Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions
Date: 8/7/2013
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 8 juli 2013 BESLISSING nr. 2013-6 over de weigering om toegang te geven statistische informatie over laboratoria die dieren voor wetenschappelijke doeleinden gebruiken (FBC/2013/6) LUCAS/FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU 2 1. Een overzicht Bij brief van 30 mei 2013 vraagt mevrouw X aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding, Divisie Dierenwelzijn & CITES om een kopie van volgende documenten: - de formulieren van de jaren 2010, 2011 en 2012 van volgende laboratoria: o Laboratoire d’anatomie pathologique, Faculté de Médicine – Campus Erasme (unité ULB724), Hôpital Erasme ULB – Hôpital de jour (2ème étage), Route de Lennik 808, 1070 Bruxelles o Laboratoire d’histologie générale, de neuroanatomie et de neuropathologie, faculté de Médicine – Campus Erasme (unit ULB598), bâtiment G2, niv. 8 CP620, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles o Laboratoire de chirurgie expérimentale L. Deloyers, faculté de Médicine – Campus Erasme (unité ULB197), Erasmus Technology Center, 3ème étage CP500, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles o Laboratoire de gastro-entérologie expérimentale (Laboratory of Experimental Gastroenterology (LGE-LEG), faculté de Médecine – Campus Erasme (unité ULB245), Bâtiment GE, 4ème étage CP572, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles o Laboratoire de Neurochirurgie Expérimentale (Laboratory of Experimental Neurosurgery), faculté de Médicine – campus Erasme (unité ULB256), Hôpital Erasme et bâtiment C, niveau 2 et 3, campus universitaire Erasme CP601, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles o Laboratoire de Neurophysiologie (Laboratory of Neurophysiology), faculté de Médecine – Campus Erasme (unité ULB193), route de Lennik 808, Bldg C, Room 3.134A 1070 Bruxelles o Laboratoire de Physiologie et de Physiopathologie (Laboratory of Physiology and Physiopathologie) (PHYSIO), faculté de Médecine – Campus Erasme (unite ULB230), Bâtiment GE, Côté E2, niveau 4, porte 108-109, CP504, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles 3 o Laboratoire de Vaccionologie et d’immunologie Mucosale (Laboratory of Vaccinology and Mucosal Immunity) (LoVMI), faculté de Médecine – Campus Erasme (unite ULB645), faculté de Médecine – Hôpital Erasme – 6ème étage CP560, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles - De formulieren van het jaar 1990 tot en met het jaar 2012 van het Laboratoire de Physiologie cardio-respiratoire, Service de Pneumologie, Hôpital universitaire Erasme, Route de Lennik 808, 1070 Bruxelles. - De formulieren van de jaren 2010, 2011 en 2012 van de firma Janssen Pharmaceutica Beerse (reeds eerder opgevraagd bij mail van 24 mei 2013). Bij brief van 14 juni 2013 weigert de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de toegang tot de gevraagde documenten op grond van artikel 6, § 1, 4 en 7 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Ter verantwoording van het inroepen van artikel 6, § 1, 4 van de wet van 11 april 1994 wordt vermeld dat er geen garantie is dat de gegevens niet in verkeerde handen komen. Ter verantwoording van het inroepen van artikel 6, § 1, 7 van de wet van 11 april 1994 wordt ingeroepen dat door het vrijgeven van deze gegevens er geen garantie is dat concurrenten van een ander laboratorium hieruit voordeel halen, bijvoorbeeld wanneer alle werkzaam zijn in hetzelfde wetenschappelijke domein. Mogelijk kan door de openbaarmaking de vertrouwelijkheid van wetenschappelijke projecten in het gedrang komen. Bovendien roept de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu artikel 27 van het KB van 26 april 2010 betreffende de bescherming van proefdieren in. Tegen deze beslissing dient de heer Raf Jespers, namens mevrouw X, bij brief van 27 juli 2013, ontvangen op 31 juli 2013, een beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie, hierna Commissie genoemd. Bij mail van 9 augustus 2013 brengt het secretariaat van de Commissie de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op de hoogte van het ingediende beroep, vraagt de betrokken documenten op en biedt de FOD de mogelijkheid haar standpunt verder te verantwoorden. 4 Bij mail van 23 augustus 2013 vraagt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om meer informatie over de beweegredenen waarom zij deze statistieken eventueel toch aan derden zou moeten meedelen. Er wordt toegelicht dat ieder laboratorium verplicht is aan de dienst jaarlijks statistieken dient door te geven waarbij het aantal proefdieren dat gebruikt werd gespecifieerd moet worden per domein en per gebruikte diersoort. De dienst geeft jaarlijks het totaal aantal gebruikte proefdieren binnen heel België vrij in een perscommuniqué, zonder detaillering van welk laboratorium hoeveel dieren voor welke projecten gebruikt. De aanvraagster werd in het bezit gesteld van deze statistieken. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wenst eerst nog intern overleg. In bijlage bezorgt de FOD het modelformulier dat de laboratoria moeten indienen. Bij mail van 30 augustus 2013 brengt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een uitgewerkt standpunt naar voor. - De Divisie Dierenwelzijn heeft geen statistieken noch andere documenten ontvangen van volgende laboratoria: het Laboratoire “Physiologie cardio-respiratoire”, het “Laboratoire de Vaccinologie et d’Immunologie Mucosale” en het “Laboratoire d’anatomie pathologique”, omdat zij niet erkend zijn als gebruiker. Enkel die laboratoria die erkend zijn om met proefdieren werken, moeten informatie aan de Divisie Dierenwelzijn verstrekken. - Voor wat betreft de andere opgevraagde documenten meent de Divisie Dierenwelzijn volgende uitzonderingsgronden moeten worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren: o op basis van artikel 27,§ 1,2° van de wet van 5/8/2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu- informatie, omdat de openbaarmaking een risico kan betekenen voor de openbare orde en openbare veiligheid. Het is niet met zekerheid uit te sluiten dat eventuele acties van groeperingen uit de samenleving zouden kunnen volgen die extreem reageren tegen éénieder die dierproeven uitvoert, na het vrijgeven van de gevraagde zaken als bijvoorbeeld gekend is hoeveel dieren er gebruikt zijn, welke diersoorten ( bv. apen, honden, katten liggen veel gevoeliger bij het publiek), en voor welke 5 domeinen zij gebruikt worden (bv. hersenonderzoek dat heel gevoelig ligt). o op basis van artikel 27, §1, 1° van de wet van 5/8/2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu- informatie waarbij het vrijgeven van deze informatie mogelijk een risico kan inhouden voor aanslagen op het personeel van de laboratoria. o op basis van artikel 27,§1,7° van de wet van 5/8/2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu- informatie waarbij door het openbaar maken van deze zaken het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie mogelijk in gevaar wordt gebracht, wanneer deze informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren. o Bovendien verwijst de Divisie Dierenwelzijn naar de Europese Commissie de Europese Commissie die aanvoert dat voor de niet-technische en niet-vertrouwelijke samenvattingen (die afkomstig zijn van duidelijk identificeerbare laboratoria wat betreft hun adres, nummer, projecten en gebruikte diersoorten) in artikel 43 van de richtlijn 2010/63 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt het volgende: “Onverminderd de bescherming van de intellectuele eigendom en vertrouwelijke informatie bevat de niet-technische samenvatting van een project…. De niet-technische samenvatting van een project is anoniem en bevat geen namen en adressen van de gebruiker en zijn personeel.” o Ook wijst de Divisie Dierenwelzijn naar de nota van de Europese Commissie "Working document on Non- Technical Project summaries” : p. 3: Article 43 of the Directive gives some guidance on what has to be included in the Nontechnical Project Summaries (NTS), but some additional guidance is considered helpful to promote consistency between Member States. p. 4: For smaller Member States, there may be a risk that publication nationally could jeopardise the conduct of the project by identifying (indirectly) 6 the institution where the study is being conducted (even if not explicit, certain studies could only be carried out in one or two institutions). It is important that such risks are given due consideration. p .5: The NTS shall be anonymous and shall not contain the names and addresses of the user and its personnel. The NTS shall not violate proprietary rights or expose confidential information. o Verder merkt de Divisie Dierenwelzijn op dat in artikel 54 van de richtlijn het volgende is vermeld: “De lidstaten verzamelen jaarlijks statistische gegevens over het gebruik van dieren en maken deze openbaar, met inbegrip van gegevens over de werkelijke ernst van de procedures en over de herkomst van de in de procedures gebruikte niet- menselijke primaten en de soorten waartoe deze behoren. De Dienst heeft reeds de excelltabel ‘stat globaux‘ aan betrokkene bezorgd, waarin het jaarlijks totaal aantal in België gebruikte proefdieren in opgenomen wordt (weliswaar zonder rekening te houden van hergebruik van dieren). De algemene statistieken over het gebruik van dieren in dierproeven worden jaarlijks gepubliceerd; er dient echter opgemerkt te worden dat er een duidelijk verschil bestaat tussen ‘informatie over het gebruik van dieren’ en ‘informatie over de gebruiker’. o De richtlijn stelt ook dat de Commissie volgens de in artikel 56, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure uiterlijk … een gemeenschappelijk formaat vaststelt voor de indeling van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gegevens. Binnen enkele weken zal onze dienst hier meer over vernemen. De Commissie heeft standaardtabellen opgemaakt die pas in november 2013 definitief zullen worden. Deze tabellen voorzien niet in het openbaar maken van de gegevens van de gebruiker. o Tenslotte merkt de Divisie Dierenwelzijn op dat als de Europese Commissie oordeelt dat er voor kleine landen een risico bestaat dat de verschillende instellingen kunnen 7 geïdentificeerd worden, dit risico à fortiori bestaat wanneer gegevens vrijgegeven worden van een duidelijk identificeerbaar laboratorium. 2. De ontvankelijkheid van de aanvraag De aanvrager stelt een beroep in tegen de weigeringsbeslissing van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om toegang te verlenen tot de door hem gevraagde informatie. In de betekening van de weigeringsbeslissing werd enkel melding gemaakt dat beroep kan worden ingesteld bij de Federale Beroepscommissie, maar niet zoals artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006 stelt dat in de betekening ter kennis van de bestuurde moet worden gebracht de bevoegde instanties waarbij het beroep moet worden ingesteld en de geldende vormen en termijnen. Een onvolledige vermelding moet gelijk worden gesteld met de afwezigheid van een vermelding, zodat op grond van artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie de door de wet bepaalde termijn van 60 dagen waarbinnen het beroep moet worden ingesteld, geen effect heeft. Het beroep werd in elk geval tijdig ingesteld. Het is onnodig een belang aan te tonen. Er moet enkel blijken dat een milieu-instantie niet is ingegaan op een aanvraag tot openbaarmaking van milieu-informatie. De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. 3. De gegrondheid van de aanvraag 3.1 De toepasselijkheid van de wetgeving De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet). 8 Artikel 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie bepaalt dat ze van toepassing is op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid, evenals op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan. Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet; b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot leefmilieu; c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent. Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in een administratieve functie.” De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu valt onder deze categorie (zie Parl. St. Kamer, 2005 – 2006, 51 2511/001, 12 – 13). Het beroep is bijgevolg gericht tegen een milieu- instantie in de zin van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt trouwens niet betwist. De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu- informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4° omschreven als: “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende: a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer, de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de interactie tussen deze elementen; 9 b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten; e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen; f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te voorkomen, in te perken of te compenseren; g) kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten; h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”. De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip geen enge invulling mag worden gegeven. De gevraagde informatie heeft betrekking op de door de gevraagde laboratoria ingevulde formulieren. Hiervoor wordt een modelformulier 10 gebruikt waarbij duidelijk is wat een ingevuld document kan bevatten. Het modelformulier bevat acht tabellen. In tabel 1 worden het aantal gebruikte dieren vermeld opgesplitst naar herkomst (indeling naar herkomst en diersoort) waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten - het totaal, - de dieren afkomstig uit geregistreerde fok- of toeleveringsbedrijven in het verslagleggende land, - de dieren afkomstig uit bronnen in de EG, - de dieren afkomstig uit niet tot de EG behorende lidstaten van de Raad van Europa die partij zijn bij Overeenkomst ETS 123, - de dieren van een andere herkomst en de hergebruikte dieren. Tabel 2 bevat het aantal dieren gebruikt voor proefnemingen voor bijzondere doeleinden (indeling naar doel en diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld: - fundamenteel biologisch onderzoek, - het onderzoek en ontwikkeling van producten en toestellen voor medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig gebruik met uitzondering van de uitgevoerde toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken), - de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor medisch en tandheelkundig gebruik, - de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor diergeneeskundig gebruik, - toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken van producten en toestellen voor medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig gebruik, - de diagnose van ziekten, - onderwijs en opleiding, - overige en - totaal. Tabel 3 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken, waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld: - producten/stoffen of toestellen voor medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toepassingen, 11 - producten/stoffen die voornamelijk in de landbouw (zullen) worden gebruikt, - producten/stoffen die voornamelijk in de industrie (zullen) worden gebruikt, - producten/stoffen die voornamelijk in het huishouden (zullen) worden gebruikt, - producten/stoffen die voornamelijk als cosmetica of producten voor lichaamsverzorging (zullen) worden gebruikt, - producten/stoffen die voornamelijk als additieven in voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen (zullen) worden gebruikt, - producten/stoffen die voornamelijk als additieven in diervoerder en niet vallen onder één van de overige kolommen, - stoffen die het milieu in het algemeen (kunnen) verontreinigen en niet vallen onder één van de overige kolommen, - Overige toxicologische en veiligheidsonderzoeken, - totaal. Tabel 4 bevat het aantal dieren gebruikt voor proefnemingen ten behoeve van het onderzoek van ziekten van mens en dier (indeling naar groep van ziekten en diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld: - hart) en vaatziekten van de mens, - zenuwziekten en psychische aandoeningen van de mens, - kanker bij de mens (m.u.v. de evaluatie van carcinogene eigenschappen), - andere ziekten van de mens, - specifiek op ziekten bij dieren gericht onderzoek, - totaal Tabel 5 bevat het aantal dieren gebruikt voor productie en kwaliteitscontrole en toestellen voor medisch, tandheelkundig en dierengeneeskundig gebruik (indeling naar betrokken regelgeving en diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld: - specifiek in één enkele EG-lidstaat toepasselijke wetgeving, - EG-wetgeving m.i.v. de eisen van de Europese Farmocopee - wetgeving van een niet tot de EG behorende lidstaat van de Raad van Europa - overige wetgeving, 12 - alle combinaties - niet vereist krachtens enige regelgeving - totaal Tabel 6 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken (indeling naar betrokken regelgeving en diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld: - specifiek in één enkele EG-lidstaat toepasselijke wetgeving, - EG-wetgeving m.i.v. de eisen van de Europese Farmocopee - wetgeving van een niet tot de EG behorende lidstaat van de Raad van Europa - overige wetgeving, - alle combinaties - niet vereist krachtens enige regelgeving - totaal Tabel 7 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en andere veiligheidsonderzoeken (indeling naar aard van de proef en diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld: - methoden voor de beproeving van de acute en subacute toxiciteit (met inbegrip van de limiettest) onderverdeeld in LD 50 en LC 50, andere letale methoden en niet-letale, op klinische symptomen gebaseerde methoden, - huidirritatie, - huidsensibilisatie, - oogirritatie, - subchronische en chronische toxiciteit, - carcinogeniteit, - ontwikkelingstoxiciteit, - mutageniteit, - reproductietoxiciteit, - toxiciteit voor aquatische vertebraten (zover niet in de andere kolommen opgevoerd), - overige, - Totaal. Tabel 8 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken (indeling naar aard van de proef en productcategorie) waarbij voor een aantal opgesomde 13 productaanwending het aantal dieren wordt vermeld in functie van de aard van het onderzoek: - methoden voor de beproeving van de acute en subacute toxiciteit (met inbegrip van de limiettest) onderverdeeld in LD 50 en LC 50, andere letale methoden en niet-letale, op klinische symptomen gebaseerde methoden, - huidirritatie, - huidsensibilisatie, - oogirritatie, - subchronische en chronische toxiciteit, - carcinogeniteit, - ontwikkelingstoxiciteit, - mutageniteit, - reproductietoxiciteit, - toxiciteit voor aquatische vertebraten (zover niet in de andere kolommen opgevoerd), - overige, - Totaal. In de eerste plaats stelt de Commissie vast dat de Divisie Dierenwelzijn geen documenten heeft die betrekking hebben op het Laboratoire “Physiologie cardio-respiratoire”, het “Laboratoire de Vaccinologie et d’Immunologie Mucosale” en het “Laboratoire d’anatomie pathologique”. Opdat de wet van 5 augustus 2006 van toepassing is, moet de gevraagde informatie tenminste bestaan en in het bezit zijn van de milieu-instantie. Voor deze drie laboratoria is dit niet het geval. Voor wat de opgevraagde informatie betreft van de andere laboratoria, oordeelt de Commissie dat ondanks de ruime invulling die aan het begrip milieu-informatie moet worden gegeven, de statistische gegevens waartoe toegang wordt gevraagd, niet als milieu-informatie kan worden beschouwd. Op deze informatie is bijgevolg niet de wet van 5 augustus 2006 van toepassing, maar wel de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en de daarin vermelde procedure. 3.2 Besluit De Commissie oordeelt dat het beroep niet gegrond is enerzijds omdat de gevraagde informatie niet voorhanden is, anderzijds omdat de 14 opgevraagde informatie niet als milieu-informatie kan worden gekwalificeerd, zodat de wet van 5 augustus 2006 niet van toepassing is. Brussel, 8 juli 2013. De Commissie was als volgt samengesteld: Martine Baguet, voorzitster Frankie Schram, secretaris en lid Claire Piens, lid Geert Raeymaekers, plaatsvervangend lid F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster