transparencia:cadas:abelfedcadapub:advies-2009-34:start
Table des matières
Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Advies 34
Over de toegang tot een grondige juridische analyse
Date: 11/5/2009
- Copie locale: advies-2009-34.pdf
Transposition
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 11 mei 2009 ADVIES 2009-34 over de toegang tot een grondige juridische analyse (CTB/2009/39) 2 1. Een overzicht Op 23 februari 2009 vroegen dhr. X en dhr. Y, namens hun cliënt Z aan de heer Albert Wauthier, regeringscommissaris bij het BIBF om toegang te krijgen tot het document waarvan de inhoud wordt omschreven als volgt: “grondige juridische analyse van een gelijkaardige situatie betreffende een ander instituut dat onder dezelfde regelgeving valt als het BIBF”. Bij brief van 9 maart 2009 werd het verzoek afgewezen omdat het een nominatief document betreft dat een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd persoon. Er werd geoordeeld dat het persoonlijke belang van de betrokkene niet opweegt tegen het belang van de in de nota vermelde persoon van wie de identiteit op basis van de inhoud, en zelfs bij weglating van de naam, kan achterhaald worden. Op 7 april 2009 richtte dhr. X een verzoek tot heroverweging aan dhr. A. Wauthier en vroeg de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De adviesaanvraag werd tegelijkertijd ingediend met het verzoek tot heroverweging zodat aan de wettelijke voorwaarde van de gelijktijdigheid zoals die is gesteld in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid, is voldaan. De aanvraag is gericht tot de regeringscommissaris van het B.I.B.F. De regeringscommissaris van het B.I.B.F. is een afgevaardigde van de federale regering en moet als zodanig worden beschouwd als een federale administratieve overheid in de zin van artikel 1, tweede lid, 1° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Dit blijkt ook zonder meer uit het arrest van de Raad van State in de zaak nr. 110.938 van 3 oktober 2002. Er bestaat weinig twijfel over dat het bestuursdocument in kwestie moet worden beschouwd als een document van persoonlijke aard. Een document van persoonlijke aard is “een bestuursdocument dat een beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of 3 gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan berokkenen”. Om toegang te kunnen hebben tot een dergelijk bestuursdocument moet de aanvrager over een belang beschikken. De Commissie is van mening dat de betrokkene wel degelijk het vereiste belang heeft om toegang te krijgen tot dit bestuursdocument aangezien hij op grond van de argumenten in dit document eveneens werd afgezet als voorzitter van dhr. Roland Smets werd afgezet als voorzitter van het B.I.B.F. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid garandeert een recht van toegang tot bestuursdocumenten. Als principe geldt dat elk bestuursdocument openbaar is, tenzij een of meer uitzonderingsgronden moeten worden ingeroepen die op dit moment de openbaarmaking verhinderen. Ook al heeft de aanvrager het vereiste belang, dan nog verhindert dit niet dat de informatie in het gevraagde bestuursdocument moet worden afgetoetst aan de uitzonderingsgronden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994. In casu stelt de Commissie vast dat de regeringscommissaris moet nagaan of door de openbaarmaking van het gevraagde bestuursdocument schade zou worden berokkend aan de persoonlijke levenssfeer van een persoon. Daarbij moet rekening worden gehouden met het eventueel bestaan van eventueel al publiek bekende informatie en met het feit dat de omvang van de persoonlijke levenssfeer en van een eventuele inbreuk op die persoonlijke levenssfeer in concreto moet worden bepaald. In de mate iemand een publieke functie vervult, zal de juridische bescherming van de aspecten van de persoonlijke levenssfeer die op die publieke functie betrekking hebben, minder gelden dan voor iemand die een functie vervult in de private sector. Wordt echter vastgesteld dat de openbaarmaking schade zou berokkenen aan de persoonlijke levenssfeer en dit afdoende en in concreto wordt gemotiveerd, dan is de openbaarmaking uitgesloten tenzij de betrokkene zelf met de openbaarmaking zou instemmen. Er moet in dat geval dus geen afweging van belangen meer plaats vinden. Omwille van artikel 4, 3° van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen, mag die motivering echter niet voor gevolg hebben 4 dat deze op zich afbreuk zou kunnen doen aan de eerbied voor het privé- leven. Zelfs als de hiervoor vermelde uitzonderingsgrond van toepassing is, dan moet nog rekening worden gehouden met 6, § 4 van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan slechts die informatie aan de openbaarmaking kan worden onttrokken die ook effectief onder een uitzonderingsgrond valt. Alle andere informatie in het betrokken document dient wel openbaar te worden gemaakt. De Commissie wenst er ten slotte nog op te wijzen dat het argument dat de essentie van de juridische analyse is weergegeven in de notulen van de vergadering van 23 januari 2009 en waarover de aanvrager beschikt, geen afdoende reden is om de openbaarmaking te weigeren. Dit argument vormt immers geen uitzonderingsgrond uit de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Brussel, 11 mei 2009. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter
transparencia/cadas/abelfedcadapub/advies-2009-34/start.txt · Dernière modification : 2020/09/28 23:41 de 127.0.0.1