Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2012-5:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 5

Over de weigering om toegang te geven tot een afschrift van de doorvoervergunning doorheen België van bestraalde splijtstoffen uit Nederland naar Frankrijk

Transposition

  Federale Beroepscommissie voor de
    toegang tot milieu-informatie




                  10 september 2012




              BESLISSING nr. 2012-5

    over de weigering om toegang te geven tot een
afschrift van de doorvoervergunning doorheen België
    van bestraalde splijtstoffen uit Nederland naar
                       Frankrijk

                    (FBC/2012/4)

                 GREENPEACE/FANC
                                                                        2

   1. Een overzicht

Bij mail van 16 mei 2012 vraagt de heer Michel Genet aan het Federaal
Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) om een afschrift van de
doorvoervergunning doorheen België van bestraalde splijtstoffen uit
Nederland naar Frankrijk.

Al eerder, namelijk bij mail van 4 maart 2011 vroeg de heer Eloi
Glorieux namens Greenpeace Belgium vzw aan het FANC onder meer
een kopie van de transitvergunning van het transport van bestraalde
splijtstof uit Nederland naar Frankrijk afgeleverd door het FANC. Bij
mail van 9 maart 2011 weigerde het FANC hiervan een kopie te
verstrekken “in overeenstemming met het artikel 2bis van de wet van 15
april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het
leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en
betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle”. Het
FANC verwees ook naar haar antwoord van 19 januari 2011 op de vraag
van mevrouw Hérin, waarin werd gesteld dat een transvergunning werd
afgeleverd voor de periode die de Europese procedure van overbrenging
van bestraalde kernbrandstof tussen de lidstaten van de Europese Unie
omvat. Het Fanc stelt dat de door hem afgeleverde transportvergunning
kadert in een reeks van 10 transporten vanuit de Nederlandse
kerncentrale Borssele naar de opwerkingsfabriek in La Haege in
Frankrijk. Het eerste transport werd uitgevoerd op 7 juni 2011, een
tweede transport op 11 oktober 2011 en in de periode 2011-2013 zullen
nog 8 transporten met bestraalde brandstof vanuit Nederland naar
Frankrijk door België plaatsvinden.

Op 17 juni 2011 dagvaardt Greenpeace het FANC in kort geding om een
afschrift van de transitvergunning te doen afleveren onder verbeurte van
een dwangsom op grond van artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek.
Bij beschikking van 28 juli 2011 verklaarde de Rechtbank van Eerste
Aanleg te Brussel deze vordering ongegrond bij gebrek aan
hoogdringendheid.

Op 11 januari 2012 ging Greepeace over tot dagvaarding zoals in kort
geding van het FANC. Met betrekking tot de vraag om toegang tot de
gevraagde transitvergunning oordeelde de rechter dat het FANC het
verzoek tot het bekomen van een afschrift van de transportvergunning
niet wettig kon weigeren louter op grond van artikel 2bis van de wet van
                                                                        3

15 april 1994. Op grond hiervan werd de afwijzingsbeslissing van het
FANC van 9 maart 2011 in toepassing van artikel 159 van de grondwet
buiten toepassing verklaard.

Bij brief van 19 juni 2012 antwoordt het FANC dat uit de beschikking
van de rechter blijkt dat
    - de vordering tot afgifte van de transportvergunning expliciet is
        verworpen vermits de rechter, door de vordering toe te wijzen,
        zich zou inmengen in een bestuurlijke beoordeling van het
        verzoek tot afgifte, gelet op de in de wet van 5 augustus 2006
        voorziene discretionaire appreciatiebevoegdheid van het bestuur;
    - de vordering het verzoek tot opleggen van een verbod verwerpt
        om de vergunde transporten over het Belgische grondgebied uit te
        voeren.
De voorzitter van de rechtbank volgende ook de stelling van het
Agentschap dat Greenpeace geenszins aantoont dat de transporten een
kennelijke inbreuk of een ernstige dreiging voor een inbreuk op de
regelgeving betreffende de bescherming van het leefmilieu uitmaken.
Ook op dit punt werd de vordering van Greenpeace dus verworpen.
Op basis van de gewezen beschikking ziet het FANC geen reden voor de
afgifte van de transportvergunning.

Bij aangetekende brief van 12 juli 2012 diende de heer Johan Verstraeten
namens Greenpeace een administratief beroep in bij de Federale
Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie, hierna
Commissie genoemd.

Bij brief van 16 juli 2012 verzoekt het secretariaat van de Commissie het
FANC om haar de gevraagde vergunning te bezorgen en nodigt het
FANC uit zijn standpunt ter kennis te brengen aan de Commissie.

Omdat hij geen reactie ontvangt, neemt de secretaris telefonisch contact
op met het FANC op 30 juli 2012. De contactpersoon vraagt dat het
FANC zou worden gehoord door de Commissie.

Telefonisch meldt de secretaris van de Commissie aan de contactpersoon
bij het FANC dat een hoorzitting met het FANC is gepland op maandag
10 september 2012 om 14 uur.
                                                                          4

Bij mail van dinsdag 4 september 2012 laat het FANC via mevrouw
Kristel Geerts namens het FANC het volgende weten:

         Tot mijn spijt moet ik u melden dat wij niet aanwezig kunnen zijn
         op 10 september om ons standpunt te verdedigen wegens andere
         reeds vastgelegde afspraken.

         We kunnen desalniettemin bevestigen dat de beschikking van de
         voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 23
         maart 2012 waarin uitspraak werd gedaan over de vordering van
         Greenpeace inzake de afgifte van een doorvoervergunning nog niet
         werd betekend. De termijn van hoger beroep bedraagt
         overeenkomstig artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek één
         maand te rekenen vanaf de betekening van het vonnis zoals
         bepaald in artikel 792, tweede en derde lid Gerechtelijk Wetboek.
         Overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid van het
         Gerechtelijk zendt de griffier binnen acht dagen na de uitspraak
         van het vonnis bij gewone brief een afschrift van het vonnis aan
         elke partij. Hoewel de beschikking in kwestie reeds van 23 maart
         2012 dateert, is de termijn om hoger beroep in te stellen, dus nog
         niet verstreken.

         De vordering van Greenpeace werd ontvankelijk en gedeeltelijk
         gegrond verklaard in de mate dat de afwijzingsbeslissing van het
         FANC van 9 maart 2011 buiten toepassing wordt verklaard op
         grond van artikel 159 van de Grondwet.

         De gevorderde afgifte van de transportvergunning werd door de
         kortgeding rechter in de beschikking expliciet afgewezen. De
         voorzitter stelde dat de rechter zich bij de beoordeling van de
         weigeringsbeslissing niet in de plaats van het FANC mag stellen en
         het FANC terzake een nieuwe beslissing zal moeten nemen. Er
         bestaat voor ons bijgevolg geen reden voor de afgifte van de
         transportvergunning in uitvoering van de beschikking. Indien
         Greenpeace alsnog inzage van de vergunning wenste verkrijgen,
         moest het hiervoor een aanvraag indienen, de geijkte
         administratieve procedure volgen, dan wel hoger beroep
         aantekenen.

         Wij hebben na de beschikking geen nieuwe aanvraag tot afgifte
         ontvangen – de brief van 16 mei 2012 kan niet als een dergelijke
         aanvraag beschouwd worden - en zijn van oordeel dat deze nieuwe
         aanvraag ook niet rechtstreeks via de Federale Beroepscommissie
                                                                              5

           kan ingeleid worden. Het FANC zal bij een nieuwe aanvraag
           uiteraard een nieuwe beslissing nemen.

           Artikel 35 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang
           van het publiek tot milieu-informatie bepaalt zoals u weet dat:
           “De aanvrager kan beroep instellen bij de federale
           Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie tegen een
           beslissing van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, of na
           het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest
           worden genomen, of in geval van weigering van uitvoering of een
           onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
           moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten
           die deze wet toekent.”

           Wij zijn van mening dat niet aan de voorwaarden van deze
           bepaling werd voldaan. Door rechtstreeks via de Federale
           Beroepscommissie een bezwaar in te dienen heeft het Agentschap
           niet de gelegenheid haar eerdere beslissing beter te motiveren, dan
           wel te herzien.

           De beschikking van 23 maart 2012 meldt ook uitdrukkelijk dat uit
           artikel 27 en 28 van de wet van 5 augustus 2006 blijkt dat het
           FANC een beoordelingsvrijheid heeft die haar de mogelijkheid
           biedt zelf te boordelen over de wijze waarop zij haar bevoegdheid
           uitoefent en de meest geschikte oplossing te kiezen binnen de door
           de wet gestelde grenzen. De rechtbank mag aan het FANC deze
           beleidsvrijheid niet ontnemen.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De aanvrager stelt een beroep in tegen de beslissing van 19 juni 2012,
waarbij het FANC weigert toegang te geven tot de gevraagde
transitvergunning.

Een beroep kan maar worden ingesteld wanneer ook een rechtsgeldige
aanvraag werd ingediend. Daarbij is niet van belang of het vonnis van de
rechtbank van eerste aanleg te Brussel al dan niet betekend is. Uit het
vonnis blijkt immers dat de rechter oordeelde dat om een beslissing van
het FANC af te dwingen binnen een korte termijn, GREENPEACE
slechts een nieuwe aanvraag moet indienen. Er kan niet aan worden
getwijfeld dat de brief van 16 mei 2012 als een verzoek om toegang moet
worden begrepen. Daarbij is niet vereist dat de aanvrager expliciet
                                                                          6

verwijst naar de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het
publiek tot milieu-informatie. Trouwens uit de reactie van het FANC
van 19 juni blijkt onmiskenbaar dat het de brief van 16 mei 2012 als een
nieuw verzoek om toegang opvat.

Los van het feit of de eerste beslissing van het FANC wegens de niet
betekening nog rechtsgeldig is, staat het een aanvrager steeds vrij de
procedure om toegang te krijgen over te doen en dus een nieuwe
aanvraag in te dienen bij een federale milieu-instantie. In zijn arrest nr.
197.197 van 22 oktober 2009 heeft de Raad van State geoordeeld dat dit
steeds mogelijk is. Ook al verwijst de aanvrager in zijn brief van 16 mei
2012 naar de uitvoering van het arrest, toch kan los van de uitvoering
deze brief worden gezien als een nieuwe aanvraag om toegang te krijgen
tot milieu-informatie in de zin van de wet van 5 augustus 2006.
Aangezien geen specifieke voorwaarden worden gesteld aan een verzoek
om toegang tot milieu-informatie tenzij dat duidelijk moet zijn waarop
de aanvraag betrekking heeft, heeft het FANC in tegenstelling tot wat
het beweert, de mogelijkheid gehad om een beslissing te nemen die beter
is gemotiveerd dan op eerste aanvraag van 4 maart 2011. Ze kon daarbij
tenvolle haar beoordelingsvrijheid uitoefenen om zelf te boordelen over
de wijze waarop zij haar bevoegdheid uitoefent en de meest geschikte
oplossing te kiezen binnen de door de wet gestelde grenzen. Het FANC
heeft echter nagelaten hiervan gebruik te maken binnen de door de wet
van 5 augustus 2006 gestelde termijn.

Om de Commissie rechtsgeldig te vatten is slechts vereist dat de
aanvrager zich binnen de zestig kalenderdagen tot de Commissie wendt
voor zover tenminste de milieu-instantie in overeenstemming met
artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het
publiek tot milieu-informatie de beroepsmogelijkheden in haar beslissing
ter kennis heeft gebracht. De Commissie stelt vast dat aan deze
voorwaarde is voldaan aangezien het FANC nagelaten heeft de
beroepsmogelijkheden te vermelden.

Het is onnodig een belang aan te tonen. Er moet enkel blijken dat een
milieu-instantie niet is ingegaan op een aanvraag tot openbaarmaking
van milieu-informatie. De aanvrager kan volgens artikel 35 van de wet
van 5 augustus 2006 immers een beroep instellen bij de federale
Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie tegen een
beslissing van een milieu-instantie, of na het verstrijken van de termijn
                                                                        7

waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van
weigering van uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing
of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de
rechten die deze wet toekent.

   3. Tussentijdse beslissing

Aangezien de Commissie niet in het bezit is gesteld van de documenten
is zij in de huidige stand van de procedure niet in de mogelijkheid om te
bepalen of het gevraagde document milieu-informatie bevat en of
eventueel uitzonderingsgronden de openbaarmaking verhinderen. Ze
verzoekt het FANC dan ook dringend om haar het gevraagde document
te bezorgen.

Artikel 40 van de wet van 5 augustus 2006 verplicht de betrokken
milieu-instantie om de Commissie toegang te geven tot alle nuttige
informatie, en geeft de Commissie de bevoegdheid om alle betrokken
partijen en deskundigen te horen en om aanvullende inlichtingen te
vragen aan de personeelsleden van de betrokken milieu-instantie. Het
komt dus niet langer aan het FANC toe om te oordelen of de aanvrager
zich terecht op de wet van 5 augustus 2006 beroept, en zelfs niet om de
toegang tot de betrokken informatie aan de Commissie te weigeren. De
wetgever heeft het onderzoek in dit geval volledig onttrokken aan de
bevoegdheid van de milieu-instantie en deze taak toevertrouwd aan de
Commissie.

Het voorgaande doet uiteraard geen afbreuk aan het recht van het FANC
om zijn standpunt aan de Commissie te doen kennen en om, ingeval het
FANC het niet eens is met de beslissing die door de Commissie in beroep
wordt genomen, die beslissing voor de Raad van State aan te vechten.

Luidens artikel 38, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 dient de
Commissie zich zo spoedig mogelijk uit te spreken over het beroep en
haar beslissing in principe binnen een termijn van dertig kalenderdagen
ter kennis van de aanvrager te brengen. Gelet daarop zal het FANC de
Commissie onverwijld de te beoordelen informatie moeten bezorgen.
Het staat het FANC vrij in een begeleidende nota haar standpunt met
betrekking tot de eventuele inroepbaarheid van bepaalde
uitzonderingsgronden aan de Commissie over te maken.
                                                                     8

   4. Besluit

De Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie is
van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Om haar door de wet van 5
augustus 2006 opgelegde taak verder te kunnen uitvoeren, is het nodig
dat de Commissie over het document beschikt, waarover betwisting
bestaat. De Commissie verzoekt het FANC om haar zo spoedig mogelijk,
en uiterlijk op 20 september 2012, het gevraagde document te bezorgen.




Brussel, 10 september 2012.

De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Angélique Gérard, lid
Claire Piens, lid
Geert Raeymaekers, plaatsvervangend lid



   F. SCHRAM                                           M. BAGUET
   secretaris                                          voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2012-5/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1