Table des matières

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 5

Over de weigering om een kopie te verstrekken van alle bestuursdocumenten op grond waarvan de Minister van Justitie verklaarde dat de Veiligheid van de Staat de klimaatbetogingen en de organisatoren ervan niet opvolgt

Date: 21/10/2019

Transposition

Federale Beroepscommissie voor de
  toegang tot milieu-informatie




                     21 oktober 2019




              BESLISSING nr. 2019-5

 over de weigering om een kopie te verstrekken van alle
 bestuursdocumenten op grond waarvan de Minister van
   Justitie verklaarde dat de Veiligheid van de Staat de
klimaatbetogingen en de organisatoren ervan niet opvolgt

                     (FBC/2019/04)

          VERHAEGHE/MINISTER VAN JUSTITIE
                                                                        2

     1. Een overzicht

1.1. Bij e-mail van 9 september 2019 richt de heer X een aanvraag aan
de Minister van Justitie voor het bekomen van milieu-informatie. Hij
vraagt met name om een kopie van alle bestuursdocumenten op grond
waarvan de Minister van Justitie op 6 februari 2019 in de
Kamercommissie kon verklaren dat de Veiligheid van de Staat de
klimaatbetogingen en de organisatoren ervan niet opvolgt. Al eerder had
hij deze vraag herhaalde malen gesteld op grond van de wet van 11 april
1994 en heeft de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, drie adviezen
hierover uitgebracht (advies 2019-26, advies 2019-46 en advies 2019-78).
De Minister weigerde in reactie op de verzoeken tot heroverweging
telkens de toegang.

1.2. Bij een brief van 11 september 2019 weigert de Minister opnieuw
de toegang. Uit de brief blijkt evenwel dat de Minister hierbij de vraag
opnieuw beoordeelt op grond van de wet van 11 april 1994 en niet op
grond van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het
publiek tot milieu-informatie. De argumentatie die hij aanvoert heeft
eveneens betrekking op de toepassing van de eerstgenoemde wet.

1.3. Bij e-mail van 17 september 2019 dient de aanvrager een beroep in
bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie,
hierna Commissie genoemd.

2.        De ontvankelijkheid van het beroep

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend op grond van
artikel 36 van de wet van 5 augustus 2006 binnen een termijn van zestig
kalenderdagen die, naargelang het geval, ingaat de dag na het verstrijken
van het versturen van de beslissing tot gehele of gedeeltelijke weigering
                                                                         3

of de dag na het verstrijken van de uitvoeringstermijn. Opdat rekening
moet worden gehouden met die termijn is wel vereist dat de correcte
beroepsmogelijkheden in de betekening van de beslissing zijn vermeld
op grond van artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006. Bij ontstentenis
van kennisgeving of van de correcte beroepsmogelijkheden neemt de
verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang.

Het beroep werd ingediend met een e-mail van 17 september 2019 tegen
een beslissing van 11 september 2019 en is dus ontvankelijk.

3.       De gegrondheid van de aanvraag

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (artikel 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).

3.1.   Het personeel toepassingsgebied

De wet van 5 augustus 2006 definieert het begrip milieu-instantie als
volgt “a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de
Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van
de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”
                                                                             4

Er kan geen twijfel over bestaan dat de minister van Justitie moet
worden beschouwd als orgaan van de rechtspersoon die de federale staat
is en dat hij dus moet worden beschouwd als een milieu-instantie in de
zin van de wet van 5 augustus 2006. De memorie van toelichting bij de
wet van 5 augustus 2006 bepaalt immers het volgende: “Ook
beleidspersonen die een ministerieel mandaat uitoefenen, zijn te
beschouwen als “milieu-instanties” in zoverre zij over milieu-informatie
beschikken die zij gebruiken in het kader van de uitoefening van een
taak van publiek belang waarvoor zij belast zijn. Privé-archieven van
ministers of van medewerkers van beleidscellen vallen echter niet onder
het toepassingsgebied van deze wet.” (Parl.St. Kamer, 2005-2006, nr.
512511/001, 13).

3.2.   Het materieel toepassingsgebied

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële vorm ook,
        waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer, de
        lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten met
        inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de interactie
        tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met
        inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of kunnen
        worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het
        milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e)
        ;
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken,
        voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a)
        bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een
        van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en
        activiteiten zoals bedoeld onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen
        in het milieu van stoffen die de toestand van elementen van het
                                                                           5

         milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand van de gezondheid en de
         veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) aantasten of
         waarschijnlijk aantasten;
         e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
         hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
         f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand van
         elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de toestand van de
         gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) of de
         waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken zoals bedoeld onder c)
         in stand te houden, te beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en
         druk erop te voorkomen, in te perken of te compenseren;
         g) kosten-baten-        en    andere    economische     analyses  en
         veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder e)
         en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
         h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie stelt vast dat ondanks het feit dat het begrip milieu-
informatie een heel ruime invulling heeft, de gevraagde informatie niet
als milieu-informatie kan worden beschouwd, aangezien ze in geen
enkele van de voornoemde gevallen kan worden ingepast. De aanvrager
maakt het bovendien niet aannemelijk dat de gevraagde
bestuursdocumenten milieu-informatie zouden bevatten.

3.3. Besluit

Op grond van haar onderzoek moet de Commissie vaststellen dat het
beroep niet gegrond is, aangezien de gevraagde informatie niet als
milieu-informatie kan worden gekwalificeerd.

Brussel, 14 oktober 2019

De Commissie was als volgt samengesteld:

Jeroen Van Nieuwenhove, voorzitter
Frankie Schram, secretaris en lid
Hrisanti Prasman, lid
Brecht Vercruysse, lid



   F. SCHRAM                                          J. VAN NIEUWENHOVE
   secretaris                                                voorzitter