Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2016-76:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 76

Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscale dossier

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

    Afdeling openbaarheid van bestuur




                 5 september 2016




               ADVIES 2016-76

 met betrekking tot de weigering om toegang te
   verlenen tot het volledige fiscale dossier
                  (CTB/2016/73)
                                                                           2

1. Een overzicht

1.1. Bij mail van 16 juni 2016 vragen de heren Dirk Verleden,
gevolmachtigd boekhouder en de heer Dominiek Leroy zaakvoerder, aan
de FOD Financiën om inzage en/of afschrift van alle stukken die
betrekking hebben of zouden kunnen hebben op de fiscale situatie van
de belastingplichtige.

1.2. Bij mail van 4 juli 2016 weigert de FOD Financiën de inzage in het
fiscaal dossier op grond van artikel 6, § 1, 8° van de wet van 11 april 1994
met het oog op de geheimhouding van de persoon die de documenten of
inlichtingen vertrouwelijk aan de administratieve overheid heeft
meegedeeld.

1.3. Omdat de aanvrager het niet eens is met dit standpunt, richt hij bij
brief van 3 augustus 2016 een verzoek tot heroverweging tot de FOD
Financiën. Deze brief werd aangetekend verstuurd en per mail. In deze
brief die als opschrift draagt “heroverweging inzagerecht in het eigen
fiscaal dossier bvba PARDISO” vraagt hij de Commissie voor de toegang
tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid
van bestuur, hierna Commissie genoemd om een advies.

   2.    De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van mening dat de aanvraag ontvankelijk is. De
adviesaanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van de
gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de FOD
Financiën en het verzoek om advies aan de Commissie.

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Voorafgaandelijk wenst de Commissie op te merken dat dat de fiscale
administratie niet automatisch de aanvraag kan beperken tot het fiscaal
dossier van de betrokken bvba, aangezien de vraag betrekking heeft op
“inzage en/of afschrift van alle stukken die betrekking hebben of zouden
kunnen hebben op de fiscale situatie van de belastingplichtige”. De
fiscale administratie moet duidelijk maken dat er geen andere
documenten bestaan die relevant zijn voor de fiscale toestand van de
aanvrager dan deze die in het betrokken fiscaal dossier van de betrokken
onderneming aanwezig zijn.
                                                                           3

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot
alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan
slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang
tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer
uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich
bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in
concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts
uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden
ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten
worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging
B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004,
overweging B.3.2).

In principe geldt voor de fiscale administratie niet dat de documenten als
documenten van persoonlijke aard kunnen worden gekwalificeerd. Een
document van persoonlijke aard is een “bestuursdocument dat een
beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of
gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van
een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk
nadeel kan berokkenen”. Als een document van persoonlijke aard moet
wel worden beschouwd informatie die gedragingen beschrijft van de
natuurlijke personen die als fiscale fraude kunnen worden beschouwd of
beoordelingen die daarop betrekking hebben. Voor de toegang tot deze
documenten is een belang vereist. Een belang is evenwel niet vereist
wanneer het gaat om een beoordeling van een rechtspersoon. Voor zover
het gaat om documenten van persoonlijke aard heeft de
belastingplichtige, in casu een onderneming, het vereiste belang om
toegang te krijgen tot dergelijke informatie als deze informatie
betrekking heeft op handelingen of gedragingen of beoordelingen van
natuurlijke personen voor zover dit in directe relatie staat tot het bepalen
van zijn belastingtoestand.

Het hebben van het vereiste belang betekent nog niet dat er geen
uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen.

De fiscale administratie roept artikel 6, § 1, 8° van de wet van 11 april
1994 in dat bepaalt dat een administratieve overheid geen informatie in
bestuursdocumenten mag openbaar maken waardoor de geheimhouding
van de identiteit van de persoon die het document of de inlichting
                                                                          4

vertrouwelijk aan de overheid heeft toevertrouwd in het gedrang zou
komen. Deze uitzonderingsgrond kan slechts worden ingeroepen
wanneer niet met zekerheid de identiteit van de betrokkene al niet
onmiskenbaar gekend is door de aanvrager. Het feit dat iemand stelt dat
de betrokkene er geen geheim van maakt dat hij “bepaalde gegevens aan
de belastingadministratie ging overmaken” betekent nog niet dat
daarmee de identiteit van de betrokkene onmiskenbaar vaststaat. De
fiscale administratie moet dan ook nagaan of de identiteit van de
betrokkene al niet met zekerheid vaststaat. Komt zij tot dit besluit dan
kan zij niet langer deze uitzonderingsgrond inroepen. Bovendien kan
deze uitzonderingsgrond slechts worden ingeroepen als de persoon die
de mededeling heeft verricht om de vertrouwelijkheid heeft verzocht op
het moment dat hij deze aan de overheid heeft verstrekt.

Het feit dat eventueel de identiteit bij de aanvrager onmiskenbaar zou
gekend zijn, verhindert niet dat de fiscale administratie eventueel artikel
6, § 3, 2° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een federale
administratieve overheid de openbaarmaking kan afwijzen wanneer de
aanvraag betrekking heeft op een advies of een mening die uit vrije wil
en vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld, kan inroepen. Ook hier
is vereist dat de aanvrager op het ogenblik dat hij de overheid heeft
geïnformeerd, de vertrouwelijkheid heeft ingeroepen. Bovendien is de
niet openbaarmaking in dit geval beperkt tot een advies of een mening
en kan ze geen betrekking hebben op feiten.

De Commissie wenst er wel op te wijzen dat de fiscale administratie
mogelijks nog andere uitzonderingsgronden moet inroepen. De
Commissie wijst in dit verband op artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11
april 1994 dat bepaalt dat een administratieve overheid de openbaarheid
moet weigeren wanneer ze vaststelt dat de openbaarheid niet opweegt
tegen de bescherming van een federaal economisch of financieel belang,
de munt of het openbaar krediet, waaronder ook het fiscaal belang moet
worden begrepen. Daarnaast moet de fiscale administratie rekening
houden met de uitzonderingsgrond aanwezig in artikel 6, § 1, 5° van de
wet van 11 april 1994 op grond waarvan een fiscale administratie de
openbaarheid moet weigeren wanneer deze afbreuk doet aan de
opsporing of vervolging van strafbare feiten.

Bij het inroepen van deze uitzonderingsgronden moet steeds aan de
specifieke voorwaarden zijn voldaan die voor elk van hen gelden.
                                                                      5

Bovendien moet de weigering tot openbaarmaking steeds in concreto
worden gemotiveerd. Het komt toe aan de fiscale administratie om na te
gaan of deze uitzonderingsgronden al dan niet moeten of kunnen
worden ingeroepen en het inroepen ervan afdoende te motiveren. Het
feit dat de aanvrager een persoonlijk belang meent te hebben kan echter
niet meegenomen worden in de belangenafweging die geldt voor de
uitzonderingsgronden op grond van artikel 6, § 1. Hierbij moet immers
het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking worden
afgewogen tegen het beschermde belang.




Brussel, 5 september 2016.




   F. SCHRAM                                           M. BAGUET
   secretaris                                          voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2016-76/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1