Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2011-332:start

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 332

Over de weigering om toegang te verlenen tot de documenten die aanleiding hebben gegeven tot een fiscale controle

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

     Afdeling openbaarheid van bestuur




                 12 december 2011




               ADVIES 2011-332

 over de weigering om toegang te verlenen tot de
documenten die aanleiding hebben gegeven tot een
                 fiscale controle
                  (CTB/2011/334)
                                                                       2

   1. Een overzicht

Bij brief van 29 september 2011 vroegen de heer Jan Sandra en de heer
Steven Vancolen, namens hun cliënt, de NV Orbo Labels, om inzage,
toelichting en mededeling in afschrift van de stukken die aanleiding
hebben gegeven tot de onaangekondigde controle van 21 september
2010, inzonderheid van de aangifte die door de heer Jean-Paul Lefebvre
zou zijn gedaan.

In de brief van 20 oktober 2011 waarmee kennis werd gegeven van de
beslissing tot taxatie, werd het verzoek om toegang door de BBI
verworpen op grond van volgende argumenten:
    - artikel 6, § 1, 8° van de wet van 11 april 1994: de openbaarmaking
        moet worden geweigerd wanneer de fiscale administratie heeft
        vastgesteld dat het belang van de openbaarmaking niet opweegt
        tegen de bescherming van de geheimhouding van de identiteit
        van de persoon die het document of de inlichting vertrouwelijk
        aan de administratieve overheid heeft meegedeeld ter aangifte
        van een strafbaar of strafbaar geacht feit.
    - artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994: de openbaarmaking
        moet worden geweigerd wanneer de fiscale administratie vaststelt
        dat het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de
        bescherming van het federaal economisch of financieel belang, de
        munt of het openbaar krediet. De aanvragers beogen immers te
        peilen naar de beweegredenen van de fiscale administratie om de
        fiscale toestand van hun cliënt aan een onderzoek te
        onderwerpen. Zo willen ze de selectiecriteria en de insteek voor
        het onderzoek gevoerd door de BBI, vernemen.

Na deze weigering om toegang te geven, verzoeken de heren Jan Sandra
en Steven Vancolen bij brief van 10 november 2011 de BBI-Brugge haar
beslissing te heroverwegen. Tegelijkertijd vragen zij de Commissie voor
de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling
openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie stelt vast dat de aanvrager tegelijkertijd zijn verzoek tot
heroverweging en zijn verzoek om advies heeft ingediend. Het verzoek is
bijgevolg ontvankelijk.
                                                                          3

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Aangezien de aanvraag betrekking heeft op documenten van de
betrokken rechtspersoon, moet de aanvrager in principe geen belang
aantonen voor zover de documenten op de fiscale toestand van die
rechtspersoon betrekking hebben.

Het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten is verankerd in
artikel 32 van de Grondwet en verder uitgewerkt in de wet van 11 april
1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Deze bepalingen
huldigen de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten.
Slechts wanneer uitzonderingsgronden die in artikel 6 van de wet van 11
april 1994 moeten of kunnen worden ingeroepen en op pertinente wijze
in concreto worden gemotiveerd, kan de openbaarmaking worden
geweigerd.

In casu roept de fiscale administratie artikel 6, § 1, 8° van de wet van 11
april 1994 in om de openbaarmaking te weigeren van de identiteit van
diegene die aangifte heeft gedaan. Om deze uitzonderingsgrond te
kunnen inroepen is in de eerste plaats vereist dat de identiteit van
diegene die een document of inlichting vertrouwelijk aan de
administratieve overheid heeft meegedeeld ter aangifte van een strafbaar
of strafbaar geacht feit niet algemeen gekend is. De aanvrager roept in
dat hij de identiteit van de persoon beweert te kennen. Hij beweert
immers over concrete aanwijzingen te beschikken om te vermoeden dat
de heer Jean-Paul Lefebvre bij de fiscale administratie aangifte heeft
gedaan op basis van onrechtmatig verkregen documenten. De Commissie
wil benadrukken dat het niet voldoende is dat er aanwijzingen zijn van
de identiteit van de aangever. Het feit dat de cliënt van de aanvragers een
gespannen verhouding heeft met de heer Jean-Paul Lefebvre en dat er
procedures lopen tussen beide partijen, is onvoldoende om te besluiten
dat de heer Jean-Paul Lefebvre ook documenten of inlichtingen zou
hebben verstrekt aan de fiscale administratie. De aangever dient zijn
identiteit te hebben vrijgegeven, opdat de bescherming die de wet biedt
niet zou worden toegekend. De Commissie is dan ook van oordeel dat
voor zover kennis van de identiteit slechts op vermoedens berust, dit
onvoldoende is om de identiteit vrij te geven. De Commissie wil er wel
op wijzen dat niet iedereen de bescherming geniet van artikel 6, § 1, 8°
van de wet van 11 april 1994. De bescherming geldt slechts ten aanzien
van wie een document of inlichting vertrouwelijk heeft meegedeeld. Op
                                                                         4

dat vlak ontbreekt elke motivering. Eveneens moet worden nagegaan of
er geen publiek belang aanwezig is dat zwaarder weegt dan het
beschermde belang. De Commissie wenst er op te wijzen dat de
openbaarmaking van de identiteit van de aangever van documenten of
informatie geen publiek belang dient, maar een particulier belang. De
Commissie meent dat de motivering die belangenafweging dient te
bevatten.

De Commissie wenst er op te wijzen dat niet enkel de identiteit van
diegene die aangifte doet van een strafbaar of strafbaar geacht feit, maar
evenzeer de inhoud van die aangifte kan beschermd zijn. Artikel 6, § 3,
2° van de wet van 11 april 1994 bepaalt immers dat een federale
administratieve overheid een vraag om inzage, uitleg of mededeling in
afschrift van een bestuursdocument mag afwijzen in de mate de vraag
een advies of een mening betreft die uit vrije wil en vertrouwelijk aan de
overheid is meegedeeld. De Commissie benadrukt wel dat deze
uitzonderingsgrond slechts kan worden ingeroepen wanneer aan de drie
voorwaarden cumulatief is voldaan: de derde heeft een advies of een
mening verstrekt, het verstrekken van die informatie of het document is
niet verplicht en de aangever heeft bij het verstrekken van de inlichting
of het document de vertrouwelijkheid gevraagd. Aangezien het gaat om
een facultatieve uitzonderingsgrond zal de motivering bovendien
voldoende uitgebreid moeten zijn.

Vervolgens weigert de fiscale administratie de toegang tot de gevraagde
documenten op grond van artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994
dat bepaalt dat de fiscale administratie de openbaarmaking moet
weigeren wanneer zij vaststelt dat de openbaarheid niet opweegt tegen
de bescherming van het federaal economisch of financieel belang. Uit de
rechtspraak van de Raad van State en de adviespraktijk van de
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
bestuursdocumenten blijkt dat onder het federaal economisch of
financieel belang ook het fiscaal belang moet worden begrepen. Als
uitzondering op een grondrecht, moet deze uitzondering wel restrictief
worden geïnterpreteerd en in concreto worden gemotiveerd. De
Commissie merkt op dat in casu die motivering in concreto ontbreekt.
Bovendien ontbreekt een belangenafweging tussen enerzijds het
algemeen belang dat met de openbaarmaking is gediend en het
beschermde belang. Wat dit aspect betreft wil de Commissie erop wijzen
dat het belang dat wordt ingeroepen om de gevraagde
                                                                       5

bestuursdocumenten openbaar te maken een particulier belang is, maar
geen algemeen belang. Dit particulier belang kan dus niet in de
belangenafweging worden betrokken.

De Commissie wenst er ten slotte op te wijzen dat informatie slechts aan
de openbaarmaking kan worden onttrokken voor zover deze onder een
uitzonderingsgrond   valt.   Alle     andere    informatie     in    een
bestuursdocument dient openbaar te worden gemaakt.


Brussel, 12 december 2011.




   F. SCHRAM                                              J. BAERT
   secretaris                                            voorzitter

transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2011-332/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1