transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2017-12:start
Table des matières
Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Advies 12
Met betrekking tot de weigering om een kopie te verstrekken van het ontwerp van kwaliteitshandboek
Date: 13/02/2017
- Copie locale: advies-2017-12.pdf
Transposition
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 13 februari 2017 ADVIES 2017-12 met betrekking tot de weigering om een kopie te verstrekken van het ontwerp van kwaliteitshandboek (CTB/2017/5) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij mail van 19 januari 2017 vraagt de heer X om inzage in het ontwerp van het kwaliteitshandboek aan de FOD Justitie. 1.2. Bij mail van 20 januari 2017 antwoordt de FOD Justitie dat het een overheidsdocument dat nog onaf is en het voorwerp uitmaakt van onderhandelingen en bijgevolg niet toegankelijk is voor het publiek. Het opheffen van de vertrouwelijkheid kan de onderhandelingen in gevaar brengen door de positie van de onderhandelaars te ondergraven. 1.3. Bij mail van 20 januari 2017 herhaalt de heer X zijn vraag om inzage. 1.4. Bij mail van 20 januari 2017 stelt de FOD Justitie dat zijn belang als burger niet van dezelfde aard is als het belang dat hij eerder kon doen gelden en wordt herhaald dat de tekst onaf is en nog niet van toepassing en dat hij steeds informatie kan vragen bij zijn vertegenwoordiger van zijn beroepsvereniging. 1.5. Bij mail van 21 januari 2017 dient de heer X een verzoek tot heroverweging in bij de FOD Justitie. Tegelijkertijd vraagt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van mening dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. De verzoeker heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de FOD Justitie en het verzoek om advies aan de Commissie. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich 3 bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De Commissie wenst vooreerst op te maken dat het voor de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur het geen enkel verschil uitmaakt of de aanvrager zijn verzoek ‘als burger’ dan wel in een andere hoedanigheid indient. De FOD Justitie oordeelt dat de openbaarmaking van het gevraagde bestuursdocument moet worden geweigerd omdat het onafgewerkt is en de openbaarmaking de onderhandelingen kunnen schaden. De FOD Justitie beroept zich met name op twee uitzonderingsgronden van de wet van 11 april 1994, meer bepaald artikel 6, § 3, 1° en artikel 6, § 2, 3° van deze wet. Artikel 6, § 2, 3° van de wet van 11 april 1994 bepaalt dat een administratieve overheid de openbaarheid moet weigeren als zij vaststelt dat deze afbreuk doet aan het geheim van de beraadslagingen van de federale Regering en van de verantwoordelijke overheden die afhangen van de federale uitvoerende macht, of waarbij een federale overheid betrokken is. Het gaat om een absolute uitzonderingsgronden die beoogt persoonlijke standpunten van deelnemers aan een beraadslaging of overleg. Het is maar voor zover dit soort informatie in dit ontwerp aanwezig is, dat deze uitzonderingsgrond terecht kan worden ingeroepen. Artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994 bepaalt dat een federale administratieve overheid een vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument mag afwijzen in de mate dat de vraag een bestuursdocument betreft waarvan de openbaarmaking, om reden dat het document niet af of onvolledig is, tot misvatting aanleiding kan geven. Het betreft hier een facultatieve uitzonderingsgrond die omdat het principe de openbaarheid is, uitgebreider gemotiveerd moet worden om ingeroepen te kunnen worden. De Commissie wenst er daarenboven op te wijzen dat het onvoldoende is dat wordt aangehaald dat het 4 betrokken bestuursdocument onaf is. Er moet bovendien in concreto worden aangetoond dat het openbaarmaking ervan aanleiding tot misvatting kan geven. De Commissie stelt vast dat de FOD Justitie nagelaten heeft het inroepen van deze uitzonderingsgrond in die zin heeft gemotiveerd. De Commissie wenst ten slotte erop te wijzen dat de beslissing dient genomen te worden door het bevoegde orgaan van de betrokken federale administratieve overheid die over het gevraagde bestuursdocument beschikt. Voor zover er geen expliciete en specifieke delegatie op dit vlak heeft plaatsgevonden, is voor wat betreft de FOD’s die minister onder wie de betrokken FOD valt, het bevoegde orgaan. Brussel, 13 februari 2017. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster
transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2017-12/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1