Date: 04/06/2018

• Source: https://www.ibz.rrn.fgov.be/fr/commissions/publicite-de-ladministration/avis/2018/ADVIES-2018-60.pdf
• Copie locale: advies-2018-60.pdf

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                     4 juni 2018




                 ADVIES 2018-60

met betrekking tot het verkrijgen van een kopie van
   alle studies en adviezen besteld in de huidige
                     legislatuur

                    (CTB/2018/57)
                                                                         2

   1. Een overzicht

1.1. Bij e-mail van 12 februari 2018 vraagt de heer Kristof Clerix aan de
Minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris
en de Culturele Instellingen om een kopie van alle studies en adviezen
die in de huidige legislatuur door hem of zijn administratie zijn besteld.

1.2. Omdat hij geen reactie ontvangt op zijn verzoek dient hij bij e-mail
van 18 mei 2018 bij de betrokken minister een verzoek in om zijn
stilzwijgende weigeringsbeslissing te heroverwegen. Bij e-mail van
dezelfde dag verzoekt hij de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd om een advies.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie meent dat het verzoek om advies ontvankelijk is. Artikel
8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van
bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994) vereist dat de aanvrager
gelijktijdig een verzoek tot heroverweging bij de betrokken
administratieve overheidsdienst indient en een verzoek om advies richt
tot de Commissie.

Aan die verplichting van de gelijktijdigheid werd voldaan.

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen
principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De
toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer
één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden
ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet van 11
april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan
worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn
opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze
beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr.
17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest
nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2).
                                                                3

Voor zover dit niet het geval is, moet de minister de gevraagde
documenten openbaar maken.


Brussel, 4 juni 2018.




   F. SCHRAM                                       K. LEUS
   secretaris                                     voorzitster