
Delcredere in zijn bezit heeft.

1.5 Bij mail van 5 september 2014 wordt in een ontmoeting voorzien op
maandag 6 oktober 2014 om 10 u.

1.6. De Commissie is op 6 oktober 2014 bij Delcredere ter plaatse geweest
en heeft de bestaande documenten kunnen inzien, met uitzondering van
                                                                          5

de polis. De Raad van Bestuur van Delcredere heeft uitdrukkelijk beslist
dat deze informatie niet aan de Commissie mocht worden bezorgd. Wel
heeft de Commissie inzage gehad in een standaardpolis.

   2. De ontvankelijkheid van het beroep

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is.

Artikel 35 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager
beroep kan instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang
tot milieu-informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie
bedoeld in artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen
de beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen.

Het beroep werd ingediend op 26 augustus 2014 tegen een beslissing van
13 augustus 2014. Het beroep werd bijgevolg tijdig ingesteld.

   3. De inname van een standpunt over het verzoek om geen
      beslissing in te nemen over dit beroep

Vooreerst wil de Commissie nog ingaan op het argument van de lopende
procedures. Artikel 38, § 2 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat als
de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie
oordeelt dat de gevraagde informatie moeilijk tijdig te verzamelen is, of
als de toetsing van de aanvraag tot openbaarmaking aan de
uitzonderingsgronden, bedoeld in artikelen 27 tot 32 moeilijk tijdig uit te
voeren is, ze binnen de termijn vermeld in § 1 aan de indiener van het
beroep meedeelt dat de mededelingstermijn van de beslissing tot
vijfenveertig kalenderdagen wordt verlengd. De verlengingsbeslissing
vermeldt de reden of de redenen van het uitstel. Hoewel de wetgever
geen sanctie heeft opgelegd tegen het niet naleven van de opgelegde
termijn, blijkt uit het feit dat de wetgever heeft voorzien in een
eenmalige verlengingsperiode, dat het niet de bedoeling was dat de
beslissing langdurig zou worden uitgesteld.
                                                                       6

Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de federale
wetgever tot doelstelling had met de oprichting van de Federale
Beroepscommissie uitvoering te geven aan artikel 6.1 van richtlijn
2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003
inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot
intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad waarover onder meer
is gesteld dat het moet gaan om een snelle procedure waaraan weinig of
geen kosten verbonden zijn. In de memorie van toelichting werd echter
verkeerdelijk verwezen naar de omzetting van artikel 6.2 van deze
richtlijn.

In elk geval is de Commissie ertoe gehouden om een beslissing te nemen
binnen een redelijke termijn en gezien haar hoedanigheid van een
specifiek administratief beroepsorgaan kan die periode zeker niet de
omvang aannemen van de periode, waarbinnen de Raad van State en de
rechtbank van eerste aanleg uitspraak dienen te doen over een bij hem
ingediend annulatieberoep of vraag om uitvoering te geven aan een
administratieve beslissing.

Trouwens, er kan niet worden vooruitgelopen op de middelen die de
partijen in het beroep bij de Raad van State en bij de rechtbank van
eerste aanleg hebben ingeroepen, en waarop het te wijzen arrest/vonnis
zal worden gebaseerd.

Ten slotte heeft het beroep ingediend bij de Raad van State geen enkele
opschortende werking. Dit is ook het geval voor wat betreft de procedure
ingeleid bij de rechtbank van eerste aanleg. Dit is a fortiori het geval
wanneer het voorwerp van dit beroep bij de Raad van State en van de
ingespannen rechtszaak bij de rechtbank van eerste aanleg vreemd is aan
datgene waarover de Commissie zich dient uit te spreken.

Als conclusie kan worden gesteld dat de beide zaken die op dit ogenblik
hangende zijn, de ene voor de Raad van State, de andere voor de
rechtbank van eerste aanleg, in de huidige stand van kennis van de
Commissie, niet beschouwd kunnen worden als nauw met elkaar
verbonden zowel wat betreft hun voorwerp en/of wat betreft de
middelen die ze ondersteunen, zodat zou moeten gewacht worden op het
resultaat van hun behandeling vooraleer een besluit zou kunnen worden
genomen over de vraag die hier onderzocht wordt.
                                                                          7

   4. De gegrondheid van het beroep

   4.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt, omdat dit
uitdrukkelijk door de Nationale Delcrederedienst wordt betwist.


4.1.1 Het personeel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

De wet van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties
bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking
worden geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties
vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van
de wet van 5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken
(artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”

De Nationale Delcrederedienst is een openbare instelling met
rechtspersoonlijkheid opgericht door de wet van 31 augustus 1939 op de
Nationale Delcrederedienst (BS 4 oktober 1939) en valt bijgevolg onder
3, 1°, a van de wet van 5 augustus 2006. Het loutere feit dat het gaat om
een rechtspersoon die bij wet is opgericht, is de enige voorwaarde op
grond waarvan een rechtspersoon onder de wet wordt gebracht. Het is
                                                                                8

niet relevant of een rechtspersoon al dan niet openbare bestuursfuncties
vervult. Dit is enkel het geval voor zover een natuurlijke of
rechtspersoon via artikel 3, 1°, b) en c) onder het begrip milieu-instantie
kan worden gebracht.

3.1.2 Het materieel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

     “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële vorm ook,
     waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
     a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer, de lucht,
     de bodem, het land, het water, het landschap, de natuurgebieden, met
     inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, de biologische
     diversiteit en haar componenten met inbegrip van de genetisch
     gemodificeerde organismen en de interactie tussen deze elementen;
     b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met
     inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
     levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of kunnen
     worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of,
     via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of
     door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e);
     c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken,
     voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a)
     bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van
     de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
     zoals bedoeld onder e) ;
     d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip
     van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen in het milieu
     van stoffen die de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld
     onder a) of de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
     zoals bedoeld onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
     e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen hebben
     op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
     f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand van
     elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de toestand van de
     gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) of de
     waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken zoals bedoeld onder c) in
     stand te houden, te beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk
     erop te voorkomen, in te perken of te compenseren;
                                                                          9

     g) kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen
     die worden gebruikt in het kader van de onder e) en f) bedoelde
     maatregelen en activiteiten;
     h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

Niettemin valt informatie slechts onder het toepassingsgebied van de wet
voor zover zij bestaat en gematerialiseerd is. Wat betreft de volgende
documenten:
- de ECOREM analyses die Delcredere sedert juni 2014 heeft ontvangen
met betrekking tot het Sabettaproject;
- alle communicatie (brief en mail) tussen personeelsleden, inclusief het
management van de Delcredere – in hun functie als personeelslid van
Delcredere – in verband met de milieu-effecten van het Sabettaproject,
de ECOREM analyses die Delcredere sedert juni 2014 heeft ontvangen
met betrekking tot dit project, en met betrekking tot de berichten in de
media over dit project in de periode 1 juni 2014 – 15 juli 2014;
- alle communicatie (brief en mail) tussen Delcredere en ECOREM in
verband met ontvangen analyses van Greenpeace sedert juni 2014 met
betrekking tot het Sabettaproject,

heeft de Commissie na een onderzoek ter plaatse vastgesteld dat ze niet
bestaan

Het milieubeheersplan dat DEME ter beschikking heeft gesteld aan
Delcredere voor het Sabettaproject is niet langer meer in het bezit van
Delcredere en valt dus niet langer onder het toepassingsgebied van de
wet van 5 augustus 2006.

De Commissie stelt vast dat de Raad van Bestuur van Delcredere, met
betrekking tot de milieu-elementen in de aanvraag van DEME voor haar
activiteiten te Sabetta, een beslissing heeft genomen; er dient dus niet te
worden ingegaan op de vraag naar de milieu-elementen met betrekking
tot dit dossier in geval er al een bespreking zou hebben plaats gevonden
aangezien deze geen andere milieu-informatie oplevert.
                                                                       10

Verder heeft de Commissie vernomen dat de polisaanvraag van DEME
met betrekking tot het project in Sabetta geen milieu-elementen bevat.
De wet van 5 augustus 2006 is bijgevolg op dit document niet van
toepassing.

De Commissie heeft vastgesteld dat de beslissing van de Raad van bestuur
van Delcredere met betrekking tot (de milieu-elementen in) de aanvraag
van DEME voor haar activiteiten te Sabetta nauwelijks milieu-informatie
bevat tenzij één alinea. Voor het overige is de wet van 5 augustus 2006
niet van toepassing.

Tenslotte is de Commissie van oordeel dat voor zover de informatie in de
afgegeven polis met betrekking tot het project in Sabetta aan DEME
beantwoordt aan een standaard polis, deze polis nauwelijks milieu-
informatie bevat. De milieu-informatie is duidelijk afgescheiden van de
overige informatie en bestaat grotendeels uit een aantal zeer algemene
categoriseringen en uit een document V in bijlage. Voor het overige is de
wet van 5 augustus 2006 niet van toepassing.

De Commissie heeft vastgesteld         dat   beide   documenten     geen
emissiegegevens bevatten.

   4.2 De mogelijkheid om uitzonderingsgronden in te roepen

De Commissie is van mening dat Delcredere voor de motivering van haar
afwijzing niet zomaar kan verwijzen naar zijn argumentatie dat hij heeft
ontwikkeld in andere zaken, temeer omdat bepaalde van de gevraagde
documenten uiteindelijk tot werden openbaar gemaakt.

De    Commissie     moet     slechts   onderzoeken  of    er   zich
uitzonderingsgronden verzetten tegen het openbaar maken van de
milieu-informatie in de beslissing van de Raad van Bestuur van
Delcredere en in de afgegeven polis aan DEME. Onder het voorbehoud
van wat bij het onderzoek van beide documenten is gesteld, ziet de
Commissie geen enkele uitzonderingsgrond die de openbaarmaking van
de gevraagde informatie verhindert.
                                                                        11

   4.3 Besluit

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is, maar
gedeeltelijk ongegrond omdat een aantal documenten niet bestaan, een
document niet langer meer in het bezit is van Delcredere en twee
documenten slechts heel beperkt milieu-informatie bevatten. Voor zover
in de beslissing van de Raad van Bestuur van Delcredere en in de
polisaanvraag    milieu-informatie    aanwezig      is    kunnen    geen
uitzonderingsgronden in artikel 27,§§ 1 en 2 en artikel 32 van de wet van
5 augustus 2005 worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren.
Delcredere is er dan ook toe gehouden deze informatie openbaar te
maken. Deze informatie kan eenvoudig worden gescheiden van de
andere informatie, zodat de gedeeltelijke openbaarmaking van beide
documenten ook eenvoudig is. De andere informatie in beide
documenten zijn geen milieu-informatie en vallen bijgevolg niet onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006.

Brussel, 6 oktober 2014

De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Marie De Lombaert, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                              M. BAGUET
   secretaris                                             voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2014-19/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1