Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2015-11:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 11

Over de weigering om toegang te geven tot een kopie een convenant over de verlenging van de levensduur van een kerncentrale

Transposition

Federale Beroepscommissie voor de
  toegang tot milieu-informatie




                      13 april 2015




             BESLISSING nr. 2015-11

over de weigering om toegang te geven tot een kopie een
convenant over de verlenging van de levensduur van een
                     kerncentrale

                      (FBC/2015/1)

   MEEUSSEN/MINISTER BEVOEGD VOOR LEEFMILIEU
                                                                         2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 19 december 2014 vraagt de heer Christoph Meeussen
aan de minister bevoegd voor leefmilieu om een kopie van de convenant
dat de vorige federale regering heeft afgesloten met de uitbater van de
kerncentrale van Tihange over de verlenging van de levensduur van de
centrale.

1.2 Namens de minister bevoegd voor Leefmilieu antwoordt de
kabinetschef bij mail van 8 januari 2015 dat er geen gunstig gevolg kan
worden gegeven aan de vraag tot openbaarmaking van het document,
omdat het document bedrijfsinformatie van vertrouwelijke aard bevat.
De erin aanwezige informatie heeft ook betrekking op het geheim van de
beraadslagingen van de federale regering en van de verantwoordelijke
overheden die afhangen van de federale uitvoerende macht en het
betreft een federaal economisch belang.

1.3 Bij mail van 8 januari 2015 dient de heer Meeussen een beroep in bij
de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie,
hierna Commissie genoemd.

1.5 Bij mail van 9 januari 2015 verzoekt het secretariaat van de
Commissie dat de minister de gevraagde documenten aan de Commissie
zou verstrekken eventueel samen met een nota waarin het standpunt van
de minister verder wordt toegelicht.

1.6 Omdat geen reactie komt op dit verzoek, herhaalt het secretariaat
van de Commissie het verzoek bij mail van 26 januari 2015.

1.7. In reactie op deze mail verzoekt de woordvoerster van de minister
bevoegd voor leefmilieu bij mail van 26 januari 2015 om contact op te
nemen met de heer Jean-François Lerouge die belast is met het dossier.
Het secretariaat van de Commissie zendt hierop een herhaling van de
vraag om het gevraagde document te ontvangen.

1.8. Bij brief van 9 februari 2015 laat de minister de Commissie weten dat
de overeenkomst de economische parameters betreffende de levensduur
van Tihange 1 bepaalt met het oog een stabiel en transparant economisch
en juridisch kader te verzekeren, dat de realisatie bepaalt van de
investeringen die vereist zijn voor de voortzetting van de exploitatie. De
                                                                         3

minister oordeelt dat in deze overeenkomst geen milieu-informatie
aanwezig is omdat ze enkel informatie die van louter financieel belang is,
bevat. Bovendien vraagt ze de Commissie in overweging te nemen dat de
vertrouwelijkheid van de overeenkomst van contractuele aard is. Ze
ressorteert onder de verbintenis van de ondertekenende partijen die het
beginsel moeten naleven, krachtens hetwelk overeenkomsten diegenen
die ze hebben aangegaan, tot wet strekken op grond van artikel 1134 van
het Burgerlijk Wetboek. Het betrokken document werd evenwel niet
aan de Commissie bezorgd.

1.9 Bij beslissing 2015-8 verwijst de Commissie naar artikel 35 van de
wet van 5 augustus 2006 en verzoekt het betrokken contract aan haar te
bezorgen.

1.10 Bij brief van 17 maart 2015 meldt de bevoegde minister dat ze niet
beschikt over de documenten die door de heer Meeussen werden
aangevraagd aangezien de briefwisseling heeft plaatsgevonden met de
voormalige Staatssecretaris bevoegd voor energie. Verder wordt gesteld
dat de gevraagde documenten geen milieu-informatie in de zin van de
wet van 5 augustus 2006 bevatten en dat de getekende overeenkomst en
de gevraagde briefwisseling bestaan uit economische en financiële
informatie die horen te worden beschermd, zelfs al zou men deze
kunnen beschouwen als milieu-informatie in de zin van de wet van 5
augustus 2006. De overeenkomst heeft immers uitsluitend betrekking op
financiële verplichtingen waaraan Electrabel onderworpen is. Ten slotte
wordt gesteld dat de gevraagde documenten, aangezien zij geen milieu-
informatie bevatten, geen nuttige informatie in de zin van artikel 40 van
de wet van 2006 vormen.

   2. De ontvankelijkheid van het beroep

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager een beroep kan
instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
                                                                          4

termijn van zestig dagen. Het beroep in deze zaak werd ingediend op 8
januari 2015 tegen een beslissing genomen op 8 januari 2015 waarin geen
melding wordt gemaakt van de beroepsmogelijkheden. Bijgevolg werd
het beroep binnen de wettelijk bepaalde termijn ingediend.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 Het personeel toepassingsgebied

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”

Er kan geen twijfel over bestaan dat de minister bevoegd voor leefmilieu
moet worden beschouwd als orgaan van de rechtspersoon federale staat
en dus moet worden beschouwd als een milieu-instantie in de zin van de
wet van 5 augustus 2006.
                                                                          5

   3.2 Het materieel toepassingsgebied

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e) ;
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
                                                                        6

        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

De Commissie wil er de minister op wijzen dat in tegenstelling tot wat ze
beweert, de aanvrager slechts toegang vraagt tot een kopie van de
convenant dat de vorige federale regering heeft afgesloten met de
uitbater van de kerncentrale van Tihange over de verlenging van de
levensduur van de centrale en niet tot briefwisseling.

Bovendien stelt de Commissie vast dat het antwoord van de minister een
tegenstrijdigheid bevat: enerzijds beweert ze dat ze niet in het bezit is
van het gevraagde document; anderzijds haalt ze argumenten aan
waarom het gevraagde document geen milieu-informatie is en waarom
de informatie die het gevraagde document bevat niet openbaar kan
worden gemaakt. Aangezien de minister aan het hoofd staat van haar
administratie die bevoegd is voor energie, moet ‘in het bezit van’ zo
worden opgevat dat de aanvraag niet enkel betrekking heeft op de
documenten die de minister in die hoedanigheid in haar bezit heeft,
maar ook tot alle documenten van haar kabinet en van haar
administratie. Het is weinig aannemelijk dat deze administratie niet in
het bezit zou zijn van het gevraagde convenant.

De Commissie wenst er de minister verder op te wijzen dat op grond van
artikel 21, § 2 van de wet van 5 augustus 2006 op grond waarvan een
milieu-instantie die niet over de milieu-informatie beschikt de aanvraag
zo spoedig mogelijk moet doorsturen naar de milieu-instantie die
vermoedelijk over de milieu-informatie beschikt. Bovendien moet de
aanvrager hiervan onmiddellijk op de hoogte worden gebracht.

Als de minister niet in het bezit is van de convenant dan is de
argumentatie dat het niet zou gaan om milieu-informatie weinig
                                                                        7

aannemelijk. Of informatie al dan niet als milieu-informatie kan worden
beschouwd, moet immers in concreto worden beoordeeld en bijgevolg
met controle van het betrokken document. Alhoewel de Commissie niet
betwist dat de minister in de mogelijkheid is de Commissie haar visie
kenbaar te maken, toch komt het haar trouwens niet langer toe om een
beslissing te nemen over het al dan niet bestaan van milieu-informatie in
het gevraagde document. De wet van 5 augustus 2006 kent in dit stadium
van de procedure deze bevoegdheid enkel toe aan de Commissie, die
slechts een beslissing hierover kan nemen dan na kennisname van het
gevraagde document. Het niet verlenen van toegang tot het gevraagde
document door de minister aan de Commissie staat gelijk met het
miskennen van een wettelijke verplichting en verhindert dat de
Commissie haar door de wetgever opgelegde taak kan uitvoeren.

De Commissie roept dan ook de Minister nogmaals op om het gevraagde
document zoals de wet van 5 augustus 2006 in artikel 40 voorschrijft aan
haar te bezorgen tegen uiterlijk 20 april 2015, zodat zij kan onderzoeken
of deze als milieu-informatie moeten worden beschouwd en indien dit
het geval is in welke mate al dan niet uitzonderingsgronden kunnen of
moeten worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren.


Brussel, 13 april 2015


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Claire Piens, lid
Steven Vandenborre, lid
Claudia Hildebrand, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                              M. BAGUET
   secretaris                                             voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2015-11/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1