transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2016-81:start
Table des matières
Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Advies 81
Met betrekking tot de gedeeltelijke weigering om toegang te verlenen tot het fiscaal dossier
Date: 5/9/2016
- Copie locale: advies-2016-81.pdf
Transposition
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 5 september 2016 ADVIES 2016-81 met betrekking tot de gedeeltelijke weigering om toegang te verlenen tot het fiscaal dossier (CTB/2016/78) 2 1. Een overzicht 1.1. Op 14 juni 2016 namen mevrouw Nancy Muyshondt en mevrouw Annick Visschers, namens de X inzage in het fiscale dossier van de vennootschap op grond van de wet van 11 april 1994. 1.2. De fiscale administratie weigerde één of meer documenten aan de aanvragers te bezorgen, meer bepaald de kennisgeving van 27 april 2016 aan de bevoegde procureur des Konings te Brussel. Als motivering wordt aangevoerd dat de openbaarheid van bestuur niet opweegt tegen de opsporing of de vervolging van strafbare feiten. 1.3. Omdat de aanvrager het niet eens is met dit standpunt, richt hij bij brief van 1 augustus 2016 een verzoek tot heroverweging tot de FOD Financiën. Bij brief van dezelfde dag vraagt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd om een advies. De Commissie ontvangt dit verzoek op 8 augustus 2016. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van mening dat de aanvraag ontvankelijk is. De adviesaanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de FOD Financiën en het verzoek om advies aan de Commissie. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat er onduidelijkheid is over het precieze voorwerp van het verzoek om advies. Het is onduidelijk of het gaat om één of meer documenten. Enerzijds wordt de indruk gewekt dat het gaat om één welbepaald document, meer bepaald de op 27 april 2016 ingediende strafklacht bij de bevoegde procureur des Konings te Brussel; anderzijds wordt gesuggereerd dat het ook om andere documenten gaat door te vermelden “onder meer”. De Commissie beperkt zich dan ook in hoofdzaak tot de bespreking van de inroepbaarheid van artikel 6, § 1, 5° van de wet van 11 april 1994. Deze uitzonderingsgrond luidt als volgt: een administratieve overheid moet de openbaarheid weigeren wanneer ze oordeelt dat het belang van 3 de openbaarheid niet opweegt tegen het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Bij het inroepen van uitzonderingsgronden moet steeds worden uitgegaan van het feit dat artikel 32 van de Grondwet en wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten huldigen. Niet de openbaarmaking, maar wel de weigering van toegang moet worden verantwoord. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). In principe heeft de aanvrager recht op toegang tot zijn eigen fiscaal dossier zonder dat hij enig belang dient aan te tonen. De vra ag rijst of een strafklacht ingediend bij de procureur des koning wel moet worden geacht deel uit te maken van het administratief dossier van de betrokken vennootschap, ook al is de strafklacht noodzakelijkerwijze gesteund op de resultaten van de verschillende onderzoekshandelingen van de BBI. Het komt toe aan de fiscale administratie om hierover duidelijkheid te scheppen. De Commissie stelt vast dat de FOD Financiën niet in concreto motiveert waarom zij de inzage weigert. Artikel 6, § 1, 5° van de wet van 11 april 1994 kan maar worden ingeroepen, wanneer de FOD Financiën in concreto aantoont dat de openbaarheid schade toebrengt aan de opsporing en vervolging van strafbare feiten en het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder weegt dan dit beschermde belang. Het is dus niet correct zoals de aanvrager stelt dat de BBI de inzage niet kan weigeren van een door haar opgestelde strafklacht. Wel moet een weigering op deze grond in concreto worden gemotiveerd. In elk geval staat vast dat de strafprocedure nog steeds niet afgehandeld is en het strafrechtelijk onderzoek nog loopt. 4 Niets sluit uit dat de fiscale administratie eventueel nog andere uitzonderingsgronden moet of kan inroepen. Het komt echter aan de fiscale administratie toe om de mogelijkheid hiervan afhankelijk van de specifieke inhoud van de bestuursdocumenten waarvan de openbaarmaking is geweigerd, te beoordelen en te verantwoorden rekening houdend met de specifieke voorwaarden die gelden voor de inroepbaarheid van elk van de uitzonderingsgronden. Brussel, 5 september 2016. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster
transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2016-81/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1