Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2019-63:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 63

Met betrekking tot het verkrijgen van inzage in het dossier van de benoemde kandidaat voor het mandaat van eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                     25 juni 2019




                 ADVIES 2019-63

 met betrekking tot het verkrijgen van inzage in het
dossier van de benoemde kandidaat voor het mandaat
   van eerste voorzitter van het hof van beroep te
                     Antwerpen

                    (CTB/2019/57)
                                                                           2

   1. Een overzicht

1.1. Bij brief van 10 april 2019 vraagt de heer X aan de minister van
Justitie om “kopiename te laten verrichten van het dossier van de
benoemde kandidaat Y”. In het bijzonder verzoekt hij “om kopiename of
communicatie van de elektronische versie van de twee beleidsplannen van
de benoemde kandidaat, namelijk deze die werden meegedeeld per e-mail
op 9 september en 28 september 2018”.

1.2. De FOD Justitie brengt haar afwijzende beslissing ter kennis met
een brief van 18 april 2019 op grond van volgende motivering: “Alle
documenten van kandidaatstelling ingediend in het kader van een
aanwijzingsprocedure tot het ambt van korpschef, met inbegrip van het
document ‘beleidsplan’, dienen te worden beschouwd als ‘documenten
van persoonlijke aard’ zoals bedoeld in artikel 4 van voormelde wet van
11 april 1994. Voor documenten van persoonlijke aard is er vereist dat de
verzoeker een belang doet blijken. Hoewel u zich initieel kandidaat heeft
gesteld voor de aanwijzingsprocedure tot de functie van eerste voorzitter
van het hof van beroep te Antwerpen (BS 20/07/2018), heeft u bij
elektronisch schrijven van 5 november 2018 afstand gedaan van uw
kandidaatstelling voor de vermelde functie. Het afstand nemen van uw
kandidaatstelling en bijgevolg de aanwijzingsprocedure voor de functie
van eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen heeft als gevolg
dat u geen belang kan doen blijken tot inzage van voormelde documenten
betreffende de kandidatuur van de aangewezen eerste voorzitter, de heer
Hobin. Gelet op de bepalingen van de wet van 11 april 1994 dien ik
bijgevolg een gebrek aan een (persoonlijk) belang vast te stellen, en dien u
mee te delen dat de gevraagde stukken niet overgemaakt kunnen worden.”

1.3. Bij brief van 3 mei 2019 dient de aanvrager bij de minister van
Justitie een verzoek tot heroverweging in.

1.4. Bij brief van 29 mei 2019 trekt de aanvrager zijn verzoek tot
heroverweging van 3 mei 2019 in en hij dient een nieuw verzoek tot
heroverweging in. Diezelfde dag verzoekt hij de Commissie voor de
toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling
openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies.
                                                                         3

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is.
Zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de
openbaarheid van bestuur’ (hierna: de wet van 11 april 1994) voorschrijft,
heeft de aanvrager zijn verzoek om advies aan de Commissie en het
verzoek tot heroverweging aan FOD Justitie tegelijkertijd ingediend.

3. De gegrondheid van de aanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen
principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang
tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of
meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die
zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in
concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts
uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden
ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten
worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging
B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004,
overweging B.3.2).

De FOD Justitie roept de afwezigheid van het vereiste belang in om de
aanvraag af te wijzen. Artikel 4, tweede lid, van de wet van 11 april 1994
schrijft voor dat voor documenten van persoonlijke aard vereist is dat de
verzoeker van een belang doet blijken. Een document van persoonlijke
aard is een “bestuursdocument dat een beoordeling of een waardeoordeel
bevat van een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar
natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het
ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan berokkenen.”

In tegenstelling tot wat de FOD Justitie aanvoert kunnen niet alle
documenten die betrekking hebben op een aanstelling tot eerste voorzitter
worden beschouwd als documenten van persoonlijke aard. Zo is een
beleidsplan op zich geen document van persoonlijke aard. Dit is anders in
het geval op dergelijk document ook een evaluatie is aangebracht. Ook
documenten die een beschrijving van tewerkstelling en diploma’s
bevatten, zijn geen documenten van persoonlijke aard, omdat ze op zich
geen waardeoordeel van een natuurlijke persoon inhouden.
                                                                          4

De FOD Justitie dient dan ook een onderscheid te maken tussen
documenten van persoonlijke aard en bestuursdocumenten die geen
dergelijke inhoud omvatten. Zoals de Commissie al in vroegere adviezen
heeft duidelijk gemaakt, vloeit uit artikel 32 van de Grondwet voort dat
aan de belangvereiste een beperkte invulling moet worden gegeven door
aan het begrip “document van persoonlijke aard” een beperkte draagwijdte
toe te kennen. Zo moet geacht worden dat het doen blijken van het belang
enkel nodig is voor informatie in een bestuursdocument die aan de
omschrijving van het begrip “document van persoonlijke aard” voldoet en
niet voor informatie in een bestuursdocument die hieraan niet voldoet.
Bovendien geldt de belangvereiste zoals de Commissie eerder stelde, enkel
voor informatie over een natuurlijke persoon die een waardeoordeel of
gedragsbeschrijving bevat waarvan de openbaarmaking negatief is voor de
betrokkene. De FOD Justitie dient dan ook tot een zorgvuldig onderzoek
over te gaan van de verschillende documenten die in het dossier aanwezig
zijn van de benoemde kandidaat. Voor de toegang tot documenten van
persoonlijke aard dient nagegaan te worden of het vereiste belang
voorhanden is. Zelfs indien voor documenten van persoonlijke aard het
vereiste belang voorhanden is, moet nog steeds worden nagegaan of één
of meer uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen en
dit inroepen in concreto kan worden gemotiveerd.

Het belang waarover de aanvrager moet beschikken, moet begrepen
worden in de zin van het belang vereist voor de ontvankelijkheid van een
verzoekschrift tot vernietiging bij de Raad van State (Parl.St. Kamer 1992-
1993, nr. 1112/1, 14). De Commissie stelt vast voor zover zijn vraag om
toegang betrekking heeft op documenten van persoonlijke aard, de vrager
niet beschikt over het vereiste belang. Hij heeft immers zijn kandidatuur
ingetrokken voor het mandaat van eerste voorzitter van het hof van
beroep te Antwerpen.

Voor de overige bestuursdocumenten dient de FOD Justitie na te gaan of
deze informatie bevatten waarvan de openbaarmaking afbreuk doet aan
de persoonlijke levenssfeer op grond van artikel 6, § 2, 1° van de wet van
11 april 1994. Zoals de Commissie al meermaals beklemtoonde, kan deze
uitzonderingsgrond niet zonder meer worden ingeroepen. Er dient eerst
te worden beoordeeld of de openbaarmaking van bepaalde informatie die
op een persoon betrekking heeft, schade toebrengt aan de persoonlijke
levenssfeer van die persoon. Dit moet in concreto worden aangetoond. Het
                                                                         5

volstaat dus niet dat de informatie betrekking heeft op diens persoonlijke
levenssfeer.

De Commissie wil er voorts op wijzen dat de uitzonderingsgrond in artikel
6, § 3, 2° van de wet van 11 april 1994 hier niet kan worden ingeroepen.
Deze uitzonderingsgrond stelt dat een federale administratieve overheid
de toegang mag afwijzen in de mate het gaat om een advies of een mening
die uit vrije wil en vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld. In elk
geval is hier niet voldaan aan de cumulatieve voorwaarde dat het maken
van een beleidsplan uit vrije wil zou zijn gebeurd. Er is immers een
verplichting om de gevraagde beleidsplannen op te maken en aan de
overheid te bezorgen om in aanmerking te komen voor een aanwijzing tot
eerste voorzitter van een hof van beroep.

De Commissie wenst er nog op te wijzen dat voor bepaalde documenten
zoals in casu de beleidsplannen, het auteursrecht van toepassing is. Het
bestaan van een auteursrechtelijk beschermd werk verhindert niet dat
inzage wordt verleend, maar wel dat zonder toestemming van de
auteursrechthebbende een kopie van dit werk zou worden gemaakt.

Voor zover uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen
wil de Commissie wijzen op het principe van de gedeeltelijke
openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie die onder een
uitzonderingsgrond valt aan de openbaarmaking kan worden onttrokken.
Alle andere informatie in het betrokken bestuursdocument moet worden
openbaar gemaakt.


Brussel, 25 juni 2019.




   F. SCHRAM                                               K. LEUS
   secretaris                                             voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2019-63/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1