Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2015-01:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 1

Over de weigering om toegang te geven tot milieu-informatie in het bezit van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij

Transposition

  Federale Beroepscommissie voor de
    toegang tot milieu-informatie




                       12 januari 2015




               BESLISSING nr. 2015-01

over de weigering om toegang te geven tot milieu-informatie
        in het bezit van de Federale Participatie- en
                 Investeringsmaatschappij

                       (FBC/2014/19)

        GREENPEACE/FEDERALE PARTICIPATIE- EN
             INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ
                                                                         2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 1 september 2014 vraagt mevrouw X, namens
Greenpeace aan de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij
een kopie van volgende bestuursdocumenten en dit voor elke investering
en participatie in een bedrijf vanuit de FPIM sinds 01/01/2011 tot op
heden, met inbegrip van deze die voorbereid worden om goedkeuring te
krijgen:
     de lijst van investeringen en participaties in bedrijven door FPIM
       sinds 01/01/2011 tot op heden, met inbegrip van dewelke die in
       aanloop zijn om goedkeuring te verkrijgen;
     de milieu-elementen van het beoordelingsdossier ter beschikking
       gesteld aan FPIM, en de door de FPIM uitgevoerde beoordeling
       van deze elementen op basis van de door FPIM gehanteerde
       milieuprocedures;
     elk bestuursdocument dat de milieugevoeligheid van een
       investering of participatie in bedrijven definieert;
     het bestuursdocument dat de milieuprocedures uitlegt;
     de milieu-informatie in de relevante adviezen van het strategisch
       comité van de FPIM;
     de milieu-elementen in de relevante beslissingen van de Raad van
       Bestuur.

1.3 Bij brief van 2 oktober 2014 meldt de Federale Participatie- en
Investeringsmaatschappij dat zij geen gunstig gevolg kan geven aan het
verzoek omdat ze van oordeel is dat ze niet onder de definitie van
“milieu-instantie” valt in de zin van artikel 3, 1° van de wet van 5
augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-
informatie. De redenering luidt als volgt:

Het is vooral het organiek criterium onder punt a) van de wet van 5
augustus 2006 die van belang is. Deze definitie beoogt volgens de
wetgever “alle instellingen met of zonder rechtspersoonlijkheid te
bestrijken, die per se administratieve functies uitoefenen” (Parl. St.
Kamer, 2005-2006), nr. 2511/1, 12). De definities onder b) en c) betreffen
natuurlijke of rechtspersonen die openbare diensten verstrekken of die
activiteiten uitoefenen die betrekking hebben op het milieu.

De FPIM zou in principe als een milieu-instantie volgens de wet van
2006 te kwalificeren zijn in de mate dat men tot de conclusie zou kunnen
                                                                         3

komen dat ze bij of krachtens een wet, een decreet of een regel bedoeld
in artikel 134 van de Grondwet opgerichte rechtspersoon is. Er wordt
bovendien opgemerkt dat de FPIM geen administratieve functies
uitoefent. Ze neemt immers geen beslissingen die derden binden en
maakt bovendien enkel gebruik van commerciële/privaatrechtelijke
contractuele procedés.

Het huidige FPIM is met ingang van 1 november 2006 tot stand gekomen
door een fusie tussen de vroegere FIM en de FPM (daarvoor de “ASLK-
Holding”). De wet van 26 augustus 2006 houdende fusie tussen de FIM
en de FPM bepaalt in artikel 3 dat de FPM en de FIM de opdracht
krijgen om met elkaar te fuseren door overneming van de FPM door de
FIM overeenstemming de bepalingen van het Wetboek van
vennootschappen. De huidige FPIM is dus de opvolger van de FIM en
heeft alle rechten en plichten van deze laatste overgenomen. Na de
bovenvermelde fusie is de FIM als rechtspersoon blijven bestaan. Het is
immers zo dat de wet van 26 augustus 2006, in artikel 4, § 5 bepaalt dat
de algemene vergadering van de FIM onmiddellijk na de fusiebeslissing
haar naam in FPIM zal wijzigen.

Om te beoordelen of de FPIM bij of krachtens een wet werd opgericht,
dient er dus gekeken te worden naar de oprichting van de FIM. Artikel 1
van het KB van 10 juni 1994 tot oprichting van de Federale
Investeringsmaatschappij     luidt    als    volgt:     “De     Nationale
Investeringsmaatschappij wordt ertoe gelast om een naamloze
vennootschap       op   te   richten    met     de     naam     “Federale
Investeringsmaatschappij” en met als doel het nemen en beheren van
participaties in ondernemingen van de publieke of particuliere sector tot
uitvoering of ondersteuning van beleidsacties van de federale overheid”.

De FIM werd dus door de Nationale Investeringsmaatschappij opgericht,
nadat de NIM via het KB van 10 juni 1994 de opdracht heeft gekregen
om de NV FIM op te richten. De oprichting van de NV FIM gebeurde bij
een authentieke akte met de tussenkomst van een notaris volgens de
regels die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen.

De FPIM werd niet bij of krachtens een wet, een decreet of een regel
bedoeld in artikel 134 van de Grondwet opgericht en valt dus niet onder
de definitie van “milieu-instantie” in de zin van artikel 3, 1° van de wet
van 2006.
                                                                        4



1.4 Omdat ze het niet eens is met dit standpunt, dient mevrouw X bij
mail van 6 oktober 2014 een beroep in bij de Federale Beroepscommissie
voor de toegang tot milieu-informatie.

1.5 Bij mail van 17 september 2014 verzoekt het secretariaat van de
Commissie dat de FPIM de gevraagde documenten aan de Commissie zou
verstrekken eventueel samen met een nota waarin het standpunt van de
BMI wordt toegelicht.

1.6 Op haar zitting van 27 oktober 2014 besliste de Commissie in haar
beslissing nr. 2014-24 dat de FPIM als een milieu-instantie in de zin van
de wet van 5 augustus 2006 moet worden beschouwd en heeft ze de
FPIM opgeroepen haar de betrokken documenten te bezorgen.

1.7 Bij brief van 13 november 2014 die de Commissie via mail ontving op
14 november en per aangetekende zending op 17 november 2014 betwist
de FPIM dat zij een milieu-instantie is. Desondanks in het kader van een
geest van overleg is het FPIM bereid toelichtingen te verstrekken over de
werking van de FPIM en is ze bereid de Commissie inzage te geven in de
lokalen van de FPIM in de documenten die de Commissie pertinent zou
vinden.

1.8 De Commissie delegeert op haar vergadering van 25 november 2014
dat haar secretaris contact opneemt met de FPIM om kennis te nemen
van de verschillende documenten.

1.9. Op 9 december 2014 raadpleegt de secretaris bij de FPIM een aantal
documenten die het voorwerp uitmaken van het ingediende beroep. Er
wordt meteen een nieuwe afspraak belegd voor 19 december om een
aantal documenten die verspreid zijn bij verschillende medewerkers, in
te kijken.

1.10 In haar vergadering van 16 december 2014 spreekt de Commissie
zich in haar beslissing 2014-29 definitief uit over de ontvankelijkheid
van dit beroep en over de gegrondheid van het beroep voor wat betreft
     de lijst van investeringen en participaties in bedrijven door FPIM
       sinds 01/01/2011 tot op heden, met inbegrip van dewelke die in
       aanloop zijn om goedkeuring te verkrijgen;
                                                                       5

    elk bestuursdocument dat de milieugevoeligheid van een
     investering of participatie in bedrijven definieert;
    het bestuursdocument dat de milieuprocedures uitlegt;
    de milieu-informatie in de relevante adviezen van het strategisch
     comité van de FPIM;
    de milieu-elementen in de relevante beslissingen van de Raad van
     Bestuur.

1.11 Op 19 december 2014 raadpleegt de secretaris bij de FPIM de
documenten waarin zich eventueel milieu-elementen van het
beoordelingsdossier bevinden die ter beschikking gesteld aan FPIM, en
de door de FPIM uitgevoerde beoordeling van deze elementen op basis
van de door FPIM gehanteerde milieuprocedures. Deze beslissing
beperkt zich tot de beoordeling van de gegrondheid van het beroep met
betrekking tot deze informatie.

   2. De gegrondheid van het beroep

Om na te gaan of de wet van 5 augustus 2006 van toepassing is, gaat de
Commissie na of de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij
een milieu-instantie is in de zin van deze wet en of de gevraagde
informatie kan beschouwd worden als milieu-informatie. Aangezien de
Commissie zich definitief heeft uitgesproken over het feit dat ze van
oordeel is dat de FPIM onder het toepassingsgebied van de wet van 5
augustus 2006 dient zij hier verder niet op in te gaan en kan ze zich
beperken tot de vraag of de gevraagde informatie aanwezig is en valt
onder het toepassingsgebied van deze wet.

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
                                                                          6

        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e) ;
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

De informatie die Greenpeace wenst te verkrijgen is duidelijk beperkt tot
informatie die als milieu-informatie betrekking kan gekwalificeerd
                                                                        7

worden en strekt zich niet uit tot andere informatie in de
beoordelingsdossiers die ter beschikking worden gesteld aan FPIM, en de
door de FPIM uitgevoerde beoordeling van deze elementen op basis van
de door FPIM gehanteerde milieuprocedures.

Door haar aard als federale overheidsholding waarbij zij enerzijds
optreedt als een investeringsmaatschappij en anderzijds als holding van
de overheid is het weinig waarschijnlijk dat de FPIM over milieu-
informatie beschikt in de zin van de wet van 5 augustus 2006. Dit is niet
anders wanneer zij participaties neemt in bedrijven op uitdrukkelijke
aanvraag en mits financiering vanwege de federale overheid (de
zogenaamde gedelegeerde opdrachten).

Op grond van onderzoek ter plaatse bij de FPIM heeft de Commissie
kunnen vaststellen dat in de betrokken documenten geen milieu-
informatie aanwezig was. Zelfs daar in een uitzonderlijk geval bepaalde
procedures minimaal worden beschreven ontbreekt elke band met het
milieu. De wet van 5 augustus 2006 is slechts van toepassing op
informatie die als milieu-informatie kan worden gekwalificeerd.
Aangezien dit niet het geval is, besluit de Commissie dat het beroep ook
wat dit beperkte voorwerp betreft niet gegrond is.


Brussel, 12 januari 2015


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Steven Vandenborre, lid
Claudia Hildebrand, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                              M. BAGUET
   secretaris                                             voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2015-01/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1