Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2018-08:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 8

Met betrekking tot de toegang informatie die in een databank aanwezig is

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

     Afdeling openbaarheid van bestuur




                   12 februari 2018




                 ADVIES 2018-8

met betrekking tot de toegang informatie die in een
              databank aanwezig is
                    (CTB/2018/05)
                                                                          2

   1. Een overzicht

1.1. Bij e-mail van 22 januari 2018 vraagt de heer José X aan de FOD
Justitie om antwoord op een aantal vragen:
    - Is de heer Eddy Beckers, landmeter-expert ingeschreven in het
        voorlopig nationaal register?
    - Is deze deskundige ingeschreven in het definitief nationaal
        register?
    - Indien één van bovenstaande vragen positief beantwoord wordt:
        sinds wanneer en voor welke expertise en heeft hij zich akkoord
        verklaard en ingestemd om de deontologische code te
        respecteren?
    - Tot welk tuchtorgaan/commissie moet ik mij richten opdat deze
        deskundige mijn rechten wel zou willen respecteren?

1.2. De FOD Justitie antwoordt bij e-mail van 23 januari 2018 dat het
op dit ogenblik niet mogelijk is om deze informatie ter beschikking te
stellen van het grote publiek. Het nationaal register voor
gerechtsdeskundigen en het nationaal register voor beëindigd vertalers-
tolken en vertalers-tolken is nog niet consulteerbaar door het grote
publiek. De dienst nationale registers kan enkel informatie geven over de
eigen aanvraag. Er wordt op gewezen dat inschrijving in het register ten
voorlopige titel geen verplichting is in hoofde van de gerechtsdeskundige
of beëdigd vertaler/tolk. Op grond van de overgangsmaatregelen kan een
gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler/tolk zijn werkzaamheden blijven
uitvoeren tot 1 december 2021.

1.3. Bij e-mail van 26 januari 2018 bezorgt de heer X aan de FOD
Justitie een kopie van een advies van de Raad van State, afdeling
Wetgeving. Hij stelt dat er geen sprake is van een voorlopig register,
maar van een ‘voorlopige inschrijving’ in de nationale registers. Hij stelt
dat deze nationale register sinds de inwerkingtreding van de wet van 1
december 2016 raadpleegbaar moeten zijn voor iedereen. Hij vraagt de
FOD Justitie opnieuw om de gevraagde informatie mee te delen.

1.4. Bij e-mail van 29 januari 2018 antwoordt de FOD Justitie dat uit de
wet geen verplichting blijkt om gegevens van derden ter beschikking te
stellen aan het grote publiek wanneer deze via de website nog niet
toegankelijk is. De wettelijke bepaling dat het register raadpleegbaar zal
                                                                         3

zijn op de website van de FOD Justitie houdt niet in dat de informatie uit
het register vrij op te vragen is.

1.5. Bij e-mail van 29 januari 2018 uit de heer X zijn ongenoegen en
geeft te kennen zich tot de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd, te richten.

1.6. Bij e-mail van 29 januari 2018 bevestigt de FOD Justitie de
ontvangst van de mail van de heer X van dezelfde dag.

1.7. Bij e-mail van 29 januari 2018 dient de aanvrager “een verzoek tot
heroverweging” in bij de FOD Justitie. Tegelijkertijd verzoekt hij de
Commissie om een advies.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De aanvrager heeft op 26 januari 2018 zijn ongenoegen geuit over het
feit dat hij geen antwoord kreeg op zijn vragen. Aangezien de wetgever
geen specifieke eisen heeft gesteld aan het verzoek tot heroverweging
tenzij dat de aanvrager aangeeft dat hij moeilijkheden ondervindt om de
raadpleging of de verbetering van een bestuursdocument te verkrijgen op
grond van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van
bestuur’. De e-mail van 26 januari 2018 moet dan ook worden
beschouwd als het verzoek tot heroverweging in de zin van de wet van
11 april 1994. Op dat moment heeft de aanvrager evenwel nagelaten een
verzoek om advies te bezorgen aan de Commissie. Binnen de termijn
evenwel waarbinnen de Commissie bevoegd is, heeft hij een nieuw
verzoek tot heroverweging aan de FOD Justitie gericht, evenals een
verzoek om advies aan de Commissie zodat nu wel voldaan is aan de
wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid van beide verzoeken. Op grond
hiervan oordeelt de Commissie dat de adviesaanvraag ontvankelijk is.

3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

De Commissie wil vooreerst benadrukken dat het irrelevant is voor deze
zaak of het register al beschikbaar is op de website van de FOD Justitie.
Het is voldoende dat de gevraagde informatie aanwezig is in een
bestuursdocument, ongeacht de vorm waarin of de drager waarop. Een
databank moet worden beschouwd als een bestuursdocument in de zin
                                                                           4

van de wet van 11 april 1994 omdat ook in dit geval het gaat om
“informatie, in welke vorm ook, waarover een administratieve overheid
beschikt”.

Het recht van toegang tot bestuursdocumenten geldt evenwel enkel voor
bestaande bestuursdocumenten. Dit houdt in dat in zover de gevraagde
informatie aanwezig is in het nationaal register in welke vorm ook, op de
vragen van de aanvrager in principe moet worden ingegaan. Dit is niet
het geval voor de vraag “Tot welk tuchtorgaan/commissie moet ik mij
richten opdat deze deskundige mijn rechten wel zou willen respecteren?”
Wat dit aspect betreft, moet de aanvraag om advies geacht ongegrond te
zijn. Dit is ook het geval voor andere of bepaalde van die informatie in
zoverre die niet aanwezig is in het nationaal register van
gerechtsdeskundigen.

Op grond van artikel 991quinquies § 2 van het Gerechtelijk Wetboek
ingevoegd door artikel 12 van de wet van 10 april 2014 ‘tot wijziging van
verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal
register van gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal
register van beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken’, zoals gewijzigd
door de wet van 19 april 2017 ‘tot wijziging van het Wetboek van
Strafvordering, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 10 april 2014
‘tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting
van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting
van een nationaal register van beëdigd vertalers, tolken en vertalers-
tolken’, bevat het nationaal register voor gerechtsdeskundigen de
volgende gegevens:
    1. de naam, de voornaam en het geslacht van de
        gerechtsdeskundigen;
    2. de contactgegevens welke de gerechtelijke overheden die een
        beroep kunnen doen op zijn diensten in staat stellen hem te
        bereiken;
    3. de deskundigheid en de specialisatie waarvoor hij is geregistreerd;
    4. de gerechtelijke arrondissementen waarvoor hij beschikbaar is;
    5. het identificatienummer van de gerechtsdeskundige, de datum
        van opname en van verlenging;
    6. de talen waarin hij kan optreden als gerechtsdeskundige.
Dit register kan vrij worden geraadpleegd op de webstek van de Federale
Overheidsdienst Justitie.
                                                                       5

Zoals de FOD Justitie te kennen heeft gegeven, is het niet noodzakelijk
dat voor de heer Eddy Beckers deze gegevens aanwezig zijn in het
nationaal register. Artikel 28 van de wet van 10 april 2014 bepaalt
immers dat deskundigen, die werkzaam zijn bij de gerechtelijke
overheden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, uiterlijk
vijf jaar na deze datum aan de bepalingen ervan dienen te voldoen.
Daaraan heeft de wet van 19 april 2017 toegevoegd dat na voorlegging
van het bewijs van deze werkzaamheid zij voorlopig worden opgenomen
in het nationaal register van gerechtsdeskundigen met de vermelding van
het voorlopig karakter van deze opname.

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen
principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De
toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer
één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden
ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet van 11
april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan
worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn
opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze
beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr.
17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest
nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). In de gevallen
waarin de aanvraag wordt gericht tot een gemeente, dan kan deze
eventueel ook de afwezigheid van het belang inroepen dat nodig is om
toegang te krijgen tot een document van persoonlijke aard en de
uitzonderingsgronden vermeld in artikel 7 van de wet van 12 november
1997 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en
gemeenten’.

In zover de gevraagde informatie aanwezig is in het register, is de FOD
Justitie ertoe gehouden een uittreksel uit de databank te halen. De
Commissie is immers van oordeel dat wat betreft deze informatie, de
openbaarmaking ervan geen inbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer
van de betrokkene, zodat de uitzonderingsgrond in artikel 6, § 2, 1° van
de wet van 11 april 1994 hier niet dienstig kan worden ingeroepen.

Brussel, 12 februari 2018.


   F. SCHRAM                                              K. LEUS
   secretaris                                            voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2018-08/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1