Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions
Date: 14/5/2013
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 14 mei 2013 BESLISSING nr. 2013-4 over de weigering om toegang te geven tot een document waarin een milieueffectenrapport wordt beoordeeld (FBC/2013/2) GREENPEACE/NATIONALE DELCREDEREDIENST 2 1. Een overzicht Bij mail van 10 april 2003 vraagt de heer Jan Cappelle, namens Greenpeace, aan de Nationale Delcrederedienst om een kopie van de analyse die werd uitgevoerd door een externe consultant van het milieueffectenrapport voor de Nationale Delcrederedienst (dossier: Sabetta, maart 2013) over een project in Rusland. Bij mail van 11 april 2013 weigert de Nationale Delcrederedienst de analyse van de externe consultant vrij te geven zonder dit te motiveren. Tegen deze beslissing stelt de heer Jan Cappelle bij mail van 11 april 2013 een beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie, hierna Commissie genoemd. Bij mail van 11 april 2013 vraagt het secretariaat van de Commissie dat de Nationale Delcrederedienst de Commissie het gevraagde document zou verstrekken. Omdat de Nationale Delcrederedienst niet reageert op dit verzoek, neemt het secretariaat telefonisch contact op met de Nationale Delcrederedienst. De Nationale Delcrederedienst belooft een nota aan de Commissie te bezorgen, waarin zij verduidelijkt waarom hij van mening is dat het gevraagde document niet vrij kan worden gegeven. Bovendien zal het gevraagde document per koerier op 7 mei 2013 aan het secretariaat van de Commissie worden bezorgd. Bij mail van 6 mei 2013 ontvangt het secretariaat een nota van de Nationale Delcrederedienst waarin zij toelichting geeft over de zaak en waarin zij te kennen geeft dat de Commissie het document ter plaatse kan inzien na afspraak. De toelichting bevat informatie over de werking van de Nationale Delcrederedienst en milieu, achtergrondinformatie over de betrokken zaak, een korte beschrijving van het document en argumenten tot weigering van de openbaarmaking van het document. De argumenten kunnen als volgt worden samengevat: - in hoofdorde roept de Nationale Delcrederedienst uitzonderingsgronden uit de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur in; 3 - in ondergeschikte orde vraagt zij wanneer de Commissie geen uitzonderingsgronden zou aanvaarden, dat in dit geval de wijze van toegang zou worden beperkt tot inzage omdat het gevraagde document kan worden opgevat als een werk in de zin van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. De Nationale Delcrederedienst roept verschillende uitzonderingsgronden in die volgens haar een weigering tot openbaarmaking rechtvaardigen: - Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 en artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994. Volgens de Nationale Delcrederedienst kan deze bepaling worden ingeroepen ter vrijwaring van het economisch belang van de externe consultant die het document heeft opgemaakt, omdat het rapport deel uitmaakt van de economische activiteit van de externe consultant en de verspreiding ervan nefast zou zijn. Bovendien heeft de externe consultant geen toestemming gegeven voor de verspreiding van het document. De Nationale Delcrederedienst wijst daarbij ook naar een verzuurde relatie tussen de externe consultant en Greenpeace. Daarnaast stelt de Nationale Delcrederedienst dat de uitzondering kan ingeroepen worden ten aanzien van het economisch belang van de verzekerde. De openbaarmaking van dit document zou de concurrentiepositie van de verzekerde in het gedrang kunnen brengen, aangezien alle gegevens pertinente informatie kan bevatten voor concurrenten. - Artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 Het document is een advies dat door een derde vrijwillig en vertrouwelijk aan de Nationale Delcrederedienst is meegedeeld, waarbij de externe consultant de Nationale Delcrederedienst uitdrukkelijk heeft verzocht elke link met de externe consultant vertrouwelijk te behandelen. - Artikel 27, § 1, 3° van de wet van 5 augustus 2006 De opdrachtgever van het baggerproject is een orgaan van de Russische overheid. Het vrijgeven van de informatie in het huidig stadium van de lopende onderhandelingen zou ervoor zorgen dat confidentiële informatie publiek wordt gemaakt, waardoor de nationale internationale belangen van België geschaad kunnen worden. 4 - Artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 Hoewel het document op zich af is, kan de openbaarmaking van het document tot grove misvatting leiden. - Artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994 De activiteit van de Nationale Delcrederedienst kan de concurrentiële positie van deze dienst aantasten. Het is commercieel gezien beter dat de verzekerde niet op de hoogte is van hoe de studies, die via haar bij de Nationale Delcrederedienst terechtkomen, worden verwerkt. Bovendien komt de verzekeringspolis in het algemeen in het gedrang. - Richtlijn 2003/4/EG De richtlijn bevat uitzonderingsgronden die niet in de federale wet van 5 augustus 2006 zijn opgenomen, w.o. de bescherming van interne communicatie. Het gevraagde document moet worden beschouwd als een intern document van de Nationale Delcrederedienst en daarom kan de openbaarmaking worden geweigerd. De secretaris van de Commissie neemt inzage in het gevraagde document en vraagt nadere toelichting aan de afgevaardigden van de Nationale Delcrederedienst op dinsdag 7 mei 2013. Bij mail van 8 mei 2013 bevestigt de Nationale Delcrederedienst aan de Commissie dat de analyse aanwezig in het document werd uitgevoerd op grond van bepaalde internationale normen/standaarden. De firma die het document heeft opgesteld heeft het milieueffectenrapport beoordeeld op basis van deze normen, maar heeft ook gebruik gemaakt van een vragenlijst van Jan De Nul. Verder brengt de Nationale Delcrederedienst in haar mail onder de aandacht dat ook de concurrentie van Jan De Nul het betrokken document eveneens heeft opgevraagd en leidt hieruit af dat de vrijgave van het document afbreuk zou doen aan de concurrentiepositie van Jan De Nul. De Nationale Delcrederedienst gaat er daarbij van uit dat het vrijgeven van om het even welke informatie aan een concurrerend bedrijf inbreuk doet aan de concurrentiepositie van het bedrijf, waarop de informatie betrekking heeft. 2. De ontvankelijkheid van de aanvraag De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan 5 instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu- informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 11 april 2013 tegen een beslissing van 11 april 2013 en dus binnen de wettelijk bepaalde termijn. 3. De gegrondheid van de aanvraag 3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006 De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet). Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet; b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot leefmilieu; c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent. Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in een administratieve functie.” 6 De Nationale Delcrederedienst is een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht door de wet van 31 augustus 1939 op de Nationale Delcrederedienst (BS 4 oktober 1939) en valt bijgevolg onder 3, 1°, a van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt trouwens niet betwist. De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu- informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4° omschreven als: “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende: a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer, de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de interactie tussen deze elementen; b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ; d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten; e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen; 7 f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te voorkomen, in te perken of te compenseren; g) kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten; h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”. De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip geen enge invulling mag worden gegeven. Het document bestaat uit 14 pagina’s en vormt een beoordeling van de kwaliteit van het op verzoek van de Russische overheid door een externe Russische firma uitgevoerde EIA. Dit EIA-rapport is in het bezit van Greenpeace. Het gevraagde werd uitgevoerd in opdracht van de Nationale Delcrederedienst en bevat een beoordeling van de kwaliteit van het uitgevoerde EIA-rapport. Het document bevat vooral meta- informatie die direct is gelinkt aan milieu-informatie en een heel beperkt aantal gegevens die niet als milieu-informatie kunnen worden gekwalificeerd. In concreto bevat het gevraagde document volgende informatie: - een samenvatting van de ESIA (Environmental Impact Assessment) o Beschrijving van het project o Impact van het project op diverse aspecten (emissies, geluid en elektromagnetische straling, oppervlakte en grondwater, natuurlijke waterbronnen, gebruik van het land, afval, mariene fauna en flora, fauna en flora op het land en socio-economische aspecten - een beoordeling van de EIA Hierin wordt een overzicht geboden van de verschillende onderdelen met een beoordeling ervan op basis van verschillende criteria. De beoordeling kan 5 graden uitmaken - een analyse van het project op grond van de ESIA 8 In de analyse wordt nagegaan wat de positieve gevolgen zijn van het project, en wordt het EIA getoetst aan IFC performance standards. Uiteindelijk bevat het document een korte risico- analyse met een beoordeling van de aanvaardbaarheid van het project en algemene conclusies over de waarde van het EIA. Gezien het overwicht aan meta-informatie die direct verbonden is aan milieu-informatie en die duidelijk maakt wat de kwaliteit is van de milieu-informatie in het al publiek gemaakte milieueffectenrapport en de minimale aanwezigheid van niet-milieu-informatie is de Commissie van oordeel dat het hele document op grond van de wet van 5 augustus 2006 moet worden beoordeeld. De toepassing van de wet van 5 augustus 2006 sluit de toepassing uit van de wet van 11 april 1994. 3.2 De toepasselijkheid van uitzonderingsgronden 3.2.1 Het voorhanden zijn van wettelijke uitzonderingsgronden De wet van 5 augustus 2006 laat slechts toe om milieu-informatie aan de openbaarmaking te onttrekken voor zover deze openbaarmaking van de informatie afbreuk doet aan door deze wet in artikel 27, § 1 beschermde belangen en het belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder doorweegt dan het beschermde belang. Verder laat artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 toe milieu-informatie niet openbaar te maken omwille van de toestand van de milieu-informatie of de aard van de aanvraag. Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu- informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG de lidstaat laat om enkel die uitzonderingsgronden in te roepen die in de richtlijn zijn opgenomen, maar verhindert niet dat een lidstaat ervoor kiest om in een ruimere openbaarmaking te voorzien. Overweging 24 bepaalt in die zin uitdrukkelijk het volgende: “De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om maatregelen te handhaven of in te voeren voor een ruimere toegang tot informatie dan op grond van deze richtlijn vereist is.” De Nationale Delcrederedienst kan zich dan ook niet beroepen op een potentiële uitzonderingsgrond die is opgenomen in de richtlijn, maar waarvan de Belgische wetgever oordeelde dat zij binnen de eigen rechtsorde niet geoorloofd was. 9 3.2.2.1 De inroepbaarheid van artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 De Nationale Delcrederedienst voert aan dat de openbaarmaking van het gevraagde document aanleiding kan geven tot grove misvatting. De Commissie meent dat de Nationale Delcrederedienst ten onrechte verwijst naar artikel 32, § 1 als mogelijke grondslag om de openbaarmaking van het gevraagde document te weigeren. Artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 kan slechts worden ingeroepen wanneer cumulatief een aantal voorwaarden zijn vervuld. Slechts wanneer de milieu-informatie als onvoltooid of onaf kan worden beschouwd, kan eventueel deze uitzonderingsgrond worden ingeroepen. De Nationale Delcrederedienst bevestigt zelf en de Commissie kan dit slechts bijtreden dat het gevraagde document als af moet worden beschouwd. Wanneer één van de voorwaarden niet is vervuld om artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 in te roepen, dient zelf niet verder te worden onderzocht of de andere voorwaarden zijn vervuld. De Commissie is van oordeel dat artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 niet rechtsgeldig kan worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren. 3.2.2.2 De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 De Nationale Delcrederedienst voert aan dat de openbaarmaking van de verslagen inbreuk zou kunnen maken op het economisch belang van de externe consultant en op het economisch belang van de verzekerde en dat om die reden artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 de openbaarmaking in de weg staat. Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu- instantie de aanvraag afwijst als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarmaking instemt. 10 Wat het eventuele economisch belang van de externe consultant betreft, stelt de Commissie vast dat het gevraagde document op geen enkele wijze commerciële en industriële informatie over de externe consultant bevat. Er dient dan ook niet verder te worden onderzocht of aan de andere voorwaarden van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 is voldaan ten aanzien van de externe consultant. De Commissie is van oordeel dat ook hetzelfde geldt ten aanzien van de verzekerde. Het gevraagde document bevat immers geen economische informatie over de verzekerde, maar bevat een beoordeling van een milieueffectenrapport over een gepland project. Dit milieueffectenrapport beoordeelt zelf de milieu- en sociaal-economische gevolgen van de uitbouw van een haven in Rusland en beschrijft een aantal voorgestelde begeleidende maatregelen die weliswaar economische gevolgen kunnen hebben, maar waarvan niet vaststaat dat deze gedragen worden door de kredietaanvrager. En zelfs als dit al het geval is, dan bevat het gevraagde document geen gedetailleerde beschrijving van die begeleidende maatregelen en hun financiële en economische impact voor de kredietaanvrager. De Commissie ziet niet in hoe de vrijgave van informatie die in het kader een kredietaanvraag van een bedrijf in het dossier bij de Nationale Delcrederedienst is opgenomen, op zichzelf de concurrentiepositie van dat bedrijf zou aantasten. De Commissie is dan ook van oordeel dat artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 niet op rechtsgeldige manier kan worden ingeroepen om de openbaarmaking van het gevraagde document te weigeren. 3.2.2.3 De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 Artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu- instantie de aanvraag afwijst wanneer de aanvraag betrekking heeft op een advies of een mening die een derde vrijwillig en vertrouwelijk aan een milieu-instantie heeft meegedeeld en waarvan hij uitdrukkelijk heeft gevraagd het als vertrouwelijk te behandelen tenzij hij met de openbaarmaking instemt. Opdat deze uitzonderingsgrond kan worden ingeroepen moeten een aantal voorwaarden cumulatief zijn vervuld. Zo geldt deze uitzonderingsgrond enkel ten aanzien van een advies of een 11 mening en niet voor feiten. Bovendien moet de informatie afkomstig zijn van een derde en moet deze de informatie vrijwillig en vertrouwelijk hebben meegedeeld aan een milieu-instantie. De Commissie stelt vast dat het gevraagde document werd opgesteld in opdracht van de Nationale Delcrederedienst en dat er dus aan de overhandiging van het document een contractuele verplichting ten grondslag lag. Er kan dan ook niet worden beweerd dat het gevraagde document vrijwillig aan de Nationale Delcrederedienst werd bezorgd. Aangezien één van de voorwaarden niet is vervuld om de uitzondering van artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 in te roepen, moet de Commissie niet verder onderzoeken of de andere voorwaarden vervuld zijn. De Commissie is van mening dat artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 niet kan worden ingeroepen om de openbaarmaking van het gevraagde document te weigeren. 3.2.2.4 De inroepbaarheid van artikel 27, § 1, 3° van de wet van 5 augustus 2006 Artikel 27, § 1, 8° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu- instantie de aanvraag afwijst wanneer het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen het vertrouwelijk karakter van de federale internationale betrekkingen van België en van de betrekkingen van België met de supranationale instellingen en van betrekkingen van de federale overheid met de gemeenschappen en gewesten. De Commissie ziet niet in – en dit kon ook niet in concreto worden aangetoond door de Nationale Delcrederedienst - op welke wijze de federale internationale betrekking van België zou kunnen worden geschonden door het openbaarmaking van een document die enkel een milieueffectenrapportage toets aan een aantal algemene en erkende beoordelingscriteria voor milieueffectenrapportage en dat bovendien komt tot een globale positieve evaluatie van het milieueffectenrapport. De Commissie is dan ook van mening dat artikel 27, § 1, 3° niet rechtsgeldig kan worden ingeroepen om de openbaarmaking van het gevraagde document te weigeren. 12 3.3 De beperking van het recht van toegang omwille van het bestaan van een werk in de zin van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten In tegenstelling tot het principe dat de aanvrager vrij de wijze kiest waarop hij of zij zijn recht van toegang tot milieu-informatie uitoefent, bepaalt artikel 30 van de wet van 5 augustus 2006 hierop een uitzondering. Het bepaalt immers het volgende: “Wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie waarin een auteursrechtelijk beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van de auteur of van de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan niet vereist om ter plaatste inzage van het document te verlenen of uitleg erover te verstrekken. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie waarin een auteursrechtelijk beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van de auteur of van de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan vereist overeenkomstig de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten voor de mededeling ervan in de vorm van een kopie. In elk afzonderlijk geval dient het algemeen belang dat is gediend met de openbaarmaking te worden afgewogen tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te maken.” Opdat echter toepassing kan worden gemaakt van artikel 30 van de wet van 5 augustus 2006 moet het gevraagde document een werk bevatten in de zin van de wet van 30 juni 1994. Om van een werk te spreken moet er sprake zijn van originaliteit en moet die originaliteit in een bepaalde vorm zijn gegoten. Originaliteit is het resultaat van de intellectuele activiteit of inspanning van de maker ervan. Ook al moet die inspanning niet erg groot zijn, toch kan niet worden gesteld dat elk document automatisch hieronder valt. Bovendien is vereist dat de persoonlijkheid van de maker tot uiting komt in het werk. De Commissie is van mening dat het gevraagde document niet als een werk kan worden gekwalificeerd, omdat het enkel een opgelegde analyse bevat volgens internationaal aanvaarde standaarden en dat het document sterk beschrijvend van aard is. De Commissie is bijgevolg van mening dat artikel 30 van de wet van 5 augustus 2006 geen toepassing vindt en dat bijgevolg gevolg moet worden gegeven aan de wens van de aanvrager om een kopie van het gevraagde document te ontvangen. 13 3.4 Besluit De Commissie is van mening dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De Commissie ziet geen enkele juridische grondslag om de openbaarmaking van het gevraagde document te weigeren. De Nationale Delcrederedienst is er aldus toe gehouden om in overeenstemming met artikel 39, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 uitvoering te geven aan deze beslissing. Brussel, 14 mei 2013. De Commissie was als volgt samengesteld: Martine Baguet, voorzitster Frankie Schram, secretaris en lid Angélique Gérard, lid Marie De Lombaert, plaatsvervangend lid F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster