transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2015-60:start
Table des matières
Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Advies 60
Over de weigering om toegang te geven tot de documenten in dossiers die geopend werden naar aanleiding van de aanvrager
Date: 7/9/2015
- Copie locale: advies-2015-60.pdf
Transposition
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 7 september 2015 ADVIES 2015-60 over de weigering om toegang te geven tot de documenten in dossiers die geopend werden naar aanleiding van de aanvrager (CTB/2015/58) 2 1. Een overzicht 1.1 Bij mail van 24 juni 2015 vraagt de heer X aan de FOD Binnenlandse Zaken “de dossiers op die geopend werden naar aanleiding van zijn e- mails zowel bij de klachtendienst als bij IBZ zelf”. 1.2 Bij mail van 1 juli 2015 antwoordt de heer Van Verdegem namens de FOD Binnenlandse Zaken op de mail van de heer X van 24 juni 2015, maar hij gaat daarbij niet in op de vraag met betrekking tot de toegang tot de gevraagde dossiers. 1.3 Bij mail van 1 juli 2015 vraagt de heer X aan de FOD Binnenlandse Zaken “op basis van de privacywet en op basis van artikel 32 Gw en op basis van de federale wet op de openbaarheid van bestuur alle documenten van het dossier waarin mijn naam en die van mijn gezin worden genoemd”. 1.4 Omdat hij geen reactie krijgt op zijn vraag om toegang tot de opgemaakte dossiers binnen de door de wet van 11 april 1994 vermelde termijn van dertig dagen, dient hij bij mail van 4 augustus 2015 een verzoek tot heroverweging in bij de FOD Binnenlandse Zaken. Bij mail van dezelfde dag dient hij ook een verzoek om advies in bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. In deze mail worden heel wat zaken vermeld die in het kader van een verzoek tot heroverweging en van een verzoek om advies totaal irrelevant zijn. Hierbij maakt hij ook melding van het uitoefenen van een correctierecht. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat de aanvrager tegelijkertijd zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 voorschrijft een verzoek tot heroverweging aan de FOD Binnenlandse Zaken en een verzoek om advies aan de Commissie heeft ingediend. Bijgevolg is het verzoek om advies ontvankelijk voor zover de aanvraag betrekking heeft op de toegang tot bestuursdocumenten op grond van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Aangezien de mail van de FOD Binnenlandse Zaken van 1 juli 2015 niet kan worden beschouwd als een weigering om toegang te verlenen tot de gevraagde documenten, moet de 3 mail van de heer X van 1 juli 2015 immers worden beschouwd als een gewone herhaling van de vraag om toegang van 24 juni 2015 waarop de FOD Binnenlandse Zaken binnen een termijn van dertig dagen een antwoord dient te bezorgen. De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies niet ontvankelijk is voor zover het betrekking heeft op de verbetering van bepaalde informatie, omdat dit slechts wordt vermeld in de mail van 4 augustus 2015 en niet in de initiële aanvraag. De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies niet ontvankelijk is voor zover ze gebaseerd is op de toepassing van de wet van 8 december 1992 omdat de Commissie hiervoor niet bevoegd is. Bovendien is het verzoek om advies niet ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op een hele reeks van opmerkingen die de aanvrager vermeld die totaal irrelevant zijn in het kader van de toegang tot bestuursdocumenten. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer uitzonderingsgronden kan of moet worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Voor zover de aanvrager toegang vraagt tot een document van persoonlijke aard, moet hij worden geacht het vereiste belang te vertonen voor zover die informatie in directe relatie tot hemzelf staat. Voor zover dit niet het geval is en hij het vereiste belang niet aantoont, moet de FOD Binnenlandse Zaken de toegang tot dergelijke informatie automatisch weigeren. De aanwezigheid van het vereiste belang betekent trouwens ook niet de aanvrager toegang krijgt tot de gevraagde 4 documenten. Er moet immers nog worden nagegaan of er geen uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen. Voor zover de FOD Binnenlandse Zaken geen uitzonderingsgronden inroept voor de informatie waarvoor de aanvrager het vereiste belang heeft of waartoe hij geen belang nodig heeft, is ze ertoe gehouden de gevraagde documenten openbaar te maken. De Commissie sluit niet uit dat er inderdaad uitzonderingsgronden moeten worden ingeroepen, meer bepaald de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren als deze afbreuk zou doen aan de persoonlijke levenssfeer van derden. De Commissie wenst wel te benadrukken dat in dit geval in concreto moet worden aangetoond dat de openbaarmaking schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer. Het is dus onvoldoende dat bepaalde informatie betrekking heeft op of in relatie kan worden gebracht met de persoonlijke levenssfeer van derden. Het spreekt voor zich dat deze uitzonderingsgrond niet kan worden ingeroepen tegen de aanvrager zelf voor zover de informatie op hemzelf betrekking heeft. De Commissie wenst er wel op te wijzen dat de FOD Binnenlandse Zaken niet tot uitvoering kan overgaan, zolang de aanvrager niet aangeeft op welke wijze hij zijn toegang wenst uit te oefenen. Ze had de aanvrager hierop moeten wijzen. Bij afwezigheid van verduidelijking hierover, kan de FOD Binnenlandse Zaken inderdaad niet overgaan tot de openbaarmaking. De Commissie wenst verder de FOD Binnenlandse Zaken attent te maken op het ministerieel besluit van 1 oktober 2006 tot delegatie van de bevoegdheid een verzoek tot inzage of een afschrift van een bestuursdocument dat de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken onder zich heeft, af te wijzen (BS 20 oktober 2006) dat aangezien het niet werd ingetrokken nog steeds van toepassing is. Ten slotte wil de Commissie het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking in herinnering brengen op grond waarvan slechts aan de openbaarmaking kan worden onttrokken de informatie waarvoor de aanvrager geen belang heeft en een belang vereist is (documenten van persoonlijke aard die geen directe relatie met zijn persoon vertonen) en de informatie die onder een of meer uitzonderingsgronden valt. Alle 5 andere informatie in de gevraagde bestuursdocumenten dienen openbaar te worden gemaakt. Brussel, 7 september 2015. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster
transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2015-60/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1