Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions
Date: 8/7/2013
Federale Beroepscommissie voor de
toegang tot milieu-informatie
8 juli 2013
BESLISSING nr. 2013-6
over de weigering om toegang te geven statistische informatie
over laboratoria die dieren voor wetenschappelijke doeleinden
gebruiken
(FBC/2013/6)
LUCAS/FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE
VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
2
1. Een overzicht
Bij brief van 30 mei 2013 vraagt mevrouw X aan de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu,
Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding, Divisie Dierenwelzijn &
CITES om een kopie van volgende documenten:
- de formulieren van de jaren 2010, 2011 en 2012 van volgende
laboratoria:
o Laboratoire d’anatomie pathologique, Faculté de Médicine
– Campus Erasme (unité ULB724), Hôpital Erasme ULB –
Hôpital de jour (2ème étage), Route de Lennik 808, 1070
Bruxelles
o Laboratoire d’histologie générale, de neuroanatomie et de
neuropathologie, faculté de Médicine – Campus Erasme
(unit ULB598), bâtiment G2, niv. 8 CP620, route de
Lennik 808, 1070 Bruxelles
o Laboratoire de chirurgie expérimentale L. Deloyers, faculté
de Médicine – Campus Erasme (unité ULB197), Erasmus
Technology Center, 3ème étage CP500, route de Lennik
808, 1070 Bruxelles
o Laboratoire de gastro-entérologie expérimentale
(Laboratory of Experimental Gastroenterology (LGE-LEG),
faculté de Médecine – Campus Erasme (unité ULB245),
Bâtiment GE, 4ème étage CP572, route de Lennik 808,
1070 Bruxelles
o Laboratoire de Neurochirurgie Expérimentale (Laboratory
of Experimental Neurosurgery), faculté de Médicine –
campus Erasme (unité ULB256), Hôpital Erasme et
bâtiment C, niveau 2 et 3, campus universitaire Erasme
CP601, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
o Laboratoire de Neurophysiologie (Laboratory of
Neurophysiology), faculté de Médecine – Campus Erasme
(unité ULB193), route de Lennik 808, Bldg C, Room
3.134A 1070 Bruxelles
o Laboratoire de Physiologie et de Physiopathologie
(Laboratory of Physiology and Physiopathologie)
(PHYSIO), faculté de Médecine – Campus Erasme (unite
ULB230), Bâtiment GE, Côté E2, niveau 4, porte 108-109,
CP504, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
3
o Laboratoire de Vaccionologie et d’immunologie Mucosale
(Laboratory of Vaccinology and Mucosal Immunity)
(LoVMI), faculté de Médecine – Campus Erasme (unite
ULB645), faculté de Médecine – Hôpital Erasme – 6ème
étage CP560, route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
- De formulieren van het jaar 1990 tot en met het jaar 2012 van het
Laboratoire de Physiologie cardio-respiratoire, Service de
Pneumologie, Hôpital universitaire Erasme, Route de Lennik 808,
1070 Bruxelles.
- De formulieren van de jaren 2010, 2011 en 2012 van de firma
Janssen Pharmaceutica Beerse (reeds eerder opgevraagd bij mail
van 24 mei 2013).
Bij brief van 14 juni 2013 weigert de FOD Volksgezondheid, Veiligheid
van de Voedselketen en Leefmilieu de toegang tot de gevraagde
documenten op grond van artikel 6, § 1, 4 en 7 van de wet van 11 april
1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Ter verantwoording van
het inroepen van artikel 6, § 1, 4 van de wet van 11 april 1994 wordt
vermeld dat er geen garantie is dat de gegevens niet in verkeerde handen
komen. Ter verantwoording van het inroepen van artikel 6, § 1, 7 van de
wet van 11 april 1994 wordt ingeroepen dat door het vrijgeven van deze
gegevens er geen garantie is dat concurrenten van een ander
laboratorium hieruit voordeel halen, bijvoorbeeld wanneer alle
werkzaam zijn in hetzelfde wetenschappelijke domein. Mogelijk kan
door de openbaarmaking de vertrouwelijkheid van wetenschappelijke
projecten in het gedrang komen. Bovendien roept de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu artikel
27 van het KB van 26 april 2010 betreffende de bescherming van
proefdieren in.
Tegen deze beslissing dient de heer Raf Jespers, namens mevrouw X, bij
brief van 27 juli 2013, ontvangen op 31 juli 2013, een beroep in bij de
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie,
hierna Commissie genoemd.
Bij mail van 9 augustus 2013 brengt het secretariaat van de Commissie de
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op
de hoogte van het ingediende beroep, vraagt de betrokken documenten
op en biedt de FOD de mogelijkheid haar standpunt verder te
verantwoorden.
4
Bij mail van 23 augustus 2013 vraagt de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om meer informatie over
de beweegredenen waarom zij deze statistieken eventueel toch aan
derden zou moeten meedelen. Er wordt toegelicht dat ieder laboratorium
verplicht is aan de dienst jaarlijks statistieken dient door te geven waarbij
het aantal proefdieren dat gebruikt werd gespecifieerd moet worden per
domein en per gebruikte diersoort. De dienst geeft jaarlijks het totaal
aantal gebruikte proefdieren binnen heel België vrij in een
perscommuniqué, zonder detaillering van welk laboratorium hoeveel
dieren voor welke projecten gebruikt. De aanvraagster werd in het bezit
gesteld van deze statistieken. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van
de Voedselketen en Leefmilieu wenst eerst nog intern overleg. In bijlage
bezorgt de FOD het modelformulier dat de laboratoria moeten indienen.
Bij mail van 30 augustus 2013 brengt de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een uitgewerkt standpunt
naar voor.
- De Divisie Dierenwelzijn heeft geen statistieken noch andere
documenten ontvangen van volgende laboratoria: het Laboratoire
“Physiologie cardio-respiratoire”, het “Laboratoire de
Vaccinologie et d’Immunologie Mucosale” en het “Laboratoire
d’anatomie pathologique”, omdat zij niet erkend zijn als
gebruiker. Enkel die laboratoria die erkend zijn om met
proefdieren werken, moeten informatie aan de Divisie
Dierenwelzijn verstrekken.
- Voor wat betreft de andere opgevraagde documenten meent de
Divisie Dierenwelzijn volgende uitzonderingsgronden moeten
worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren:
o op basis van artikel 27,§ 1,2° van de wet van 5/8/2006
betreffende de toegang van het publiek tot milieu-
informatie, omdat de openbaarmaking een risico kan
betekenen voor de openbare orde en openbare veiligheid.
Het is niet met zekerheid uit te sluiten dat eventuele acties
van groeperingen uit de samenleving zouden kunnen
volgen die extreem reageren tegen éénieder die
dierproeven uitvoert, na het vrijgeven van de gevraagde
zaken als bijvoorbeeld gekend is hoeveel dieren er
gebruikt zijn, welke diersoorten ( bv. apen, honden, katten
liggen veel gevoeliger bij het publiek), en voor welke
5
domeinen zij gebruikt worden (bv. hersenonderzoek dat
heel gevoelig ligt).
o op basis van artikel 27, §1, 1° van de wet van 5/8/2006
betreffende de toegang van het publiek tot milieu-
informatie waarbij het vrijgeven van deze informatie
mogelijk een risico kan inhouden voor aanslagen op het
personeel van de laboratoria.
o op basis van artikel 27,§1,7° van de wet van 5/8/2006
betreffende de toegang van het publiek tot milieu-
informatie waarbij door het openbaar maken van deze
zaken het vertrouwelijk karakter van commerciële en
industriële informatie mogelijk in gevaar wordt gebracht,
wanneer deze informatie wordt beschermd om een
gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren.
o Bovendien verwijst de Divisie Dierenwelzijn naar de
Europese Commissie de Europese Commissie die aanvoert
dat voor de niet-technische en niet-vertrouwelijke
samenvattingen (die afkomstig zijn van duidelijk
identificeerbare laboratoria wat betreft hun adres,
nummer, projecten en gebruikte diersoorten) in artikel 43
van de richtlijn 2010/63 van het Europees Parlement en de
Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming
van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden
gebruikt het volgende: “Onverminderd de bescherming
van de intellectuele eigendom en vertrouwelijke
informatie bevat de niet-technische samenvatting van een
project…. De niet-technische samenvatting van een
project is anoniem en bevat geen namen en adressen van
de gebruiker en zijn personeel.”
o Ook wijst de Divisie Dierenwelzijn naar de nota van de
Europese Commissie "Working document on Non-
Technical Project summaries” :
p. 3: Article 43 of the Directive gives some guidance
on what has to be included in the Nontechnical
Project Summaries (NTS), but some additional
guidance is considered helpful to promote
consistency between Member States.
p. 4: For smaller Member States, there may be a risk
that publication nationally could jeopardise the
conduct of the project by identifying (indirectly)
6
the institution where the study is being conducted
(even if not explicit, certain studies could only be
carried out in one or two institutions). It is
important that such risks are given due
consideration.
p .5: The NTS shall be anonymous and shall not
contain the names and addresses of the user and its
personnel. The NTS shall not violate proprietary
rights or expose confidential information.
o Verder merkt de Divisie Dierenwelzijn op dat in artikel 54
van de richtlijn het volgende is vermeld: “De lidstaten
verzamelen jaarlijks statistische gegevens over het gebruik
van dieren en maken deze openbaar, met inbegrip van
gegevens over de werkelijke ernst van de procedures en
over de herkomst van de in de procedures gebruikte niet-
menselijke primaten en de soorten waartoe deze behoren.
De Dienst heeft reeds de excelltabel ‘stat globaux‘
aan betrokkene bezorgd, waarin het jaarlijks totaal
aantal in België gebruikte proefdieren in
opgenomen wordt (weliswaar zonder rekening te
houden van hergebruik van dieren).
De algemene statistieken over het gebruik van
dieren in dierproeven worden jaarlijks
gepubliceerd; er dient echter opgemerkt te worden
dat er een duidelijk verschil bestaat tussen
‘informatie over het gebruik van dieren’ en
‘informatie over de gebruiker’.
o De richtlijn stelt ook dat de Commissie volgens de in
artikel 56, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure uiterlijk
… een gemeenschappelijk formaat vaststelt voor de
indeling van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gegevens.
Binnen enkele weken zal onze dienst hier meer
over vernemen. De Commissie heeft
standaardtabellen opgemaakt die pas in november
2013 definitief zullen worden.
Deze tabellen voorzien niet in het openbaar maken
van de gegevens van de gebruiker.
o Tenslotte merkt de Divisie Dierenwelzijn op dat als de
Europese Commissie oordeelt dat er voor kleine landen
een risico bestaat dat de verschillende instellingen kunnen
7
geïdentificeerd worden, dit risico à fortiori bestaat
wanneer gegevens vrijgegeven worden van een duidelijk
identificeerbaar laboratorium.
2. De ontvankelijkheid van de aanvraag
De aanvrager stelt een beroep in tegen de weigeringsbeslissing van de
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
om toegang te verlenen tot de door hem gevraagde informatie.
In de betekening van de weigeringsbeslissing werd enkel melding
gemaakt dat beroep kan worden ingesteld bij de Federale
Beroepscommissie, maar niet zoals artikel 8 van de wet van 5 augustus
2006 stelt dat in de betekening ter kennis van de bestuurde moet worden
gebracht de bevoegde instanties waarbij het beroep moet worden
ingesteld en de geldende vormen en termijnen. Een onvolledige
vermelding moet gelijk worden gesteld met de afwezigheid van een
vermelding, zodat op grond van artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006
betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie de door de
wet bepaalde termijn van 60 dagen waarbinnen het beroep moet worden
ingesteld, geen effect heeft. Het beroep werd in elk geval tijdig ingesteld.
Het is onnodig een belang aan te tonen. Er moet enkel blijken dat een
milieu-instantie niet is ingegaan op een aanvraag tot openbaarmaking
van milieu-informatie.
De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is.
3. De gegrondheid van de aanvraag
3.1 De toepasselijkheid van de wetgeving
De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).
8
Artikel 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van
het publiek tot milieu-informatie bepaalt dat ze van toepassing is op
milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie
en de werking worden geregeld door de federale overheid, evenals op
milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht
staan. Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als
“a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de
Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van
de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”
De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu valt onder deze categorie (zie Parl. St. Kamer, 2005 – 2006, 51
2511/001, 12 – 13). Het beroep is bijgevolg gericht tegen een milieu-
instantie in de zin van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt
trouwens niet betwist.
De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:
“elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
interactie tussen deze elementen;
9
b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
zoals bedoeld onder e) ;
c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
onder e) ;
d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
voorkomen, in te perken of te compenseren;
g) kosten-baten- en andere economische analyses en
veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.
De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.
De gevraagde informatie heeft betrekking op de door de gevraagde
laboratoria ingevulde formulieren. Hiervoor wordt een modelformulier
10
gebruikt waarbij duidelijk is wat een ingevuld document kan bevatten.
Het modelformulier bevat acht tabellen.
In tabel 1 worden het aantal gebruikte dieren vermeld opgesplitst naar
herkomst (indeling naar herkomst en diersoort) waarbij voor een aantal
opgesomde diersoorten
- het totaal,
- de dieren afkomstig uit geregistreerde fok- of
toeleveringsbedrijven in het verslagleggende land,
- de dieren afkomstig uit bronnen in de EG,
- de dieren afkomstig uit niet tot de EG behorende lidstaten van de
Raad van Europa die partij zijn bij Overeenkomst ETS 123,
- de dieren van een andere herkomst en de hergebruikte dieren.
Tabel 2 bevat het aantal dieren gebruikt voor proefnemingen voor
bijzondere doeleinden (indeling naar doel en diersoort), waarbij voor een
aantal opgesomde diersoorten worden vermeld:
- fundamenteel biologisch onderzoek,
- het onderzoek en ontwikkeling van producten en toestellen voor
medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig gebruik met
uitzondering van de uitgevoerde toxicologische en andere
veiligheidsonderzoeken),
- de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen
voor medisch en tandheelkundig gebruik,
- de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen
voor diergeneeskundig gebruik,
- toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken van producten
en toestellen voor medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig
gebruik,
- de diagnose van ziekten,
- onderwijs en opleiding,
- overige en
- totaal.
Tabel 3 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere
veiligheidsonderzoeken, waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten
worden vermeld:
- producten/stoffen of toestellen voor medische, tandheelkundige
en diergeneeskundige toepassingen,
11
- producten/stoffen die voornamelijk in de landbouw (zullen)
worden gebruikt,
- producten/stoffen die voornamelijk in de industrie (zullen)
worden gebruikt,
- producten/stoffen die voornamelijk in het huishouden (zullen)
worden gebruikt,
- producten/stoffen die voornamelijk als cosmetica of producten
voor lichaamsverzorging (zullen) worden gebruikt,
- producten/stoffen die voornamelijk als additieven in voor
menselijke consumptie bestemde levensmiddelen (zullen) worden
gebruikt,
- producten/stoffen die voornamelijk als additieven in diervoerder
en niet vallen onder één van de overige kolommen,
- stoffen die het milieu in het algemeen (kunnen) verontreinigen
en niet vallen onder één van de overige kolommen,
- Overige toxicologische en veiligheidsonderzoeken,
- totaal.
Tabel 4 bevat het aantal dieren gebruikt voor proefnemingen ten
behoeve van het onderzoek van ziekten van mens en dier (indeling naar
groep van ziekten en diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde
diersoorten worden vermeld:
- hart) en vaatziekten van de mens,
- zenuwziekten en psychische aandoeningen van de mens,
- kanker bij de mens (m.u.v. de evaluatie van carcinogene
eigenschappen),
- andere ziekten van de mens,
- specifiek op ziekten bij dieren gericht onderzoek,
- totaal
Tabel 5 bevat het aantal dieren gebruikt voor productie en
kwaliteitscontrole en toestellen voor medisch, tandheelkundig en
dierengeneeskundig gebruik (indeling naar betrokken regelgeving en
diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden
vermeld:
- specifiek in één enkele EG-lidstaat toepasselijke wetgeving,
- EG-wetgeving m.i.v. de eisen van de Europese Farmocopee
- wetgeving van een niet tot de EG behorende lidstaat van de Raad
van Europa
- overige wetgeving,
12
- alle combinaties
- niet vereist krachtens enige regelgeving
- totaal
Tabel 6 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere
veiligheidsonderzoeken (indeling naar betrokken regelgeving en
diersoort), waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden
vermeld:
- specifiek in één enkele EG-lidstaat toepasselijke wetgeving,
- EG-wetgeving m.i.v. de eisen van de Europese Farmocopee
- wetgeving van een niet tot de EG behorende lidstaat van de Raad
van Europa
- overige wetgeving,
- alle combinaties
- niet vereist krachtens enige regelgeving
- totaal
Tabel 7 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en andere
veiligheidsonderzoeken (indeling naar aard van de proef en diersoort),
waarbij voor een aantal opgesomde diersoorten worden vermeld:
- methoden voor de beproeving van de acute en subacute toxiciteit
(met inbegrip van de limiettest) onderverdeeld in LD 50 en LC 50,
andere letale methoden en niet-letale, op klinische symptomen
gebaseerde methoden,
- huidirritatie,
- huidsensibilisatie,
- oogirritatie,
- subchronische en chronische toxiciteit,
- carcinogeniteit,
- ontwikkelingstoxiciteit,
- mutageniteit,
- reproductietoxiciteit,
- toxiciteit voor aquatische vertebraten (zover niet in de andere
kolommen opgevoerd),
- overige,
- Totaal.
Tabel 8 bevat het aantal dieren gebruikt voor toxicologische en andere
veiligheidsonderzoeken (indeling naar aard van de proef en
productcategorie) waarbij voor een aantal opgesomde
13
productaanwending het aantal dieren wordt vermeld in functie van de
aard van het onderzoek:
- methoden voor de beproeving van de acute en subacute toxiciteit
(met inbegrip van de limiettest) onderverdeeld in LD 50 en LC 50,
andere letale methoden en niet-letale, op klinische symptomen
gebaseerde methoden,
- huidirritatie,
- huidsensibilisatie,
- oogirritatie,
- subchronische en chronische toxiciteit,
- carcinogeniteit,
- ontwikkelingstoxiciteit,
- mutageniteit,
- reproductietoxiciteit,
- toxiciteit voor aquatische vertebraten (zover niet in de andere
kolommen opgevoerd),
- overige,
- Totaal.
In de eerste plaats stelt de Commissie vast dat de Divisie Dierenwelzijn
geen documenten heeft die betrekking hebben op het Laboratoire
“Physiologie cardio-respiratoire”, het “Laboratoire de Vaccinologie et
d’Immunologie Mucosale” en het “Laboratoire d’anatomie pathologique”.
Opdat de wet van 5 augustus 2006 van toepassing is, moet de gevraagde
informatie tenminste bestaan en in het bezit zijn van de milieu-instantie.
Voor deze drie laboratoria is dit niet het geval.
Voor wat de opgevraagde informatie betreft van de andere laboratoria,
oordeelt de Commissie dat ondanks de ruime invulling die aan het begrip
milieu-informatie moet worden gegeven, de statistische gegevens
waartoe toegang wordt gevraagd, niet als milieu-informatie kan worden
beschouwd. Op deze informatie is bijgevolg niet de wet van 5 augustus
2006 van toepassing, maar wel de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur en de daarin vermelde procedure.
3.2 Besluit
De Commissie oordeelt dat het beroep niet gegrond is enerzijds omdat de
gevraagde informatie niet voorhanden is, anderzijds omdat de
14
opgevraagde informatie niet als milieu-informatie kan worden
gekwalificeerd, zodat de wet van 5 augustus 2006 niet van toepassing is.
Brussel, 8 juli 2013.
De Commissie was als volgt samengesteld:
Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Claire Piens, lid
Geert Raeymaekers, plaatsvervangend lid
F. SCHRAM M. BAGUET
secretaris voorzitster