Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2018-100:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 100

Met betrekking tot het verkrijgen van de data van de bezettingsgraad per treinlijn en van de ITRIS-toestellen

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                   17 september 2018




                ADVIES 2018-100

met betrekking tot het verkrijgen van de data van de
  bezettingsgraad per treinlijn en van de ITRIS-
                     toestellen

                    (CTB/2018/97)
                                                                       2

   1. Een overzicht

1.1. Bij e-mail van 5 juli 2018 vraagt de heer X aan de NMBS om
volgende informatie:
- de data waarover de NMBS beschikt aan de hand van welke de
bezettingsgraad per treinlijn per tijdstip in detail wordt nagegaan;
- de verzamelde data die aan de hand van het ITRIS-toestel wordt
opgeslagen: controle per lijn, per tijdstip en per uur, met onderscheid
tussen gescande 1e klasse en 2e klasse abonnementen.

1.2. Omdat hij geen reactie ontvangt op zijn verzoek, dient hij bij de
NMBS via e-mail van 31 augustus 2018 een verzoek tot heroverweging
in. Bij e-mail van dezelfde datum dient hij ook een verzoek om advies in
bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna
Commissie genoemd.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is.
De aanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van artikel
8, § 2, van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van
bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994) aangezien het verzoek tot
heroverweging aan de NMBS en het verzoek om advies aan de
Commissie tegelijkertijd werden ingediend.

3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen
principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De
toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer
één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden
ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994
en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden
gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd
kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend
geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25
maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004
van 15 september 2004, overweging B.3.2).
                                                                         3

De Commissie wijst erop dat het recht van toegang tot
bestuursdocumenten slechts bestaat voor zover documenten bestaan. Ze
heeft wat dit betreft haar twijfels of er zelfs anonieme gegevens worden
opgeslagen over de gecontroleerde reizigers via het ITRIS-toestel van de
treinbegeleider. Uit een antwoord van de NMBS naar aanleiding van een
vroegere aanvraag blijkt immers dat “slechts wordt gecontroleerd indien
de reiziger over het juiste vervoerbewijs beschikt op dat moment (datum)
en dat traject (lijnnummer). Indien beide ‘kloppen’, wordt er een positief
signaal gegeven via het ITRIS-toestel aan de treinbegeleider. Er is geen
register van deze controles.” Voor zover er geen data worden opgeslagen
die beantwoord aan de tweede vraag van de aanvrager, is de wet van 11
april 1994 niet van toepassing.

Uit het antwoord van de NMBS blijkt evenwel dat de informatie over de
eerste soort data wel degelijk voorhanden is. In elk geval kan de NMBS
niet inroepen dat gevraagde informatie interne gegevens zouden zijn.
Noch artikel 32 van de Grondwet, noch de wet van 11 april 1994 sluiten
immers interne gegevens uit of voorzien in een uitzonderingsgrond voor
dergelijke gegevens. Voorts lijkt het onwaarschijnlijk dat een afdoende
motivering kan worden ingeroepen om te stellen dat de NMBS de vraag
om toegang tot deze informatie weigert, omdat zij heeft vastgesteld dat
het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van
een federaal economisch of financieel belang, de munt of het openbaar
krediet. In de eerste plaats kan sterk worden betwijfeld of deze data een
federaal economisch of financieel belang beschermen. De NMBS neemt
immers op dit ogenblik nog een monopoliepositie in met betrekking tot
het binnenlands treinreizigersvervoer. Dat hieraan over enkele jaren een
einde komt, doet geen afbreuk aan de vaststelling dat de huidige cijfers
geen federaal economisch of financieel belang beschermen. Zelfs
wanneer de NMBS dit laatste toch zou kunnen onderbouwen, dan nog
valt niet meteen in te zien dat in casu dit belang zwaarder zou wegen
dan het publiek belang dat gediend is met de openbaarheid gezien de
ernstige maatschappelijke vragen die onder meer betrekking hebben op
de besteding van publieke middelen, de efficiëntie van de NMBS als
overheidsdienst, de mobiliteitsproblematiek, het belang van de burger
om te kunnen beschikken over een zo ruim mogelijke dienstverlening,
de milieu-impact van het treinverkeer, …

Ten slotte wil de Commissie erop wijzen dat de wet van 11 april 1994 de
beslissing over het al dan niet openbaarmaken toevertrouwd aan de
                                                                    4

betrokken federale overheid, in casu de NMBS. Het komt enkel aan het
daartoe bevoegde orgaan toe om een beslissing te nemen, behoudens dat
er gekozen werd voor een uitdrukkelijke delegatie die niet enkel
duidelijk moet zijn omschreven, maar ook behoorlijk bekendgemaakt.




Brussel, 17 september 2018.




   F. SCHRAM                                           K. LEUS
   secretaris                                         voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2018-100/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1