Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2014-27:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 27

Over de weigering om toegang te geven tot milieu-informatie in het bezit van FINEXPO

Transposition

  Federale Beroepscommissie voor de
    toegang tot milieu-informatie




                     25 november 2014




               BESLISSING nr. 2014-27

over de weigering om toegang te geven tot milieu-informatie
                in het bezit van FINEXPO

                       (FBC/2014/21)

                  GREENPEACE/FINEXPO
                                                                         2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 22 oktober 2014 vraagt mevrouw X, namens Greenpeace
aan Finexpo een kopie van volgende bestuursdocumenten en dit voor
elke ondersteuning vanuit Finexpo sinds 01/01/2011 tot op heden, met
inbegrip van deze die voorbereid worden om goedkeuring te krijgen:
     de lijst van ondersteuning voor goederen en diensten die
        aanvragers hebben mogen ontvangen vanuit Finexpo sinds
        01/01/2011 tot op heden, met inbegrip van dewelke die in
        aanloop zijn om goedkeuring te verkrijgen;
     het Milieu-Effecten-Rapport (MER) ter beschikking gesteld aan
        Finexpo voor elk van deze in punt 1, op basis van de
        milieuprocedures die Finexpo hanteert, en de beoordeling ervan
        door de persoon die bij Finexpo verantwoordelijk is op
        milieugebied;
     elk bestuursdocument dat de milieugevoeligheid van een
        ondersteuning voor goederen en diensten definieert;
     het bestuursdocument dat de milieuprocedures uitlegt;
     de milieu-informatie in de verslagen van de Raad van Bestuur;
     de milieu-elementen in verleende steun met betrekking tot de
        ondersteuning voor goederen en diensten, als deze reeds werd
        gegeven.

1.3 Bij mail van 22 oktober 2014 meldt de heer Y namens Finexpo dat hij
niet kan ingaan op het verzoek. De redenering luidt als volgt:

De missie van Finexpo bestaat erin financiële steun te geven aan
Belgische exporteurs zolang deze hulp beantwoordt aan de voorschriften
van de OESO-Regeling inzake richtsnoeren voor door de overheid
gesteunde exportkredieten. De aanvragen worden door de Belgische
exporteurs bij Finexpo ingediend. De ingevulde vragenlijst heeft een
vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële aard. Bovendien
beschikt Finexpo niet over de leefmilieustudies. Finexpo is een
interministerieel Comité dat technische adviezen aan de Ministerraad
geeft i.v.m. de toekenning van een financiële steun aan bepaalde
projecten in armere landen. Het al dan niet toekennen van financiële
steun door Finexpo is uitsluitend gebaseerd op de positieve beslissing van
de Ministerraad. De wet van 5 augustus 2006 voorziet in specifieke
uitzonderingsgronden voor het verstrekken van dit soort informatie o.m.
op basis van het feit dat de beslissing door de Ministerraad wordt
                                                                        3

genomen en/of op basis van het vertrouwelijk karakter van commerciële
en industriële informatie.

1.4 Omdat ze het niet eens is met dit standpunt, dient mevrouw X bij
mail van 28 oktober 2014 een beroep in bij de Federale
Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie.

1.4 Bij mail van 28 oktober 2014 verzoekt het secretariaat van de
Commissie dat de Finexpo de gevraagde documenten aan de Commissie
zou verstrekken eventueel samen met een nota waarin het standpunt van
Finexpo wordt toegelicht.
1.5 De Commissie was in de mogelijkheid om de betrokken documenten
in te kijken op dinsdag 18 november 2014 en met de betrokken dienst
van gedachten te wisselen over het al dan niet bestaan van bepaalde
documenten.

   2. De ontvankelijkheid van het beroep

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen. Bij afwezigheid van de vermelding van de
beroepstermijn neemt deze geen aanvang. Het beroep werd ingediend op
6 oktober 2014 tegen een beslissing genomen op 2 oktober 2014 zonder
dat op enige wijze de mogelijkheid om beroep in te stellen ter kennis
werd gebracht aan de aanvraagster. Bijgevolg werd het beroep binnen de
wettelijk bepaalde termijn ingediend.
                                                                          4

   3. De ontvankelijkheid van het beroep

   3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006 betreffende
       de toegang van het publiek tot milieu-informatie

Om na te gaan of de wet van 5 augustus 2006 van toepassing is, gaat de
Commissie na of Finexpo een milieu-instantie is in de zin van deze wet
en of de gevraagde informatie kan beschouwd worden als milieu-
informatie.

   3.1.1   Het personeel toepassingsgebied

De wet van 5 augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties
bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking
worden geregeld door de federale overheid, alsook op milieu-instanties
vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van
de wet van 5 augustus 2006) en over milieu-informatie beschikken
(artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”

Finexpo is een interministerieel adviescomité dat wordt beheerd door de
Administratie van Buitenlandse Zaken opgericht bij artikel 3 van het
koninklijk besluit van 30 mei 1997 houdende de versterking van de
doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de
export. Dit Comité heeft tot taak advies uit te brengen over de aanvragen
                                                                          5

voor financiële steun aan de export die op grond van de artikelen 1 en 2
van dit besluit bij de bevoegde Ministers worden ingediend. Het
koninklijk besluit van 30 mei 1997 vindt zelf zijn grondslag in de wet
van 3 juni 1964 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 42 van 31
augustus 1939 houdende reorganisatie van de Nationale Delcrederedienst
en tot machtiging van de Minister van Financiën en van de Minister die
de buitenlandse handelsbetrekkingen in zijn bevoegdheid heeft, leningen
aan State of buitenlandse organismen toe te staan.

Aangezien de Commissie tot het besluit is gekomen dat de Finexpo een
milieu-instantie is in de zin van artikel 3, 1°, a) van de wet van 5
augustus 2006 dient de Commissie vervolgens te onderzoeken of de
gevraagde informatie als milieu-informatie in de zin van de wet van 5
augustus 2006 kan worden beschouwd.

   3.1.2    Het materieel toepassingsgebied

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

           “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
           vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
           a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
           de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
           natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
           zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
           met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
           interactie tussen deze elementen;
           b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
           met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
           levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
           kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
           van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
           zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
           zoals bedoeld onder e);
           c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
           bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
           aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
           of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
                                                                          6

        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

De informatie die Greenpeace wenst te krijgen is duidelijk beperkt tot
informatie die op milieu-informatie betrekking heeft en strekt zich niet
uit tot andere informatie, met eventuele uitzondering van de lijst van de
ondersteuning voor goederen en diensten die aanvragers hebben mogen
ontvangen vanuit Finexpo sinds 01/01/2011 tot op heden, met inbegrip
van dewelke die in aanloop zijn om goedkeuring te verkrijgen.

Opdat de wet van 5 augustus 2006 van toepassing zou zijn, is wel vereist
dat de betrokken informatie bestaat. Dit is niet het geval voor Milieu-
Effecten-Rapporten, een bestuursdocument dat de milieugevoeligheid
van een ondersteuning voor goederen en diensten definieert, een
bestuursdocument dat de milieuprocedures uitlegt. Wat deze
documenten betreft is het beroep ongegrond.
                                                                         7

Dit is ook het geval voor wat betreft de lijst van ondersteuning voor
goederen en diensten die aanvragers hebben mogen ontvangen vanuit
Finexpo sinds 01/01/2011 tot op heden, met inbegrip van deze die in
aanloop zijn om goedkeuring te verkrijgen. Deze gegevens bevinden zich
in een access-databestand, maar een lijst die op grond van dit databestand
zou worden opgemaakt, kan evenwel niet worden beschouwd als milieu-
informatie in de zin van de wet van 5 augustus 2006.
De Commissie is tot de vaststelling gekomen dat er enkel nog moet het
bestaan moet worden nagegaan van:

    de milieu-informatie in de verslagen van de Raad van Bestuur;
    de milieu-elementen in verleende steun met betrekking tot de
     ondersteuning voor goederen en diensten, als deze reeds werd
     gegeven.

De Commissie moet kan dit bevestigen voor wat betreft de verslagen van
de Raad van Bestuur en voor wat betreft de individuele dossiers waarbij
ondersteuningsaanvragen zijn behandeld dit het geval is.

Het totale aantal dossiers waarop de aanvraag betrekking heeft, is 46.
Wat de individuele dossiers betreft is Finexpo in het bezit van twee
soorten van dossiers: enerzijds stabilisatiedossiers en anderzijds
bonificatie dossiers. De hoeveelheid milieu-informatie is vrij beperkt als
het om stabilisatiedossiers betreft. De dossiers bevatten papieren
documenten en zijn verschillend in omvang. Daarnaast werd bevestigd
dat uitwisseling over deze dossiers in de e-mail van verschillende
ambtenaren kan teruggevonden worden, maar dat het verzamelen van
deze informatie heel tijdsintensief is.

   3.2 Het   onderzoek van        de   eventuele    inroepbaarheid    van
       uitzonderingsgronden

De Commissie stelt vast dat in deze concrete casus de aanvraag als
voldoende duidelijk kan worden beschouwd. Maar net omdat dit het
geval is, is de Commissie van oordeel dat de aanvraag als kennelijk
onredelijk moet worden beschouwd in de zin van artikel 32, § 2, 1° van
de wet van 5 augustus 2006. Een nazicht van de Commissie van de
betrokken documenten heeft duidelijk gemaakt dat de dossiers relatief
eenvoudig kunnen worden opgespoord. Dit is evenwel niet het geval
voor wat betreft de verschillende e-mailboodschappen die op de dossiers
                                                                          8

betrekking hebben. Het vaststellen of de verschillende dossiers milieu-
informatie bevatten is niet altijd even eenvoudig. Naast de aanwezigheid
van een milieu-informatie in een basisformulier dat zich in elk dossier
bevindt, is eventuele milieu-informatie voor het overige sterk verspreid
doorheen het volledige dossier. Bovendien is het onderzoek van de
verschillende     uitzonderingsgronden      een    zeer     tijdsgebonden
aangelegenheid. Dit geldt ook voor de analyse van de verschillende
verslagen en de eventuele gedeeltelijke openbaarmaking wanneer
bepaalde uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen
aangezien zij niet in digitale vorm voorkomen.

   3.3 Besluit

De Commissie is van menig dat Finexpo moet beschouwd worden als een
milieu-instantie in de wet van 5 augustus 2006 en dat bijgevolg al haar
milieu-informatie onder het toepassingsgebied van deze wet valt. De
Commissie heeft moeten vaststellen dat bepaalde documenten waar
Greenpeace heeft om gevraagd niet bestaan. Wat dit onderdeel van het
beroep betreft, is het beroep ongegrond. De lijst waarom Greenpeace
vroeg van de tussenkomsten van Finexpo kan op zich niet als milieu-
informatie worden beschouwd en om die reden is de Commissie van
oordeel dat deze niet kan worden verkregen op grond van de wet van 5
augustus 2006. Wat de overige documenten betreft heeft de Commissie
vastgesteld dat de gevraagde milieu-informatie sterk verspreid is over de
verschillende dossiers en in e-mailboodschappen die op deze dossiers
betrekking hebben. Dit is ook het geval voor wat de gevraagde verslagen
betreft. Het onderzoek van deze documenten om de milieu-informatie
terug te vinden en om deze vervolgens te screenen op grond van de
verschillende uitzonderingsgronden neemt gezien de hoeveelheid van
documenten die in elk dossier aanwezig heel veel tijd in beslag neemt
wat in disproportie staat tot de totale werklast die op medewerkers van
Finexpo rust. De Commissie is dan ook van mening dat het beroep wat
dit aspect betreft ongegrond is op grond van artikel 32, § 2, 1° van de wet
van 5 augustus 2006.

De Commissie wenst Greenpeace te wijzen op het belang om de aanvraag
zo precies mogelijk te formuleren.
                                                                        9

De Commissie dient dan ook te besluiten dat het beroep in zijn geheel als
niet gegrond moet worden beschouwd.

Brussel, 25 november 2014




De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Steven Vandenborre, lid




   F. SCHRAM                                              M. BAGUET
   secretaris                                             voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2014-27/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1