Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2018-23:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 23

Met betrekking tot het verkrijgen van een kopie van een “een anonieme klacht”

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                    28 maart 2018




                 ADVIES 2018-23

met betrekking tot het verkrijgen van een kopie van
            een “een anonieme klacht”
                    (CTB/2018/20)
                                                                          2



   1. Een overzicht

1.1. Bij brief van 3 januari 2018 vraagt meester Roland Forestini,
namens zijn cliënt n.v. Gaasch Packaging, om een kopie te ontvangen
van een anonieme klacht gedateerd van 18 augustus 2003, waarvan
sprake in de brief van de fiscale administratie van 14 april 2010, namelijk
een ontvangstbewijs van de stukken overgemaakt aan de
vertegenwoordigers van de Duitse belastingadministratie, te ontvangen.
Uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager hier al herhaaldelijk om heeft
gevraagd in het kader van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de
openbaarheid van bestuur’. Hij meldt daarbij dat hij een reactie wenst te
ontvangen binnen 15 dagen, namelijk de termijn voorzien door de wet
van 11 april 1994.

1.2. Bij brief van 30 januari 2018 weigert de Algemene Administratie
van de Bijzondere Belastinginspectie van de FOD Financiën de toegang
tot het gevraagde document. Ze wijst er de aanvrager op hij in de fase
van het hoger beroep zit en dat in dit geval de regels en bepalingen van
het gerechtelijk wetboek gelden. Dit houdt in dat de fiscale administratie
haar conclusies en stukken dient mee te delen waarop zij zich baseert en
dit met respect van het Gerechtelijk Wetboek alsook met de beschikking,
in toepassing van artikel 747 Ger.W. van het hof van beroep van Brussel
van 6 december 2017. Zij stelt voorts dat ook op grond van de
openbaarheidswetgeving de toegang kan worden geweigerd: krachtens
artikel 6, § 1, 8° van de wet van 11 april 1994 weegt de openbaarheid niet
op tegen de bescherming van de geheimhouding van de identiteit van de
persoon die het document of de inlichting vertrouwelijk aan de
administratie heeft meegedeeld ter aangifte van een strafbaar of strafbaar
geacht feit. Deze uitzonderingsgrond beoogt te vermijden dat personen
ervan afzien strafbare feiten waarvan zij op de hoogte zijn mee te delen
aan de overheid of aan overheidsinstellingen, omdat ze vrezen dat hun
identiteit via de openbaarmaking van de briefwisseling bekend zou
worden (Parl.St. Kamer, nr. 1112/1, 18).

1.3. Bij brief van 9 maart 2018 dient de aanvrager bij de FOD Financiën
een verzoek tot heroverweging in. Bij brief van dezelfde dag vraagt hij de
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna
Commissie genoemd, om een advies.
                                                                           3



   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van mening dat het verzoek om advies ontvankelijk is.
De aanvrager heeft immers in overeenstemming met artikel 8, § 2 van de
wet van 11 april 1994 tegelijkertijd met het verzoek tot heroverweging
aan de betrokken administratie een verzoek om advies ingediend bij de
Commissie.

3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

De Commissie wijst er de aanvrager op dat de termijn waarbinnen een
federale administratieve overheid moet antwoorden op een verzoek om
toegang tot een bestuursdocument in tegenstelling tot wat hij stelt niet
vijftien, maar wel dertig dagen bedraagt.

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de
openbaarheid van bestuur’ huldigen principieel het recht van toegang tot
alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan
slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden
kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§
1 en 2, van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op
pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden
die bij wet zijn opgelegd, kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt
dat ze beperkend moeten worden geïnterpreteerd (Arbitragehof, arrest
nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof,
arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Wordt de
aanvraag gericht tot de gemeente, dan kan deze eventueel ook de
afwezigheid van het belang inroepen dat nodig is om toegang te krijgen
tot een document van persoonlijke aard en de uitzonderingsgronden
vermeld in artikel 7 van de wet van 12 november 1997 ‘betreffende de
openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten’.

Artikel 6, § 1, 8° van de wet van 11 april 1994 dat de fiscale administratie
inroept om de openbaarmaking te weigeren luidt als volgt: “Een federale
of niet-federale administratieve overheid wijst de vraag om inzage, uitleg
of mededeling in afschrift van een bestuursdocument af, wanneer zij
heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen
de bescherming van […] de geheimhouding van de identiteit van de
persoon die het document of de inlichting vertrouwelijk aan de
                                                                          4

administratieve overheid heeft meegedeeld ter aangifte van een strafbaar
of strafbaar geacht feit.”. De uitzondering leidt enkel tot bescherming
van de identiteit van diegene die aangifte heeft gedaan van een strafbaar
of strafbaar geacht feit en niet tot de bescherming van de inhoud van de
klacht zelf tenzij de openbaarmaking van de inhoud zou kunnen leiden
tot onthulling van de identiteit van de betrokkene. De geheimhouding is
slechts mogelijk wanneer voldaan is aan de vereisten van deze bepaling,
namelijk dat de aanvrager om de vertrouwelijkheid heeft gevraagd bij
zijn aangifte en dat het aangegeven feit strafbaar is of door de aanvrager
strafbaar wordt geacht. De fiscale administratie geeft niet in concreto aan
dat aan deze voorwaarden is voldaan. Bovendien moet nog een
belangenafweging plaatsvinden. Het is duidelijk dat het publiek belang
dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder weegt dan het
belang van de geheimhouding van de identiteit. De aanvrager roept
slechts een particulier belang in. Zonder afbreuk te doen aan het
voorgaande, is de Commissie van mening, gezien het doeleinde van de
wetgever, dat het belang van de geheimhouding van de identiteit van
wie een aangifte verricht als zwaarwegend moet worden beschouwd.

Is niet voldaan aan voorwaarden van artikel 6, § 1, 8° van de wet van 11
april 1994, dan kan de identiteit van de betrokkene ook onder de
bescherming vallen van artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 als
de administratieve overheid aantoont dat de openbaarmaking afbreuk
pleegt aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de
betrokkene. In dit geval dient er trouwens geen belangenafweging plaats
te vinden. Wel moet ook deze uitzonderingsgrond in concreto worden
gemotiveerd.

Mogelijks kan ook de inhoud van de klacht aan de openbaarmaking
worden onttrokken wanneer zij valt onder de uitzonderingsgrond
vermeld in artikel 6, § 3, 2° van de wet van 11 april 1994, namelijk
wanneer de fiscale administratieweliswaar opnieuw in concreto kan
aantonen dat de klacht moet worden beschouwd als een advies of een
mening die uit vrije wil en vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld.
Om deze uitzonderingsgrond in te roepen moet in concreto worden
aangetoond dat het gaat om een advies of een mening en dus niet om
feiten. Daarnaast moet deze uit vrije wil aan de overheid zijn
meegedeeld, d.w.z. dat op de mededeling aan de overheid geen
verplichting rust. Ten slotte moet bij de aangifte de betrokkene om de
vertrouwelijkheid hebben gevraagd.
                                                                       5



Het is maar voor zover de fiscale administratie voldoende in concreto
zijn beslissing tot niet-openbaarmaking kan motiveren, dat zij de
hiervoor genoemde uitzonderingsgronden kan inroepen. Als ze hierin
niet slaagt, is ze ertoe gehouden het gevraagde document openbaar te
maken.

Voor zover maar bepaalde informatie op grond van een
uitzonderingsgrond aan de openbaarmaking kan worden onttrokken, is
de fiscale administratie ertoe gehouden de informatie die niet onder een
uitzonderingsgrond valt openbaar te maken.




Brussel, 28 maart 2018.




   F. SCHRAM                                              K. LEUS
   secretaris                                            voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2018-23/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1