Table des matières

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 5

Over de weigering om toegang te geven tot een document waarin milieu-argumenten, -bezorgdheden en –voorwaarden worden geuit en tot elke communicatie met betrekking tot een project in Rusland

Date: 8/7/2013

Transposition

   Federale Beroepscommissie voor de
     toegang tot milieu-informatie




                         8 juli 2013




                 BESLISSING nr. 2013-5

  over de weigering om toegang te geven tot een document
waarin milieu-argumenten, -bezorgdheden en –voorwaarden
worden geuit en tot elke communicatie met betrekking tot een
                      project in Rusland

                        (FBC/2013/4)

      GREENPEACE/NATIONALE DELCREDEREDIENST (2)
                                                                       2

   1. Een overzicht

Bij mail van 23 mei 2013 vraagt de heer X, namens Greenpeace, aan de
Nationale Delcrederedienst om een kopie van volgende documenten:
    - het document waarin de milieu-argumenten, -bezorgdheden en –
       voorwaarden worden geformuleerd van het management van de
       Nationale Delcrederedienst voor de Raad van Bestuur van de
       Nationale Delcrederedienst van 21 mei 2013 met betrekking tot
       de aanvraag van Jan De Nul voor een project te Sabetta, Rusland;
    - iedere communicatie (brief, mail) met de voogdijministers van de
       Nationale Delcrederedienst, en met Jan De Nul met betrekking
       tot de milieubezorgdheden en –voorwaarden inzake de aanvraag
       van Jan De Nul voor een project te Sabetta, Rusland.

Bij mail van 21 juni 2013 weigert de Nationale Delcrederedienst
gevraagde informatie vrij te geven om volgende redenen:
    - in het kader van de besluitvorming over het betrokken project is
       de ONDD niet onderworpen aan de wet van 5 augustus 2006
       inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie of de wet
       openbaarheid van bestuur. De betrokken beslissingen en
       bijhorende documenten kaderen immers in commerciële procedés
       en kunnen niet als administratieve beslissingen of het uitoefenen
       van openbare bestuursfuncties worden beschouwd.
    - In elk geval bestaat er geen verplichting om bepaalde documenten
       op te stellen die niet bestaan of waarover ONDD niet beschikt
       (zoals bv. de communicatie met de betrokken voogdijministers).
       In de mate het verzoek op dergelijke documenten betrekking
       heeft, is het verzoek zonder voorwerp.
    - Indien de ONDD onder de wetgeving valt, is ze van oordeel dat in
       elk geval meerdere wettelijke uitzonderingsgronden de
       openbaarmaking verhinderen.
    - De ONDD is van mening dat indien zij valt onder de
       openbaarheid van bestuur, niet de wet van 5 augustus 2006 van
       toepassing is, maar de wet van 11 april 1994. Voor zover dit het
       geval is meent de ONDD dat volgende uitzonderingsgronden
       kunnen worden ingeroepen:
           o De openbaarmaking van de documenten die worden
               opgevraagd zou een grote negatieve weerslag hebben op
               het geheim karakter van de beraadslagingen van de
               federale Regering en van de ONDD (artikel 6, § 2, 3°). De
                                                              3

  informatie maakt namelijk integraal deel uit van de
  beraadslagingen en de hiermee inherent verbonden
  voorbereiding in de schoot van de federale regering en de
  Raad van bestuur in ONDD. Voorafgaande besprekingen
  en documenten opgemaakt met het oog op het adviseren
  tot het nemen van een beslissing door een
  (voogdij)minster en de Raad van Bestuur van ONDD
  waarin diverse politieke, maatschappelijke, economische
  en financiële belangen worden afgewogen, zijn geheim en
  vallen onder deze uitzonderingsbepaling. Bovendien gaat
  de voorliggende kwestie niet enkel over het
  Noordpoolgebied, maar ook over de internationale
  betrekkingen met Rusland en andere noordelijke landen,
  de concurrentiepositie van Europa, economische groei
  voor België, strategische positie van België als lidstaat van
  de Europese Unie, werkgelegenheid, e.d. Als deze
  informatie zou moeten worden vrijgegeven, wordt elke
  besluitvorming en het bijhorende serene debat, waarbij
  deze belangen worden afgewogen, tussen de leden van de
  Raad van Bestuur en/of de bevoegde voogdijministers
  onmogelijk gemaakt. In de aanvraag wordt ook niet
  duidelijk gemaakt welk belang in casu in het gedrang is. Er
  wordt in de brief van 24 mei 2013 enkel verwezen naar de
  kwetsbaarheid van de Noordpoolregio en de negatieve
  impact van de baggerwerken op bijvoorbeeld bedreigde
  walvissoorten. Deze argumenten worden echter op geen
  enkele wijze onderbouwd. In die omstandigheden kan het
  belang van de door de aanvrager gewenste openbaarheid
  in elk geval niet primeren op het geheim karakter van de
  beraadslagingen van de federale regering en van de
  ONDD.
o De gevraagde informatie kan niet worden vrijgegeven
  omwille      van      de    vertrouwelijke      aard      van
  ondernemingsgegevens in de zin van artikel 6, § 1, 7° van
  de wet van 11 april 1994. Jan de Nul heeft als succesvolle
  ‘tenderee’ van het project in Rusland kosten en tijd
  geïnvesteerd in dit project. Een deel van deze kosten en
  tijd bestaat uit het succesvol doorlopen van een aanvraag
  voor een verzekeringspolis bij ONDD waarin ook details
  staan van de tender. Als concurrenten van Jan De Nul
                                                            4

  kennis zouden krijgen van specifieke voorwaarden,
  zouden zij een concurrentieel voordeel verkrijgen, daar zij
  hiervoor geen tijd en kosten zouden moeten investeren om
  deze informatie te verkrijgen. Bovendien staat in het
  betreffende document vertrouwelijke informatie zoals de
  kostprijs, de duurtijd en de omvang van het project en de
  verzekering. Als concurrenten dergelijke informatie
  zouden verkrijgen, hebben ze zicht op een belangrijk
  project van Jan De Nul en wordt de concurrentiekracht
  van Jan De Nul aangetast. De bescherming van die
  bedrijfsgeheimen van een belangrijke Belgische
  onderneming weegt duidelijk op tegen een eventuele
  bezorgdheid over het milieu die als verantwoording voor
  de openbaarmaking wordt aangehaald die niet verder is
  onderbouwd.
o De gevraagde openbaarmaking van documenten weegt
  bovendien niet op tegen de ONDD te beschermen
  vertrouwelijk karakter van de federale internationale
  betrekkingen van België (artikel 6, § 1, 3° van de wet van
  11 april 1994). De gevraagde documenten bevat immers de
  politiek vertrouwelijke informatie. Informatie inzake
  kredietverzekering gegarandeerd door de Belgische staat
  houdt verband met de Belgische internationale
  betrekkingen en het zonder meer vrijgeven van deze in
  vertrouwen meegedeelde informatie, zal leiden tot vragen
  van de betrokken landen waarop de transactie betrekking
  heeft. Bovendien staat ook de (handels)relaties met andere
  Noordelijke staten op het spel en de strategische positie
  van de Europese Unie. De internationale betrekkingen met
  Rusland zijn bijzonder belangrijk voor België en de
  Europese Unie. Het gaat niet op om documenten vrij te
  geven die deze betrekkingen in gevaar zouden kunnen
  brengen op grond van niet nader omschreven
  (milieu)overwegingen.
o De gevraagde openbaarmaking weegt niet op tegen de door
  ONDD te beschermen federale economische en financiële
  belangen (artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994).
  De documenten bevatten informatie over de
  internationale betrekkingen met Rusland en andere
  noordelijke landen, de concurrentiepositie van Europa,
                                                                         5

               economische groei voor België, de strategische positie van
               België als lidstaat van de Europese Unie, werkgelegenheid,
               e.d.m. De openbaarmaking kan ertoe leiden dat
               kredietverzekering die wordt verstrekt door ONDD om
               Belgische bedrijven op internationaal niveau te
               bevorderen, belemmerd wordt.
           o Het verzoek kan onredelijk worden genoemd (artikel 6, §
               3, 3° van de wet van 11 april 1994). Los van de bemerking
               dat ONDD niet in het bezit is van een groot deel van de
               informatie die wordt opgevraagd, dient te worden
               opgemerkt dat het in elk geval onmogelijk is om alle
               communicatie met de voogdijministers, de leden van de
               Raad van Bestuur en Jan De Nul te verzamelen. Deze
               communicatie wordt niet systematisch geklasseerd en gaat
               uit van verschillende interne afdelingen en bevat soms ook
               andere informatie.
   -   In ondergeschikte orde voor zover de wet van 5 augustus toch van
       toepassing zou zijn, dan geldt dat in het kader van deze wet
       gelijkaardige of dezelfde uitzonderingsgronden gelden.

Tegen deze beslissing stelt de heer X bij mail van 21 juni 2013 een beroep
in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie, hierna Commissie genoemd.

Bij mail van 24 juni 2013 vraagt het secretariaat van de Commissie dat de
Nationale Delcrederedienst de Commissie het gevraagde document zou
verstrekken.

De Commissie ontvangt echter geen reactie van de Nationale
Delcrederedienst.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
                                                                          6

moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 21 juni 2013
tegen een beslissing van 21 juni 2013 en dus binnen de wettelijk
bepaalde termijn. Bovendien werd geen melding gemaakt van de
beroepsmogelijkheden.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”

De Nationale Delcrederedienst is een openbare instelling met
rechtspersoonlijkheid opgericht door de wet van 31 augustus 1939 op de
Nationale Delcrederedienst (BS 4 oktober 1939) en valt bijgevolg onder
3, 1°, a van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt trouwens niet
betwist.
                                                                          7



De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e) ;
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
                                                                        8

        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

Aangezien de Commissie niet in het bezit is gesteld van de documenten,
is zij in de huidige stand van de procedure niet in de mogelijkheid om te
bepalen of de gevraagde documenten milieu-informatie bevat en of
eventueel uitzonderingsgronden de openbaarmaking verhinderen. Ze
verzoekt de Nationale Delcrederedienst dan ook dringend om haar de
gevraagde documenten te bezorgen.

Artikel 40 van de wet van 5 augustus 2006 verplicht de betrokken
milieu-instantie om de Commissie toegang te geven tot alle nuttige
informatie, en geeft de Commissie de bevoegdheid om alle betrokken
partijen en deskundigen te horen en om aanvullende inlichtingen te
vragen aan de personeelsleden van de betrokken milieu-instantie. Het
komt dus niet langer aan de Nationale Delcrederedienst toe om te
oordelen of de aanvrager zich terecht op de wet van 5 augustus 2006
beroept, en zelfs niet om de toegang tot de betrokken informatie aan de
Commissie te weigeren. De wetgever heeft het onderzoek in dit geval
volledig onttrokken aan de bevoegdheid van de milieu-instantie en deze
taak toevertrouwd aan de Commissie.

Het voorgaande doet uiteraard geen afbreuk aan het recht van de
Nationale Delcrederedienst om zijn standpunt aan de Commissie te doen
kennen en om, ingeval de Nationale Delcrederedienst het niet eens is
met de beslissing die door de Commissie in beroep wordt genomen, die
beslissing voor de Raad van State aan te vechten.

Luidens artikel 38, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 dient de
Commissie zich zo spoedig mogelijk uit te spreken over het beroep en
haar beslissing in principe binnen een termijn van dertig kalenderdagen
                                                                     9

ter kennis van de aanvrager te brengen. Gelet daarop moet de Nationale
Delcrederedienst de Commissie onverwijld de te beoordelen informatie
bezorgen. Het staat de Nationale Delcrederedienst vrij in een
begeleidende nota haar standpunt met betrekking tot de eventuele
inroepbaarheid van bepaalde uitzonderingsgronden aan de Commissie
over te maken.


   3.2 Besluit

De Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie is
van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Om haar door de wet van 5
augustus 2006 opgelegde taak verder te kunnen uitvoeren, is het nodig
dat de Commissie over de documenten beschikt, waarover betwisting
bestaat. De Commissie verzoekt de Nationale Delcrederedienst om haar
zo spoedig mogelijk, en uiterlijk op 22 juli 2013, de gevraagde
documenten te bezorgen. De Commissie wenst de zaak te behandelen op
haar zitting van 29 juli 2013, waarbij u of eventuele andere
vertegenwoordigers van uw organisatie de mogelijkheid wordt geboden
om aanwezig te zijn op een hoorzitting om 14 u.


Brussel, 8 juli 2013.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Claudia Hildebrand, plaatsvervangend lid
Geert Raeymaekers, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                           M. BAGUET
   secretaris                                          voorzitster