Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions
Date: 8/1/2018
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 8 januari 2018 BESLISSING nr. 2018-1 over de weigering om persoonsgegevens openbaar te maken die zich bevinden in formulieren die aan het FAVV werden verstrekt (FBC/2017/11) GAIA/FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN 2 1. Een overzicht 1.1 Bij een brief van 15 september 2017 vraagt de heer Anthony Godfroid, namens de vzw Global Action in the Interest of Animals aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) om afschriften van en informatie over bestuursdocumenten op grond van artikel 18, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie, namelijk: - een antwoord op de vraag aan hoeveel en aan welke landbouwers/houders van gevogelte het FAVV de toestemming/het bevel heeft gegeven om kippen te vergassen/doden en dit vanaf 1 januari 2017; - indien het FAVV de toestemming/het bevel heeft gegeven om kippen te vergassen/doden een antwoord op de vraag om hoeveel kippen het in totaal gaat; - indien het FAVV de toestemming/het bevel heeft gegeven aan landbouwers/houders van gevogelte om kippen te vergassen/doden, een afschrift van de communicatie (brieven, faxen, e-mails, of enig ander communicatiemiddel) die het FAVV in dit kader overmaakte aan de landbouwers, meer bepaald de communicatie door middel waarvan de landbouwers op de hoogte werden gebracht dat ze hun kippen mochten/moesten vergassen/doden; - een antwoord op de vraag of deze vergassing/doding van kippen waarvoor het FAVV de toestemming/het bevel heeft gegeven gesubsidieerd werd en indien ja door middel van welk fonds; - indien de vergassing/doding van de kippen gesubsidieerd werd, een antwoord op de vraag hoeveel geld elke individuele landbouwer/houder van gevogelte heeft ontvangen. 1.2 Bij een mailbericht van 2 oktober 2017 wijst het FAVV dat op basis van artikel 6, paragraaf 3 van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, producten die niet geschikt zijn voor de voedselketen een andere bestemming kunnen krijgen. Het zijn de pluimveehouders zelf die een herbestemming van hun dieren en eieren aanvragen. Het initiatief tot een dergelijke herbestemming komt uitsluitend van de houder. Het FAVV geeft dus geen bevel. Het FAVV vermeldt dat op dit ogenblik 33 pluimveehouders de doding van hun dieren hebben aangemeld bij het Agentschap. Het gaat op dit ogenblik over ongeveer 1,86 miljoen dieren. Het FAVV wenst niet in te gaan om 3 de gegevens van deze 33 pluimveehouders te verstrekken. Het betreft hier persoonsgegevens in het kader van een gevoelige materie, die uitgebreid in de media is geweest. Bovendien maken deze persoonsgegevens deel uit van het opsporingsonderzoek, dat momenteel nog volop aan de gang is. Conform artikel 27, § 1, 4° van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu- informatie kunnen deze gegevens niet worden verstrekt. Het FAVV verstrekt een kopie van het formulier “Mededeling door de operator voor het doden van kippen in het kader van contaminatie van fipronil”, waarmee de operatoren de herbestemming kunnen melden aan het Agentschap. Aangezien er nog geen sprake is van een compensatie voor de schade die bedrijven zouden geleden hebben als gevolg van de Fipronilcrisis is er op dit ogenblik geen enkele legale basis om over te gaan tot uitbetaling van een dergelijke compensatie. 1.3 Bij brief van 12 december 2017 dient de heer Godfroid een beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie, hierna de Commissie genoemd. Dit beroep heeft als voorwerp “dat de Federale Beroepscommissie het FAVV zou verplichten om een antwoord te geven op de volgende vragen: - een antwoord op de vraag aan hoeveel en aan welke landbouwers/houders van gevogelte het FAVV de toestemming/het bevel heeft gegeven om kippen te vergassen/doden en dit vanaf 1 januari 2017; - indien het FAVV de toestemming/het bevel heeft gegeven aan de landbouwers/houders van gevogelte om koppen te vergassen/doden, een afschrift van de communicatie (brieven, faxen, e-mails of enig ander communicatiemiddel) die het FAVV in dit kader overmaakte aan de landbouwers, namelijk de communicatie door middel waarvan de landbouwers op de hoogte werden gebracht dat ze hun kippen mochten/moesten vergassen/doden; Meer bepaald door een afschrift over te maken van de door de 33 pluimveehouders ingediende formulieren, waarvan het model door het FAVV werd bijgevoegd bij haar brief van 2 oktober 2017.” De aanvrager blijkt diezelfde dag ook een brief “tot heroverweging” te hebben gericht aan het FAVV. 1.4 Bij een mailbericht van 15 december 2017 vraagt het secretariaat van de Commissie bij het FAVV de betrokken documenten op en biedt het het FAVV ook de mogelijkheid om zijn standpunt nader toe te lichten en dit uiterlijk tegen 30 december 2017. 4 1.5 Bij een mailbericht van 21 december 2017 stelt het FAVV dat aan de aanvrager werd gemeld dat het FAVV geen bevel kan geven en dat hem een kopie van een blanco formulier “Mededeling door de operator voor het doden van kippen in het kader van contaminatie van fipronil”, waarmee de operatoren de herbestemming kunnen melden aan het FAVV. Naar aanleiding van zijn brief van 12 december 2017 heeft het FAVV beslist om hem de gevraagde formulieren te bezorgen met weglating van alle persoonsgegevens. “De openbaarheid van deze formulieren weegt immers niet op tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer conform artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5 augustus 2006. Alle informatie betreffende een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks geïdentificeerd kan worden is weggelaten in deze afschriften. Het betreffen immers formulieren in het kader van de fipronil-crisis, die voor heel wat deining gezorgd hebben in de media en er zijn momenteel nog tal van opsporingsonderzoeken gaande in het kader van deze crisis. Het is een zeer gevoelige materie en het Agentschap wenst te voorkomen dat deze natuurlijke personen door GAIA onterecht aan de schandpaal zouden genageld worden en zouden worden geviseerd. Het Agentschap heeft immers reeds enkele persartikels opgemerkt waarin uw cliënt operatoren uit de primaire sector viseert en wat voor heel wat ophef gezorgd heeft. Het kan immers zorgen voor de nodige imagoschade bij deze personen en kan er eveneens voor zorgen dat bepaalde personen zich gaan keren tegen deze personen en/of hun gezin en bedrijf.” Het FAVV bezorgt aan de Commissie de volgende documenten: - een scan van de originele formulieren; - een kopie van de brieven van Essenzia Advocaten en 15 september en 12 december 2017 en een kopie van de antwoorden van het FAVV dd. 02/10 en 19/12 en van de bijhorende formulieren zoals ze door het FAVV werden verzonden aan Essenzia Advocaten. 2. De ontvankelijkheid van het beroep De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu- informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van 5 uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een termijn van zestig dagen. Aangezien het FAVV nagelaten heeft om de beroepsmogelijkheden te vermelden, geldt er geen beperking wat betreft de termijn waarbinnen het beroep moet worden ingediend 3. De gegrondheid van de aanvraag 3.1 De omschrijving van het voorwerp van het beroep Uit de formulering op het einde van het beroepsschrift (“[m]eer bepaald door een afschrift over te maken van (…)”) maakt de Commissie op dat het beroep beperkt moet worden tot het vragen van een afschrift van de door de 33 pluimveehouders ingediende formuleren, waarop de goedkeuring door het FAVV is vermeld, althans voor zover deze betrekking hebben op gegevens die nog niet door het FAVV zijn verstrekt aan de aanvrager. De voormelde goedkeuring door het FAVV wordt geregeld in artikel 6, § 3 van het koninklijk besluit houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen (BS 28 februari 2001), dat als volgt luidt: “Wanneer de volksgezondheid, dierengezondheid of plantenbescherming het vereist, worden de producten vernietigd. Wanneer deze vereiste het toelaat, worden de producten, naargelang het geval, ontaard, verwerkt, buiten gebruik gesteld voor het gebruik waartoe ze normaal bestemd zijn, verkocht of teruggegeven aan de eigenaar overeenkomstig § 4 van dit artikel. De niet conforme producten kunnen evenwel in regel gebracht worden, voor zover de belanghebbende de tekortkomingen rechtzet binnen een termijn die wordt vastgesteld door de verbalisant. Wanneer het gaat om producten die niet werden onderworpen aan de keuring of het gezondheidsonderzoek overeenkomstig de wet die ze regelt, worden ze in beslag genomen zonder instemming van de betrokken persoon en buiten gebruik voor menselijke consumptie gesteld. Indien ze voor menselijke consumptie geschikt worden bevonden, kunnen ze worden overgedragen aan een inrichting of een vereniging voor sociale bijstand. 6 Wanneer de producten dienen te worden vernietigd, gedenatureerd, verwerkt of buiten gebruik gesteld voor het gebruik waartoe ze normaal bestemd zijn deelt de eigenaar, of bij ontstentenis de houder, binnen een termijn die wordt vastgesteld door de verbalisant de gekozen actie, de methode en termijn mee aan het Agentschap. De gekozen actie wordt, na akkoord van het Agentschap, binnen de meegedeelde termijn volgens de meegedeelde methode uitgevoerd.” 3.2 Het personeel toepassingsgebied De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet). Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet; b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot leefmilieu; c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent. Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in een administratieve functie.” Het FAVV werd opgericht door de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen als een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, ingedeeld in categorie A als bedoeld in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Het FAVV is een federale instelling waarin alle overheidsdiensten voor de 7 inspectie en de controle van de agrovoedingssector zijn samengebracht. Het heeft als opdracht te waken over de veiligheid van de voedselketen en de kwaliteit van ons voedsel, ter bescherming van de gezondheid van mens, dier en plant. Met het oog hierop is het agentschap belast met het uitwerken, toepassen en controleren van maatregelen die betrekking hebben op de analyse en de beheersing van de risico’s die de gezondheid van de consumenten kunnen schaden. In het belang van de volksgezondheid is het FAVV bevoegd voor: 1° de controle, het onderzoek en de keuring van de voedselproducten en hun grondstoffen in alle stadia van de voedselketen, en dit in het belang van de volksgezondheid; 2° de controle en de keuring van de productie, de verwerking, de bewaring, het vervoer, de handel, de in- en uitvoer, de productie-, verwerking-, verpakking-, verhandeling-, opslag- en verkoopplaatsen van de voedselproducten en hun grondstoffen alsmede alle andere plaatsen waar zich elk product of elke materie behorend tot de bevoegdheden van het FAVV kunnen bevinden of waar zich zaken kunnen bevinden die toelaten inbreuken vast te stellen; 3° het verlenen, schorsen en intrekken van erkenningen en vergunningen verbonden aan de uitoefening van zijn opdracht; 4° de integratie van en uitwerking van traceer- en identificatiesystemen van de voedselproducten en hun grondstoffen in de voedselketen en de controle erop; 5° de inzameling, de ordening, het beheer, de archivering en de verspreiding van alle informatie in verband met haar opdracht; 6° de uitbouw en de doorvoering van een beleid inzake preventie, sensibilisatie en informatie, in overleg met de gewesten en de gemeenschappen; 7° het toezicht op de naleving van de wetgeving betreffende alle schakels van de voedselketen. Het FAVV heeft in de eerste plaats controlebevoegdheden, geen gerechtelijke bevoegdheden. Daarom bepaalt het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen (BS 28 februari 2001) het volgende: “Onverminderd de ambtsbevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zien de daartoe door de minister aangewezen statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal 8 Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen toe op de uitvoering van de bepalingen van dit besluit, van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen en van de uitvoeringsbesluiten daarvan, van de wetten bedoeld in artikel 5 van diezelfde wet van 4 februari 2000 en van de uitvoeringsbesluiten daarvan evenals van de verordeningen van de Europese Unie en die behoren tot de bevoegdheden van het Agentschap.” (artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 2001). Er kan geen twijfel over bestaan dat het FAVV een milieu-instantie is in de zin van artikel 3, 1°, a) van de wet van 5 augustus 2006. 3.3 Het materieel toepassingsgebied De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu- informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4° omschreven als: “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende: a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer, de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de interactie tussen deze elementen; b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van elementen van het 9 milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten; e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen; f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te voorkomen, in te perken of te compenseren; g) kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten; h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”. De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip geen enge invulling mag worden gegeven. Het is evenwel niet omdat de informatie betrekking heeft op de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, dat ze als milieu-informatie kan worden beschouwd. De wet bepaalt immers dat deze informatie maar onder het toepassingsgebied van de wet valt “voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e)”. Bij de interpretatie van die wetsbepaling moet echter rekening worden gehouden met de memorie van toelichting waarin het volgende wordt uiteengezet: “De dimensie Leefmilieu-Gezondheid wordt evenzeer geïdentificeerd als een onderdeel van milieu-informatie in de mate waarin de gezondheid van de mens, zijn veiligheid evenals zijn leefomstandigheden zijn of kunnen worden aangetast door de verschillende elementen zoals de toestand van het milieu, vervuilende stoffen en/of de activiteiten en maatregelen die een impact op het milieu in de ruime zin van het woord hebben. De aantasting van de voedselketen moet eveneens onder het algemeen begrip van veiligheid van de mens worden begrepen.” (Parl. St. Kamer, 2005-2006, DOC 51 2511/001, 17). 10 In dit geval kan niet worden ontkend dat de aanmeldingen bij en de toestemming door het FAVV moeten worden beschouwd als maatregelen en activiteiten “die uitwerking hebben of kunnen hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen”. Het doden van kippen besmet met fipronil heeft weliswaar geen negatief effect op de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, aangezien deze besmette kippen niet in de voedselketen terechtkomen. Het doden en vernietiging van de besmette dieren heeft echter wel degelijk invloed op de dieren zelf, met andere woorden op het milieu en het is een maatregel die de volksgezondheid beoogt te beschermen door te verhinderen dat met fipronil besmette dieren in de voedselketen terechtkomen. 3.3. De inroepbaarheid van uitzonderingsgronden De Commissie stelt vast dat het FAVV slechts toegang heeft gegeven tot de stukken met de aanmeldingen door de pluimveehouders aan het FAVV en niet tot de stukken met de toestemming van het FAVV om tot de gevraagde herbestemming over te gaan. Deze interpretatie kan echter niet als onredelijk worden beschouwd, mede gelet op hetgeen door de aanvrager zelf wordt verduidelijkt in het “verzoek tot heroverweging” gericht aan het FAVV en in het beroep gericht aan de Commissie. Het FAVV heeft de meldingsformulieren aan de aanvrager overgemaakt met weglating van de persoonsgegevens. Het verwijst hierbij naar de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5 augustus 2006 op grond waarvan een milieu-instantie de aanvraag afwijst als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van de bestuurden en in het bijzonder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt. Opdat deze uitzonderingsgrond kan worden ingeroepen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo moet de betrokken informatie betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van personen. De Commissie heeft kunnen vaststellen dat de door het FAVV weggelaten gegevens persoonsgegevens zijn, namelijk gegevens die geïdentificeerde natuurlijke personen betreffen. Uit de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en van het Grondwettelijk Hof blijkt 11 overigens, in tegenstelling tot wat de aanvrager in zijn beroepsschrift voorhoudt, dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet enkel betrekking heeft op natuurlijke personen, maar ook op rechtspersonen, zij het dat de omvang van de bescherming verschilt. Voorts is vereist dat de openbaarmaking van de betrokken persoonsgegevens schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De Commissie kan zich op dat punt aansluiten bij de zienswijze van het FAVV, dat aanvoert dat de openbaarmaking imagoschade bij de betrokkenen kan veroorzaken en tot gevolg kan hebben dat bepaalde personen zich tegen hen gaan keren. Ten slotte moet nog onderzocht worden of er voldaan is aan de laatste voorwaarde, namelijk dat het openbaar belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder doorweegt dan het beschermde belang. De Commissie erkent dat er een openbaar belang gemoeid is met de openbaarmaking van de betrokken documenten, in zoverre die documenten een maatschappelijk debat kunnen voeden met betrekking tot de vraag of bij een voedselcrisis als deze het doden van 1,85 miljoen dieren noodzakelijk was en of dit in alle opzichten strookt met de regelgeving inzake dierenwelzijn en dierenbescherming. Het openbaar maken van de persoonsgegevens van de betrokken pluimveehouders voegt evenwel te weinig toe aan de informatiewaarde voor dat maatschappelijk debat om te kunnen opwegen tegen het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor de betrokken pluimveehouders. Anders dan bijvoorbeeld het belang bij het antwoord op de vraag of bepaalde publiek toegankelijke horecazaken wel voldoende garanties bieden voor de naleving van de hygiënevoorschriften (RvS 21 november 2013, nr. 225.549, Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen), voegt het belang dat gemoeid is met de openbaarmaking van de identiteit van de betrokken pluimveehouders te weinig toe aan het zo-even geschetste maatschappelijk debat opdat het zou kunnen opwegen tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Er is overigens geen aanwijzing – en de aanvrager voert dit ook niet aan – dat de betrokken pluimveehouders zelf verantwoordelijk zouden zijn voor de fipronilbesmetting. De Commissie wijst er voorts ook op dat onder artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5 augustus 2006 ook het recht op een eerlijk proces zoals 12 gewaarborgd door artikel 6 EVRM moet worden begrepen. Het uitgangspunt is immers dat ieder onschuldig is tot zijn schuld bewezen is. Ook vanuit dit oogpunt weegt het openbaar belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder dan het belang van de betrokken personen om beschermd te blijven door het geheim van een eventueel strafrechtelijk onderzoek. Ten slotte roept het FAVV ook artikel 27, § 1, 4° van de wet van 5 augustus 2006 in om de openbaarmaking te weigeren. Het wijst erop dat op dit ogenblik nog een opsporingsonderzoek aanhangig is. Op grond van deze bepaling moet een milieu-instantie de aanvraag afwijzen als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van de opsporing of vervolging van sanctioneerbare feiten. De Commissie ziet evenwel niet in hoe de openbaarmaking van deze aanmeldingsformulieren de opsporing of vervolging van sanctioneerbare feiten in het gedrang zou kunnen brengen en ziet dan ook geen reden om deze uitzonderingsgrond te aanvaarden als grond voor het weigeren van de gevraagde informatie. 3.4. Besluit De Commissie is van oordeel dat de informatie die betrekking heeft op natuurlijke personen in de aanmeldingsformulieren, die het FAVV voor het overige al aan de aanvrager heeft bezorgd, op grond van artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5 augustus 2006 niet openbaar moet worden gemaakt. Brussel, 8 januari 2018 De Commissie was als volgt samengesteld: Jeroen Van Nieuwenhove, voorzitter Frankie Schram, secretaris en lid Hrisanti Prasman, lid F. SCHRAM J. VAN NIEUWENHOVE secretaris voorzitter