Table des matières

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 6

Over de weigering om toegang te geven statistische informatie over laboratoria die dieren voor wetenschappelijke doeleinden gebruiken

Date: 8/7/2013

Transposition

   Federale Beroepscommissie voor de
     toegang tot milieu-informatie




                          8 juli 2013




                 BESLISSING nr. 2013-6

over de weigering om toegang te geven statistische informatie
over laboratoria die dieren voor wetenschappelijke doeleinden
                           gebruiken

                        (FBC/2013/6)

    LUCAS/FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE
             VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
                                                                      2

   1. Een overzicht

Bij brief van 30 mei 2013 vraagt mevrouw X aan de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu,
Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding, Divisie Dierenwelzijn &
CITES om een kopie van volgende documenten:
   - de formulieren van de jaren 2010, 2011 en 2012 van volgende
       laboratoria:
          o Laboratoire d’anatomie pathologique, Faculté de Médicine
              – Campus Erasme (unité ULB724), Hôpital Erasme ULB –
              Hôpital de jour (2ème étage), Route de Lennik 808, 1070
              Bruxelles
          o Laboratoire d’histologie générale, de neuroanatomie et de
              neuropathologie, faculté de Médicine – Campus Erasme
              (unit ULB598), bâtiment G2, niv. 8 CP620, route de
              Lennik 808, 1070 Bruxelles
          o Laboratoire de chirurgie expérimentale L. Deloyers, faculté
              de Médicine – Campus Erasme (unité ULB197), Erasmus
              Technology Center, 3ème étage CP500, route de Lennik
              808, 1070 Bruxelles
          o Laboratoire      de    gastro-entérologie    expérimentale
              (Laboratory of Experimental Gastroenterology (LGE-LEG),
              faculté de Médecine – Campus Erasme (unité ULB245),
              Bâtiment GE, 4ème étage CP572, route de Lennik 808,
              1070 Bruxelles
          o Laboratoire de Neurochirurgie Expérimentale (Laboratory
              of Experimental Neurosurgery), faculté de Médicine –
              campus Erasme (unité ULB256), Hôpital Erasme et
              bâtiment C, niveau 2 et 3, campus universitaire Erasme
              CP601, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
          o Laboratoire de Neurophysiologie (Laboratory of
              Neurophysiology), faculté de Médecine – Campus Erasme
              (unité ULB193), route de Lennik 808, Bldg C, Room
              3.134A 1070 Bruxelles
          o Laboratoire de Physiologie et de Physiopathologie
              (Laboratory of Physiology and Physiopathologie)
              (PHYSIO), faculté de Médecine – Campus Erasme (unite
              ULB230), Bâtiment GE, Côté E2, niveau 4, porte 108-109,
              CP504, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
                                                                       3

          o Laboratoire de Vaccionologie et d’immunologie Mucosale
              (Laboratory of Vaccinology and Mucosal Immunity)
              (LoVMI), faculté de Médecine – Campus Erasme (unite
              ULB645), faculté de Médecine – Hôpital Erasme – 6ème
              étage CP560, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
   -   De formulieren van het jaar 1990 tot en met het jaar 2012 van het
       Laboratoire de Physiologie cardio-respiratoire, Service de
       Pneumologie, Hôpital universitaire Erasme, Route de Lennik 808,
       1070 Bruxelles.
   -   De formulieren van de jaren 2010, 2011 en 2012 van de firma
       Janssen Pharmaceutica Beerse (reeds eerder opgevraagd bij mail
       van 24 mei 2013).

Bij brief van 14 juni 2013 weigert de FOD Volksgezondheid, Veiligheid
van de Voedselketen en Leefmilieu de toegang tot de gevraagde
documenten op grond van artikel 6, § 1, 4 en 7 van de wet van 11 april
1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Ter verantwoording van
het inroepen van artikel 6, § 1, 4 van de wet van 11 april 1994 wordt
vermeld dat er geen garantie is dat de gegevens niet in verkeerde handen
komen. Ter verantwoording van het inroepen van artikel 6, § 1, 7 van de
wet van 11 april 1994 wordt ingeroepen dat door het vrijgeven van deze
gegevens er geen garantie is dat concurrenten van een ander
laboratorium hieruit voordeel halen, bijvoorbeeld wanneer alle
werkzaam zijn in hetzelfde wetenschappelijke domein. Mogelijk kan
door de openbaarmaking de vertrouwelijkheid van wetenschappelijke
projecten in het gedrang komen. Bovendien roept de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu artikel
27 van het KB van 26 april 2010 betreffende de bescherming van
proefdieren in.

Tegen deze beslissing dient de heer Raf Jespers, namens mevrouw X, bij
brief van 27 juli 2013, ontvangen op 31 juli 2013, een beroep in bij de
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie,
hierna Commissie genoemd.

Bij mail van 9 augustus 2013 brengt het secretariaat van de Commissie de
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op
de hoogte van het ingediende beroep, vraagt de betrokken documenten
op en biedt de FOD de mogelijkheid haar standpunt verder te
verantwoorden.
                                                                            4

Bij mail van 23 augustus 2013 vraagt de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om meer informatie over
de beweegredenen waarom zij deze statistieken eventueel toch aan
derden zou moeten meedelen. Er wordt toegelicht dat ieder laboratorium
verplicht is aan de dienst jaarlijks statistieken dient door te geven waarbij
het aantal proefdieren dat gebruikt werd gespecifieerd moet worden per
domein en per gebruikte diersoort. De dienst geeft jaarlijks het totaal
aantal gebruikte proefdieren binnen heel België vrij in een
perscommuniqué, zonder detaillering van welk laboratorium hoeveel
dieren voor welke projecten gebruikt. De aanvraagster werd in het bezit
gesteld van deze statistieken. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van
de Voedselketen en Leefmilieu wenst eerst nog intern overleg. In bijlage
bezorgt de FOD het modelformulier dat de laboratoria moeten indienen.

Bij mail van 30 augustus 2013 brengt de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een uitgewerkt standpunt
naar voor.
    - De Divisie Dierenwelzijn heeft geen statistieken noch andere
       documenten ontvangen van volgende laboratoria: het Laboratoire
       “Physiologie     cardio-respiratoire”,    het    “Laboratoire    de
       Vaccinologie et d’Immunologie Mucosale” en het “Laboratoire
       d’anatomie pathologique”, omdat zij niet erkend zijn als
       gebruiker. Enkel die laboratoria die erkend zijn om met
       proefdieren werken, moeten informatie aan de Divisie
       Dierenwelzijn verstrekken.
    - Voor wat betreft de andere opgevraagde documenten meent de
       Divisie Dierenwelzijn volgende uitzonderingsgronden moeten
       worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren:
           o op basis van artikel 27,§ 1,2° van de wet van 5/8/2006
              betreffende de toegang van het publiek tot milieu-
              informatie, omdat de openbaarmaking een risico kan
              betekenen voor de openbare orde en openbare veiligheid.
              Het is niet met zekerheid uit te sluiten dat eventuele acties
              van groeperingen uit de samenleving zouden kunnen
              volgen die extreem reageren tegen éénieder die
              dierproeven uitvoert, na het vrijgeven van de gevraagde
              zaken als bijvoorbeeld gekend is hoeveel dieren er
              gebruikt zijn, welke diersoorten ( bv. apen, honden, katten
              liggen veel gevoeliger bij het publiek), en voor welke
                                                              5

    domeinen zij gebruikt worden (bv. hersenonderzoek dat
    heel gevoelig ligt).
o   op basis van artikel 27, §1, 1° van de wet van 5/8/2006
    betreffende de toegang van het publiek tot milieu-
    informatie waarbij het vrijgeven van deze informatie
    mogelijk een risico kan inhouden voor aanslagen op het
    personeel van de laboratoria.
o   op basis van artikel 27,§1,7° van de wet van 5/8/2006
    betreffende de toegang van het publiek tot milieu-
    informatie waarbij door het openbaar maken van deze
    zaken het vertrouwelijk karakter van commerciële en
    industriële informatie mogelijk in gevaar wordt gebracht,
    wanneer deze informatie wordt beschermd om een
    gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren.
o   Bovendien verwijst de Divisie Dierenwelzijn naar de
    Europese Commissie de Europese Commissie die aanvoert
    dat voor de niet-technische en niet-vertrouwelijke
    samenvattingen (die afkomstig zijn van duidelijk
    identificeerbare laboratoria wat betreft hun adres,
    nummer, projecten en gebruikte diersoorten) in artikel 43
    van de richtlijn 2010/63 van het Europees Parlement en de
    Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming
    van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden
    gebruikt het volgende: “Onverminderd de bescherming
    van de intellectuele eigendom en vertrouwelijke
    informatie bevat de niet-technische samenvatting van een
    project…. De niet-technische samenvatting van een
    project is anoniem en bevat geen namen en adressen van
    de gebruiker en zijn personeel.”
o   Ook wijst de Divisie Dierenwelzijn naar de nota van de
    Europese Commissie "Working document on Non-
    Technical Project summaries” :
         p. 3: Article 43 of the Directive gives some guidance
            on what has to be included in the Nontechnical
            Project Summaries (NTS), but some additional
            guidance is considered helpful to promote
            consistency between Member States.
         p. 4: For smaller Member States, there may be a risk
            that publication nationally could jeopardise the
            conduct of the project by identifying (indirectly)
                                                               6

          the institution where the study is being conducted
          (even if not explicit, certain studies could only be
          carried out in one or two institutions). It is
          important that such risks are given due
          consideration.
       p .5: The NTS shall be anonymous and shall not
          contain the names and addresses of the user and its
          personnel. The NTS shall not violate proprietary
          rights or expose confidential information.
o Verder merkt de Divisie Dierenwelzijn op dat in artikel 54
  van de richtlijn het volgende is vermeld: “De lidstaten
  verzamelen jaarlijks statistische gegevens over het gebruik
  van dieren en maken deze openbaar, met inbegrip van
  gegevens over de werkelijke ernst van de procedures en
  over de herkomst van de in de procedures gebruikte niet-
  menselijke primaten en de soorten waartoe deze behoren.
       De Dienst heeft reeds de excelltabel ‘stat globaux‘
          aan betrokkene bezorgd, waarin het jaarlijks totaal
          aantal in België gebruikte proefdieren in
          opgenomen wordt (weliswaar zonder rekening te
          houden van hergebruik van dieren).
       De algemene statistieken over het gebruik van
          dieren     in    dierproeven      worden     jaarlijks
          gepubliceerd; er dient echter opgemerkt te worden
          dat er een duidelijk verschil bestaat tussen
          ‘informatie over het gebruik van dieren’ en
          ‘informatie over de gebruiker’.
o De richtlijn stelt ook dat de Commissie volgens de in
  artikel 56, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure uiterlijk
  … een gemeenschappelijk formaat vaststelt voor de
  indeling van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gegevens.
       Binnen enkele weken zal onze dienst hier meer
          over      vernemen.      De      Commissie      heeft
          standaardtabellen opgemaakt die pas in november
          2013 definitief zullen worden.
       Deze tabellen voorzien niet in het openbaar maken
          van de gegevens van de gebruiker.
o Tenslotte merkt de Divisie Dierenwelzijn op dat als de
  Europese Commissie oordeelt dat er voor kleine landen
  een risico bestaat dat de verschillende instellingen kunnen
                                                                           7

              geïdentificeerd worden, dit risico à fortiori bestaat
              wanneer gegevens vrijgegeven worden van een duidelijk
              identificeerbaar laboratorium.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De aanvrager stelt een beroep in tegen de weigeringsbeslissing van de
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
om toegang te verlenen tot de door hem gevraagde informatie.

In de betekening van de weigeringsbeslissing werd enkel melding
gemaakt dat beroep kan worden ingesteld bij de Federale
Beroepscommissie, maar niet zoals artikel 8 van de wet van 5 augustus
2006 stelt dat in de betekening ter kennis van de bestuurde moet worden
gebracht de bevoegde instanties waarbij het beroep moet worden
ingesteld en de geldende vormen en termijnen. Een onvolledige
vermelding moet gelijk worden gesteld met de afwezigheid van een
vermelding, zodat op grond van artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006
betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie de door de
wet bepaalde termijn van 60 dagen waarbinnen het beroep moet worden
ingesteld, geen effect heeft. Het beroep werd in elk geval tijdig ingesteld.

Het is onnodig een belang aan te tonen. Er moet enkel blijken dat een
milieu-instantie niet is ingegaan op een aanvraag tot openbaarmaking
van milieu-informatie.

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 De toepasselijkheid van de wetgeving

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).
                                                                           8

Artikel 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van
het publiek tot milieu-informatie bepaalt dat ze van toepassing is op
milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie
en de werking worden geregeld door de federale overheid, evenals op
milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht
staan. Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als
“a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de
Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van
de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”
De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu valt onder deze categorie (zie Parl. St. Kamer, 2005 – 2006, 51
2511/001, 12 – 13). Het beroep is bijgevolg gericht tegen een milieu-
instantie in de zin van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt
trouwens niet betwist.

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

         “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
         vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
         a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
         de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
         natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
         zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
         met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
         interactie tussen deze elementen;
                                                                          9

        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e) ;
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

De gevraagde informatie heeft betrekking op de door de gevraagde
laboratoria ingevulde formulieren. Hiervoor wordt een modelformulier
                                                                       10

gebruikt waarbij duidelijk is wat een ingevuld document kan bevatten.
Het modelformulier bevat acht tabellen.

In tabel 1 worden het aantal gebruikte dieren vermeld opgesplitst naar
herkomst (indeling naar herkomst en diersoort) waarbij voor een aantal
opgesomde diersoorten
    - het totaal,
    - de     dieren    afkomstig      uit    geregistreerde  fok-    of
       toeleveringsbedrijven in het verslagleggende land,
    - de dieren afkomstig uit bronnen in de EG,
    - de dieren afkomstig uit niet tot de EG behorende lidstaten van de
       Raad van Europa die partij zijn bij Overeenkomst ETS 123,
    - de dieren van een andere herkomst en de hergebruikte dieren.

Tabel 2 bevat het aantal dieren gebruikt voor proefnemingen voor
bijzondere doeleinden (indeling naar doel en diersoort), waarbij voor een
aantal opgesomde diersoorten worden vermeld:
    - fundamenteel biologisch onderzoek,
    - het onderzoek en ontwikkeling van producten en toestellen voor
       medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig gebruik met
       uitzondering van de uitgevoerde toxicologische en andere
       veiligheidsonderzoeken),
    - de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen
       voor medisch en tandheelkundig gebruik,
    - de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen
       voor diergeneeskundig gebruik,
    - toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken van producten
       en toestellen voor medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig
       gebruik,
    - de diagnose van ziekten,
    - onderwijs en opleiding,
    - overige en
    - totaal.

Tabel 3 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere
veiligheidsonderzoeken, waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten
worden vermeld:
    - producten/stoffen of toestellen voor medische, tandheelkundige
       en diergeneeskundige toepassingen,
                                                                     11

   -   producten/stoffen die voornamelijk in de landbouw (zullen)
       worden gebruikt,
   -   producten/stoffen die voornamelijk in de industrie (zullen)
       worden gebruikt,
   -   producten/stoffen die voornamelijk in het huishouden (zullen)
       worden gebruikt,
   -   producten/stoffen die voornamelijk als cosmetica of producten
       voor lichaamsverzorging (zullen) worden gebruikt,
   -   producten/stoffen die voornamelijk als additieven in voor
       menselijke consumptie bestemde levensmiddelen (zullen) worden
       gebruikt,
   -   producten/stoffen die voornamelijk als additieven in diervoerder
       en niet vallen onder één van de overige kolommen,
   -   stoffen die het milieu in het algemeen (kunnen) verontreinigen
       en niet vallen onder één van de overige kolommen,
   -   Overige toxicologische en veiligheidsonderzoeken,
   -   totaal.

Tabel 4 bevat het aantal dieren gebruikt voor proefnemingen ten
behoeve van het onderzoek van ziekten van mens en dier (indeling naar
groep van ziekten en diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde
diersoorten worden vermeld:
    - hart) en vaatziekten van de mens,
    - zenuwziekten en psychische aandoeningen van de mens,
    - kanker bij de mens (m.u.v. de evaluatie van carcinogene
       eigenschappen),
    - andere ziekten van de mens,
    - specifiek op ziekten bij dieren gericht onderzoek,
    - totaal

Tabel 5 bevat het aantal dieren gebruikt voor productie en
kwaliteitscontrole en toestellen voor medisch, tandheelkundig en
dierengeneeskundig gebruik (indeling naar betrokken regelgeving en
diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden
vermeld:
    - specifiek in één enkele EG-lidstaat toepasselijke wetgeving,
    - EG-wetgeving m.i.v. de eisen van de Europese Farmocopee
    - wetgeving van een niet tot de EG behorende lidstaat van de Raad
       van Europa
    - overige wetgeving,
                                                                      12

   -   alle combinaties
   -   niet vereist krachtens enige regelgeving
   -   totaal

Tabel 6 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere
veiligheidsonderzoeken (indeling naar betrokken regelgeving en
diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden
vermeld:
    - specifiek in één enkele EG-lidstaat toepasselijke wetgeving,
    - EG-wetgeving m.i.v. de eisen van de Europese Farmocopee
    - wetgeving van een niet tot de EG behorende lidstaat van de Raad
       van Europa
    - overige wetgeving,
    - alle combinaties
    - niet vereist krachtens enige regelgeving
    - totaal

Tabel 7 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en andere
veiligheidsonderzoeken (indeling naar aard van de proef en diersoort),
waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld:
    - methoden voor de beproeving van de acute en subacute toxiciteit
       (met inbegrip van de limiettest) onderverdeeld in LD 50 en LC 50,
       andere letale methoden en niet-letale, op klinische symptomen
       gebaseerde methoden,
    - huidirritatie,
    - huidsensibilisatie,
    - oogirritatie,
    - subchronische en chronische toxiciteit,
    - carcinogeniteit,
    - ontwikkelingstoxiciteit,
    - mutageniteit,
    - reproductietoxiciteit,
    - toxiciteit voor aquatische vertebraten (zover niet in de andere
       kolommen opgevoerd),
    - overige,
    - Totaal.

Tabel 8 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere
veiligheidsonderzoeken (indeling naar aard van de proef en
productcategorie)    waarbij     voor     een     aantal    opgesomde
                                                                        13

productaanwending het aantal dieren wordt vermeld in functie van de
aard van het onderzoek:
   - methoden voor de beproeving van de acute en subacute toxiciteit
       (met inbegrip van de limiettest) onderverdeeld in LD 50 en LC 50,
       andere letale methoden en niet-letale, op klinische symptomen
       gebaseerde methoden,
   - huidirritatie,
   - huidsensibilisatie,
   - oogirritatie,
   - subchronische en chronische toxiciteit,
   - carcinogeniteit,
   - ontwikkelingstoxiciteit,
   - mutageniteit,
   - reproductietoxiciteit,
   - toxiciteit voor aquatische vertebraten (zover niet in de andere
       kolommen opgevoerd),
   - overige,
   - Totaal.

In de eerste plaats stelt de Commissie vast dat de Divisie Dierenwelzijn
geen documenten heeft die betrekking hebben op het Laboratoire
“Physiologie cardio-respiratoire”, het “Laboratoire de Vaccinologie et
d’Immunologie Mucosale” en het “Laboratoire d’anatomie pathologique”.
Opdat de wet van 5 augustus 2006 van toepassing is, moet de gevraagde
informatie tenminste bestaan en in het bezit zijn van de milieu-instantie.
Voor deze drie laboratoria is dit niet het geval.

Voor wat de opgevraagde informatie betreft van de andere laboratoria,
oordeelt de Commissie dat ondanks de ruime invulling die aan het begrip
milieu-informatie moet worden gegeven, de statistische gegevens
waartoe toegang wordt gevraagd, niet als milieu-informatie kan worden
beschouwd. Op deze informatie is bijgevolg niet de wet van 5 augustus
2006 van toepassing, maar wel de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur en de daarin vermelde procedure.

   3.2 Besluit

De Commissie oordeelt dat het beroep niet gegrond is enerzijds omdat de
gevraagde informatie niet voorhanden is, anderzijds omdat de
                                                                       14

opgevraagde informatie niet als milieu-informatie kan worden
gekwalificeerd, zodat de wet van 5 augustus 2006 niet van toepassing is.


Brussel, 8 juli 2013.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Claire Piens, lid
Geert Raeymaekers, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                             M. BAGUET
   secretaris                                            voorzitster