transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2019-15:start
Table des matières
Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Advies 15
Met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot een fiscaal dossier en tot de dossiers van invordering ten aanzien van medeveroordeelden in een strafzaak inzake douane-overtredingen
Date: 11/02/2019
- Copie locale: advies-2019-15.pdf
Transposition
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 11 februari 2019 ADVIES 2019-15 met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot een fiscaal dossier en tot de dossiers van invordering ten aanzien van medeveroordeelden in een strafzaak inzake douane-overtredingen (CTB/2018/10) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij brief van 13 december 2018 vraagt de heer Bart Coopman namens de heer X en BVBA Keerbergens Transportbedrijf om inzage in het dossier in het algemeen met betrekking tot betaling van belastingschulden, boetes en interesten ingevolge een arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 23 september 2009 en van de invorderingsdossiers lastens de andere veroordeelden in dit arrest in het bijzonder (Y, Z, A, BVBA Brandstoffen A). 1.2. De FOD Financiën weigert de toegang tot de documenten die betrekking hebben op het invorderingsdossier lastens de medeveroordeelden om volgende redenen: “het gaat hier immers over invorderingsdossiers die kaderen in de persoonlijke levenssfeer van de betrokken medeveroordeelden waardoor op basis van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’, in het bijzonder artikel 6, § 2, cijfer 1, geen inzage, uitleg of een afschrift kan worden verleend.” Wat de documenten betreft die op zijn cliënten betrekking hebben, weigert de FOD Financiën eveneens de toegang omdat hij van mening is “dat zijn cliënten in het bezit zijn van alle stukken die hen ter persoonlijke titel zijn overgemaakt sedert het arrest van 23/09/2009 en 15/02/2011. Indien u andere stukken beoogt die deel uitmaken van het dossier in het algemeen, dan hoor ik graag concreet welke stukken u voor ogen hebt en ben ik bereid uw concreet verzoek te beoordelen in het kader van de wet op de openbaarheid van bestuur.”. 1.3. Bij aangetekende brief van 16 januari 2019 verduidelijkt de aanvrager met betrekking tot het algemeen verzoek om inzage het voorwerp van zijn aanvraag. Hij verzoekt om “inzage van alle interne rapporten, nota’s en externe correspondentie in dit dossier sedert de uitvoeringsbeslissing van 1 april 2011.”. Hij verduidelijkt dat hij van de vorige raadsman van zijn cliënten slechts een tweetal brieven in dit dossier ontving en dat zijn cliënten zelf geen documenten hebben bijgehouden. Hij meldt verder dat het verzoek om inventarisatie van de stukken waarvan inzage wordt gevraagd, praktisch onwerkbaar is. Bij gebrek aan inzage kan immers niet worden meegedeeld wat exact moet kunnen worden ingezien. Wat het verzoek om inzage met betrekking tot invorderingsdossiers van de medeveroordeelden betreft, meent hij dat aangezien er een solidaire veroordeling heeft plaatsgevonden dat de privacy moet worden afgewogen tegenover de openbaarheid. Bij 3 aangetekende brief van dezelfde datum vraagt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de aanvraag De Commissie is van mening dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. De aanvrager heeft immers tegelijkertijd zijn verzoek tot heroverweging aan de FOD Financiën en het verzoek om advies aan de Commissie ingediend zoals de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994) dit vereist. 3. De gegrondheid van de aanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). 3.1. Met betrekking tot het eventueel aantonen van een belang De aanvrager dient slechts een belang aan te tonen voor zover de gevraagde informatie onder de definitie valt van een document van persoonlijke aard. Een document van persoonlijke aard is een “bestuursdocument dat een beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan berokkenen.” Uit deze definitie vloeit voort dat heel wat informatie die betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer niet onder dit begrip valt. Omgekeerd impliceert dit evenwel ook dat informatie die geen betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer toch als een document van persoonlijke aard kan worden gekwalificeerd. De aanvrager wordt steeds geacht het vereiste 4 belang te hebben om toegang te hebben tot documenten van persoonlijke aard die op hemzelf betrekking hebben. Hij heeft ook het vereiste belang als hij dit belang aantoont voor documenten van persoonlijke aard die op derden betrekking hebben. De belangvereiste geldt ook slechts ten aanzien van informatie van natuurlijke personen en niet ten aanzien van rechtspersonen. Juridisch kan nooit een belang worden geëist voor bestuursdocumenten over een rechtspersoon, bv. een bvba. Wat het vereiste belang tot toegang tot documenten van persoonlijke aard van derden betreft, heeft de Commissie in het verleden meermaals geoordeeld dat het vereiste belang aanwezig is als de aanvrager aantoont dat de informatie over een derde die als dusdanig is gekwalificeerd, invloed heeft op zijn eigen rechtspositie of zijn belastingtoestand. Het hebben van het vereiste belang betekent echter niet dat ook daadwerkelijk toegang kan worden verkregen, er moet vervolgens immers nog worden nagegaan of bepaalde uitzonderingsgronden de openbaarmaking niet in de weg staan. 3.2. M.b.t. de vraag tot inzage tot het dossier van zijn cliënten in het algemeen De Commissie is van oordeel dat de aanvrager voldoende duidelijk heeft omschreven wat hij wenst te verkrijgen. Het is daarbij van geen belang dat bepaalde stukken al dan niet al in zijn bezit zijn. In casu blijkt dit trouwens niet het geval te zijn en bij gebrek aan een kennis van de inhoud van het dossier, is het redelijkerwijze aanneembaar dat hij niet in de mogelijkheid verder te preciseren welke bestuursdocumenten hij wenst te verkrijgen. De Commissie is dan ook van mening dat de weigering van de toegang van de aanvrager met betrekking tot de inzage van het dossier van zijn cliënten ten onrechte is. 3.3. M.b.t. de vraag tot inzage de toegang tot de invorderingsdossiers van de medeveroordeelden Het is vaste adviespraktijk van de Commissie dat in principe de persoonlijke levenssfeer de toegang tot bepaalde informatie in bestuursdocumenten in de weg staat. Dit is evenwel slechts het geval in zoverre voldaan is aan de voorwaarden om de uitzonderingsgrond in artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 in te roepen. Zo is het niet voldoende dat de informatie betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer van een persoon maar is 5 er bovendien vereist dat er door de openbaarmaking afbreuk wordt gedaan aan de persoonlijke levenssfeer van betrokkene. In tegenstelling tot wat de aanvrager beweert, dient er geen afwegingsproces plaats te vinden tussen het algemeen belang van de openbaarmaking en het beschermde belang, te dezen de persoonlijke levenssfeer. Onverminderd het hiervoor uiteengezette beginsel, oordeelt de Commissie dat een aanvrager niettemin recht heeft op toegang tot het fiscaal dossier van derden voor zover de daarin aanwezige informatie relevant is voor de eigen belastingtoestand van de aanvrager. Het komt toe aan de FOD Financiën om te beoordelen of dit in casu het geval is. Aan de aanvrager kan evenwel geen toegang worden verleend tot informatie die niet relevant is voor zijn belastingtoestand en voor zover voldaan is aan de vereisten die hiervoor zijn uiteengezet. Brussel, 11 februari 2019. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster
transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2019-15/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1