Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions
Date: 23/5/2016
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 23 mei 2016 BESLISSING nr. 2016-3 over de weigering om toegang te geven tot documenten met betrekking tot de luchthaven van Oostende (FBC/2015/12) VZW WILOO/MINISTER BEVOEGD VOOR MOBILITEIT 2 1. Een overzicht Bij mail van 24 september 2015 vraagt de heer X namens de Vzw Wiloo aan de Minister bevoegd voor Mobiliteit, belast met Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen om inzage in volgende documenten: 1) de lijst van de nachtelijke vluchten op de luchthaven van Oostende die afwijken van de preferential RWY voorschriften in Oostende, voorschriften welke gepubliceerd worden in het AIP m.b.t. de luchthaven Oostende-Brugge (EBOS) meer bepaald punt 4 RUNWAY REGULATIONS / 4.1 SELECTION OF RUNWAY-IN-USE “Between 2100 and 0700, when the crosswind component - including gusts - does not exceed 15 kt, or the tailwind component - including gusts - does not exceed 5 kt and traffic permitting and with approval of pilot-in- command, ATC shall use RWY 26 for departing and RWY 08 for arriving aircraft.” http://www.belgocontrol.be/website/eaip/eAIP_Main/html/eAIP/EB- AD-2.EBOS-en-GB.html#AD-2.EBOS. Dit voor de periode tussen 1 februari 2012 en 24 september 2015. 2) de documenten met daarin de verantwoordelijke en zijn bijhorende motivatie voor de afwijkingen van de preferential RWY voorschriften in Oostende. Dit eveneens voor de periode tussen 1 februari 2012 en 24 september 2015. 3) de nachtelijke BARWIS (meteo) data tussen 22u00 lokale tijd en 8:00 uur lokale tijd van de volgende nachten, - 11 op 12 februari 2012 - 24 op 25 juli 2012 - 8 op 9 oktober 2012 - 28 februari op 1 maart 2013 - 2 op 3 maart 2013 - 10 op 11 juni 2013 - 2 op 3 september 2013 - 20 op 21 september 2013 - 23 op 24 september 2013 - 18 op 19 januari 2014 - 17 op 18 februari 2014 - 28 februari op 1 maart 2014 - 3 op 4 maart 2014 - 17 op 18 april 2014 3 - 31 augustus op 1september 2014 - 27 op 28oktober 2014 - 18 op 19 november 2014 - 7 op 8 december 2014 - 18 op 19 jan 2015 - 2 op 3 mei 2015 - 30 op 31 mei 2015 - 16 op 17 september 2015 Omdat hij geen reactie ontvangt op zijn verzoek, dient hij bij mail van 30 oktober 2015 een beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie, hierna Commissie genoemd. Bij mail van 30 oktober 2015 verzoekt het secretariaat van de Commissie een medewerker van de bevoegde minister om haar zo spoedig mogelijk de betrokken documenten te bezorgen en nodigt de minister uit om haar standpunt nader toe te lichten. Bij mail van 6 november 2015 laat een medewerker van de Minister de Commissie weten dat de brief werd doorgestuurd aan Belgocontrol en dat een antwoord van Belgocontrol tegen 13 november 2015 wordt verwacht. Bij mail van 18 november 2015 roept een medewerkster van de Minister volgende argumenten in om de openbaarmaking van de gevraagde documenten te weigeren: - niet alle geformuleerde vragen tot het bekomen van informatie doorstaan de formele en inhoudelijke ontvankelijkheids- voorwaarden om onder de toepassing te vallen van de Wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu- informatie; - bij verder inhoudelijk onderzoek van de gestelde vragen, blijkt echter ook dat het verzoek van de heer Denecker niet kan ingewilligd worden daar diverse uitzonderingsgronden van toepassing zijn. o Meer specifiek dient de mededeling van de gevraagde gegevens te worden afgewezen daar het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden 4 en in het bijzonder de openbare veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals bepaald in artikel 27, § 1, 1° en 2°, van de voornoemde Wet van 5 augustus 2006. o Bovendien in ondergeschikte orde, gelet op de enorme administratieve taak (de hoeveelheid van de gevraagde gegevens en de lange tijdspanne waarop de aanvraag betrekking heeft) die de verwerking van de opvraging met zich zou meebrengen aangezien deze informatie niet kant en klaar beschikbaar is en andere informatie dient getransformeerd te worden in bruikbare formaten, dewelke niet in verhouding staat met de beginselen van behoorlijk bestuur, dient de aanvraag bij toepassing van artikel 32, § 2, 1°, van de voornoemde Wet van 5 augustus 2006 als kennelijk onredelijk te worden bestempeld.” o Tot slot, wordt er om privacygevoelige gegevens verzocht met betrekking tot de identiteit van een personeelslid, welk verzoek ook in de zin van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer dient te worden afgewezen. De Commissie stelt evenwel dat de Nederlandse tekst afwijkt van de oorspronkelijk Franse tekst die wat het eerste punt betreft als volgt luidt: “Après analyse de la demande de Monsieur Denecker, il ressort que tous les documents réclamés ne tombent pas dans le champ d’application de la loi du 5 août 2006 relative à l'accès du public à l'information en matière d'environnement.” Bij mail van 19 november 2015 wijst de secretaris van de Commissie erop dat de Commissie erop aandringt om in het bezit te worden gesteld van de gevraagde documenten omdat de motivering die wordt ingeroepen om de openbaarmaking van de gevraagde documenten te weigeren niet afdoende is. Bij mail van 23 november 2015 laat de vertegenwoordigster van de toenmalige minister bevoegd voor Mobiliteit de Commissie weten dat zij de vraag heeft gericht om de verschillende documenten te ontvangen, maar dat zij tot nu toe nog niets heeft ontvangen. Ze belooft 5 de Commissie op de hoogte te houden van zodra hierin verandering komt. Op haar vergadering van 1 december 2015 nam de Commissie beslissing nr. 2015-22 waarin zij de minister opriep om haar alle betrokken documenten te bezorgen. De op dat ogenblik bevoegde minister reageerde niet op deze tussentijdse beslissing. 2. De ontvankelijkheid van het beroep De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu- informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 30 oktober 2015 tegen het ontbreken van een beslissing over een vraag om toegang ingediend op 24 september 2015. 3. De gegrondheid van het beroep 3.1. Het toepassingsgebied De minister betwist niet dat zij onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 maar lijkt wel aan te voeren bepaalde van de gevraagde documenten niet als milieu-informatie kunnen worden beschouwd in de zin van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie. Om na te gaan of dit inderdaad het geval is, dient de Commissie zo spoedig mogelijk in het bezit worden gesteld van alle gevraagde documenten. 6 3.2 De inroepbaarheid van uitzonderingsgronden 3.2.1 Evaluatie van de door de minister ingeroepen uitzonderingsgronden In de eerste plaats roept de minister artikel 27, §1, 1° en 2° van de wet van 5 augustus 2006 om informatie te weigeren. Hierin is het volgende bepaald: “Voor elke milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag tot openbaarmaking, gaat de milieu-instantie die de aanvraag ontvangst na of er uitzonderingen van toepassing zijn. Ze wijst de aanvraag af als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van een van de volgende belangen: 1° de fundamentele rechten en vrijheden van de bestuurden en in het bijzonder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt; 2° de openbare orde, de openbare veiligheid, hierin inbegrepen de fysieke beveiliging van radioactieve stoffen, of de verdediging van het land. De Commissie stelt vast dat de minister niet conreet aantoont waarom de openbaarmaking van (sommige van) die informatie inbreuk zou maken op de ingeroepen belangen. Evenmin ziet de Commissie enige aanwijzing dat er een belangenafweging heeft plaatsgevonden. In elk geval kan niet worden ontkend dat er een publiek belang gediend is met de openbaarmaking gezien het bestaan van een actiegroep. De Commissie kan niet instemmen met het standpunt van de minister dat de identiteit van een personeelslid zou kunnen worden geheimgehouden wanneer het gaat om iemand die een publieke taak vervult. Dat standpunt wordt in elk geval niet concreet aannemelijk gemaakt. Ten slotte wordt ook de kennelijke onredelijkheid ingeroepen om de openbaarmaking van de gevraagde documenten te weigeren. Het is op zich beschouwd onvoldoende om te verwijzen naar de hoeveelheid van de gevraagde gegevens en de lange tijdspanne waarop de aanvraag betrekking heeft. Er moet concreet worden aangetoond waarom uit deze omstandigheden tot een kennelijke onredelijkheid kan worden 7 geconcludeerd. Zo maakt het een groot verschil uit wanneer de gevraagde informatie in een digitale vorm beschikbaar is of enkel in papieren documenten. Er moet ook rekening worden gehouden met artikel 32 van de Grondwet waaruit kan worden afgeleid dat een milieu- instantie zich zo organiseert dat ze kan tegemoet komen aan de vraag om toegang tot documenten. De Commissie wil er wel op wijzen dat op grond van de wet van 5 augustus 2006 de minister niet dient in te gaan op een aanvraag tot milieu-informatie wanneer de gevraagde informatie slechts kan worden verkregen als ze verwerkt dient te worden. Ook geldt volgens deze wet geen verplichting om het formaat van bepaalde informatie te herleiden naar bruikbare formaten wanneer de software hiervoor niet binnen de milieu-instantie aanwezig is. Zelfs wanneer deze uitzonderingsgrond zou kunnen worden ingeroepen, dan moet zeker de vraag worden gesteld of op grond ervan de volledige aanvraag kan worden afgewezen. 3.2.2 Besluit De Commissie beschikt niet over voldoende informatie om in de huidige stand van de behandeling van het beroep te beoordelen of de ingeroepen uitzonderingsgronden voldoende verantwoord kunnen worden. Ze roept dan ook de minister op om haar alsnog alle betrokken documenten te bezorgen. Brussel, 23 mei 2016 De Commissie was als volgt samengesteld: Jeroen Van Nieuwenhove, voorzitter Frankie Schram, secretaris en lid Hrisanti Prasman, lid Steven Vandenborre, lid Brecht Vercruysse, lid F. SCHRAM J. VAN NIEUWENHOVE secretaris voorzitter