transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2019-151:start
Table des matières
Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Advies 151
Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot informatie uit de burgerlijke stand
Date: 16/12/2019
- Copie locale: advies-2019-151.pdf
Transposition
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 december 2019 ADVIES 2019-151 met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot informatie uit de burgerlijke stand (CTB/2019/146) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 24 september 2019 vraagt de heer X aan het stadsarchief van de stad Antwerpen om “geboortes, overlijdens en huwelijken van Antwerpen en geannexeerde gemeentes in te zien van 1907 t/m 1910, idem de huwelijken t/m 1943 en de overlijdens t/m 1969” met betrekking tot de families Dockx, Docx en Dox. 1.2. Bij e-mail van 25 september 2019 antwoordt het stadsarchief van de Stad Antwerpen dat kopieën van aktes van na 1906 (tot nu) via het e-loket van de stad Antwerpen dienen te worden aangevraagd. De aanvrager wordt daarbij verwezen naar bepaalde webpagina’s van de website van de stad Antwerpen. Er wordt hem gemeld dat ook opzoekingen in het bevolkingsregister vanaf 1890 tot nu eveneens via de website van de Stad Antwerpen moeten worden aangevraagd. Voorts wordt hij erop gewezen dat bij aangifte van geboorte en overlijden na 1906 wel minuutversies opgemaakt zijn die hij in de leeszaal kan inkijken. 1.3. Bij e-mail van 26 september 2019 wendt de aanvrager zich tot de informatiedienst van de stad Antwerpen en herhaalt zijn vraag om toegang. 1.4. Bij e-mail van 9 oktober 2019 antwoordt de stad Antwerpen dat het niet toegestaan is om fysieke opzoekingen te doen in de registers en dat de aanvrager via het e-loket – als hij recht heeft op deze aktes – een kopie kan aanvragen. 1.5. Bij e-mail van 9 oktober 2019 stelt de aanvrager dat hij wel recht heeft op toegang tot de informatie van de huwelijken t/m 1943 en de overlijdens tot 1968. Hij vraagt om hem te helpen aan de geboorteaktes van 1907 t/m 1910, de huwelijksaktes 1907 t/m 1910 en 1919 t/m 1943 en de overlijdensaktes 1907 t/m 1910 en 1919 t/m 1968 van Antwerpen + van alle door haar geannexeerde gemeentes die betrekking hebben op de families Dockx, Docx en Dox, en de echtgenoten / echtgenotes die in de index onder de namen Dockx, Docx, Dox genoteerd staan. Hij vermeldt verder dat wat betreft de huwelijksaktes hij behoefte heeft aan: akte- nummer, datum van het huwelijk, namen van de huwelijkspartners, hun plaats- en datum van geboorte, hun beroep en de gegevens m.b.t. ouders en getuigen. Wat betreft de overlijdensaktes is hij geïnteresseerd in het akte-nummer, datum van overlijden (niet hetzelfde als akte-datum), naam 3 van de overledene, evenals geboorteplaats en -datum, beroep en gegevens omtrent ouders en partner (namen, evt. overlijden). Wat betreft de overlijdensacties is hij tevreden met foto’s van de indices achterin de registers. 1.6. Bij e-mail van 11 oktober 2019 antwoordt de stad Antwerpen dat eigen opzoekingen niet kunnen worden toegelaten. De archieven in de verschillende districten zijn ontoegankelijk voor bezoekers en bevatten ook bevolkingsdocumenten, nieuwere akteboeken waarvan akten niet vrij opvraagbaar zijn. De toegang wordt geregeld via het afleveren van afschriften en uittreksels van akten door de medewerkers op vraag van klanten die een aanvraag doen en recht hebben op de akte. Hieraan is een retributie gekoppeld van 50 euro per begonnen uur voor opzoekingswerk bij gebrek aan concrete informatie. Onder concrete informatie wordt verstaan dat de aanvrager minstens het soort akte moet kunnen benoemen, de plaats waar de akte werd opgemaakt, het jaar van de akte en over wie ze gaat om een afschrift of uittreksel gratis te ontvangen. Als één of enkele van deze elementen ontbreken, kan gevraagd worden om een betalende opzoeking te doen. Daarbij wordt verwezen naar de desbetreffende infopagina’s op de website van de stad Antwerpen. 1.7. Bij e-mail van 11 oktober 2019 beklaagt de aanvrager zich bij de stad Antwerpen erover dat hij geen toegang kan krijgen zoals hij dit zelf wenst. 1.8. Bij e-mail van 19 oktober 2019 meldt de aanvrager aan de stad Antwerpen dat hij een klacht heeft neergelegd bij de ombudsvrouw. 1.9. Bij e-mail van 21 oktober 2019 ontvangt de aanvrager een ontvangstmelding van zijn klacht ingediend bij de ombudsvrouw van de stad Antwerpen. 1.10 Bij e-mail van 29 oktober 2019 deelt de ombudsvrouw van de stad Antwerpen mee dat de aanvrager correct werd geïnformeerd door de medewerkers van Loketwerking. 1.11. Bij e-mail van 29 oktober 2019 beklaagt de aanvrager zich over de beoordeling van zijn klacht door de ombudsvrouw. 1.12. Bij e-mail van 30 oktober 2019 vraagt hij om een antwoord met betrekking tot de 10-jaarlijkse tafels. 4 1.13. Bij e-mail van 30 oktober 2019 wendt de aanvrager zich opnieuw tot de stad Antwerpen en vraagt om een digitale foto of scan van de 10- jaarlijke tafels 1911-1920, 1921-1930 en 1931-1940, enkel voor de stad Antwerpen, enkel voor de huwelijken en overlijdens, enkel voor de letters DOC t/m DOX. 1.14. Bij e-mail van 4 november 2019 antwoordt de stad Antwerpen dat om een afschrift of een uittreksel van een akte te verkrijgen hij de akte moet kunnen benoemen. Benoemen betekent dat de aanvrager de persoon op wie de akte betrekking heeft kan benoemen samen met de datum en de plaats van het feit. Het afschrift of uittreksel wordt geleverd door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waarbij hij een verzoek indient. Dat kan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats zijn of de ambtenaar van de plaats van het feit of eender welke andere ambtenaar van de burgerlijke stand in België. De registers van de burgerlijke stand raadplegen is niet geregeld. De alfabetische tabellen raadplegen is evenmin geregeld. Een koninklijk besluit zal in de toekomst opzoekingen regelen voor genealogische en wetenschappelijke doeleinden. 1.15 Bij e-mail van 17 november 2019 bezorgt de aanvrager aan de stad Antwerpen een lijst van aktes waarvan hij graag een afschrift ontvangt. 1.16. Bij e-mail van 26 november 2019 antwoordt de stad Antwerpen dat de stadsloketten gevraagd zijn een kopie te maken van de door hem gevraagde akten. 1.17. Bij e-mail van 27 november 2019 bezorgt de stad Antwerpen in bijlage alle gevraagde akten betreffende Borgerhout. 1.18. Bij e-email van 27 november 2019 vraagt de aanvrager aan de stad Antwerpen of de tienjarige tafels van 1920 tot 1970 ergens in te zien zijn voor zover openbaar? (huwelijken tot 1944, overlijdens tot 1968). 1.19. Bij e-mail van 27 november 2019 merkt de aanvrager aan de stad Antwerpen op dat hij van de Overlijdens Borgerhout 1920, akte nr. 2 en nr. 10 heeft gekregen, maar dat hij gevraagd had om de aktes 2 en 10 uit het Bijvoeglijk register wenste. Hij wenst die alsnog te kunnen krijgen. 5 1.20. Bij e-mail van 28 november 2019 antwoordt stad Antwerpen aan de aanvrager dat de tienjaarlijkse tabellen waarnaar hij verwijst nog niet openbaar beschikbaar zijn. In bijlage worden hem de twee ontbrekende akten van Borgerhout bezorgd. 1.21. Bij e-mail van 28 november 2019 beklaagt de aanvrager er zich opnieuw over dat hij geen toegang krijgt. 1.22. Bij brief van 5 december 2019 verzoekt de aanvrager de stad Antwerpen zijn stilzwijgende beslissing te heroverwegen. Met brief van dezelfde dag verzoekt de aanvrager de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna de Commissie genoemd, om een advies. 2. De beoordeling van de aanvraag 2.1. De bevoegdheid van de Commissie De Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur is enkel bevoegd om adviezen te verstrekken in het kader van een administratieve beroepsprocedure voor vragen die betrekking hebben op de toegang tot bestuursdocumenten op grond van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ of de wet van 12 november 1997 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten’. De bevoegdheid van de Commissie op grond van deze laatste wet is bovendien beperkt voor zover de federale wetgever nog bepaalde organieke bevoegdheden heeft ten aanzien van provincies en gemeenten. Artikel 6 § 1. VIII van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bepaalt het volgende: “De aangelegenheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet zijn: Wat de ondergeschikte besturen betreft: 1° de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen en van de bovengemeentelijke besturen, met uitzondering van: - de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de 6 provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012 opgenomen zijn in de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen; - de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 5, 5bis, 70, 3° en 8°, 126, tweede en derde lid, en titel XI van de provinciewet; - de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 125, 126, 127 en 132 van de nieuwe gemeentewet, voor zover zij de registers van de burgerlijke stand betreffen; - de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet, en de brandweer; - de pensioenstelsels van het personeel en de mandatarissen. De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 279 en 280 van de nieuwe gemeentewet. De gemeenteraden en, in de mate dat deze bestaan, de provincieraden of de raden van bovengemeentelijke besturen, regelen respectievelijk alles wat van gemeentelijk, provinciaal of bovengemeentelijk belang is; zij beraadslagen en besluiten over elk onderwerp dat hen door de federale overheid of door de gemeenschappen is voorgelegd. De provinciegouverneurs, de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen worden benoemd en afgezet door de betrokken gewestregering, op eensluidend advies van de Ministerraad. Wanneer de provinciale instellingen worden afgeschaft, gebeurt dit zonder afbreuk te doen aan de functie van de provinciegouverneurs. Als een gewest de provinciale instellingen afschaft, heeft de gouverneur, binnen zijn ambtsgebied, de hoedanigheid van commissaris van de regering van de Staat, de gemeenschap of het gewest. Wanneer een gemeenschaps- of gewestregering informatie opvraagt uit de registers van de burgerlijke stand, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk gevolg aan dat verzoek; 2° het wijzigen of corrigeren van de grenzen van de provincies, van de bovengemeentelijke besturen en van de gemeenten, met uitzondering van de grenzen van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren; 3° de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de instellingen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, behalve voor de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van 7 de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren; 4° de verkiezing van de provinciale, bovengemeentelijke, gemeentelijke en binnengemeentelijke organen, alsook van de organen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, met inbegrip van de regeling van en de controle op de hierop betrekking hebbende verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed: a) met uitzondering van de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012 opgenomen zijn in de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, en b) met uitzondering van de exclusieve bevoegdheid van de Raad van State om bij wijze van arresten op de beroepen in hoogste aanleg uitspraak te doen in kiesrechtzaken; c) met dien verstande dat decreten en ordonnanties die als gevolg hebben dat de evenredigheid van de zetelverdeling in verhouding tot de verdeling der stemmen vermindert, moeten worden aangenomen met de in artikel 35, § 3, bedoelde meerderheid. De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 5, tweede en derde lid, 23bis en 30bis van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, en de artikelen 2, § 2, vierde lid, 3bis, tweede lid, 3novies, tweede lid, en 5, derde lid, van de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen; 5° het tuchtstelsel voor de burgemeesters, met dien verstande dat de burgemeester, die bij de Raad van State een beroep in hoogste aanleg instelt tegen een tegen hem uitgesproken tuchtsanctie die niet gebaseerd is op zijn kennelijk wangedrag, maar op de niet-naleving van een wet, een decreet, een ordonnantie, een reglement of een administratieve handeling, de kamer kan verzoeken, al naar het geval, een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof of de zaak te verwijzen naar de algemene vergadering van de afdeling administratie, die nagaat of het reglement of de administratieve handeling geen inbreuk uitmaakt op artikel 16bis van deze bijzondere wet of artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; de kamer moet op dit verzoek ingaan; het Grondwettelijk Hof of de algemene vergadering van de afdeling administratie doet uitspraak binnen een termijn van zestig dagen; de kamer moet zich voor de oplossing van het geschil voegen, al naar het geval, naar het arrest van het Grondwettelijk Hof of de uitspraak van de algemene vergadering; het beroep van de 8 burgemeester bij de Raad van State is opschortend; de Raad van State doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van zestig dagen; indien de verwijzing naar het Grondwettelijk Hof of de algemene vergadering wordt gevraagd, doet de Raad uitspraak binnen zestig dagen na hun uitspraak; 6° de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, met uitzondering van de erkenning van de erediensten en de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten; 7° de begraafplaatsen en de lijkbezorging; 8° de verenigingen van provincies, bovengemeentelijke besturen en gemeenten tot nut van het algemeen, met uitzondering van het door de wet georganiseerde specifiek toezicht inzake brandbestrijding; 9° de algemene financiering van de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de bovengemeentelijke besturen en de provincies; 9°bis ...; 10° de financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de bovengemeentelijke besturen, de provincies en door andere publiekrechtelijke rechtspersonen in de tot de bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden, behalve wanneer die opdrachten betrekking hebben op een aangelegenheid waarvoor de federale overheid of de gemeenschappen bevoegd zijn; 11° de voorwaarden waaronder en de wijze waarop binnengemeentelijke territoriale organen, bedoeld in artikel 41 van de Grondwet, kunnen worden opgericht. De handelingen, reglementen en verordeningen van de overheden van de provincies, de bovengemeentelijke besturen, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten en andere bestuursoverheden mogen niet in strijd zijn met de wetten en de besluiten van de federale overheid of de decreten en besluiten van de gemeenschappen, welke in elk geval die overheden met de uitvoering daarvan en met andere opdrachten, met inbegrip van het geven van advies, kunnen belasten, alsook met het op de begroting brengen van alle uitgaven die zij aan deze overheden opleggen.” Uit dit overzicht blijkt dat met betrekking tot de burgerlijke stand bepaalde aspecten organiek tot de bevoegdheid van de federale wetgever zijn blijven behoren. Dit is het geval voor de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 125, 126, 127 en 132 van de nieuwe gemeentewet, voor zover zij de registers van de burgerlijke stand betreffen. De artikelen 125, 9 127 en 132 zijn evenwel opgeheven door de wet van 18 juni 2018 ‘houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing’ (BS 2 juli 2018). Artikel 126 van de nieuwe gemeentewet heeft specifiek betrekking op het verstrekken van uittreksels en afschriften, het legaliseren van handtekeningen en het eensluidend verklaren van afschriften van stukken door de burgemeester en de ambtenaar van de burgerlijke stand. 2.2. De toepassing van de wet van 12 november 1997 Uit het voorgaande kan worden besloten dat artikel 126 van de nieuwe gemeentewet betrekking heeft op een aangelegenheid die tot de organieke bevoegdheid van de federale staat is blijven behoren, zodat bijgevolg de wet van 12 november 1997 in principe van toepassing is. Opdat een aanvrager zich kan beroepen op de wet van 12 november 1997, moet hij echter wel de procedure correct hebben gevolgd. Dit betekent dat hij zich niet baseert op een specifieke regeling en pas een beroep doet op de wet van 12 november 1997 in het kader van het door deze wet voorziene georganiseerd administratief beroep. Aangezien de aanvraag niet werd verricht op grond van de wet van 12 november 1997, is de Commissie ook niet bevoegd om zich over de adviesaanvraag uit te spreken. Artikel 9, § 1 van de wet van 12 november 1997 bepaalt immers dat het georganiseerd administratief beroep slechts open staat wanneer de verzoeker moeilijkheden ondervindt om de raadpleging of de verbetering van een bestuursdocument te verkrijgen op grond van deze wet. Brussel, 16 december 2019. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster
transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2019-151/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1