Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2013-9:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 9

Over de gedeeltelijke weigering om toegang te geven tot documenten m.b.t. het illegaal transport van tropisch hout

Transposition

 Federale Beroepscommissie voor de
   toegang tot milieu-informatie




                     2 december 2013




               BESLISSING nr. 2013-9

 over de gedeeltelijke weigering om toegang te geven tot
documenten m.b.t. het illegaal transport van tropisch hout

                      (FBC/2013/10)

GREENPEACE/FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE
           VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
                                                                       2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 9 oktober 2013 vraagt de heer Jan Cappelle, namens
Greenpeace, aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
Voedselketen en Leefmilieu om toegang tot volgende documenten:
- alle beschikbare informatie waarop de FOD Leefmilieu zich heeft
gebaseerd om het hout dat op 24 april 2013 werd geleverd door de MV
Chopin in Antwerpen afkomstig uit de Democratische Republiek Congo
met het merkteken “BBC” van de Bakri Bois Corporation in beslag te
nemen en weer vrij te geven;
- alle correspondentie (brief en mail) met andere bevoegde Belgische
overheidsdepartementen en –instanties (waaronder de douane) met
betrekking tot het hout in kwestie;
- alle correspondentie (brief en mail) met de bevoegde
overheidsdepartementen en –instanties in DRC met betrekking tot het
hout in kwestie;
- alle correspondentie (brief en mail) met de bevoegde
overheidsdepartementen en –instanties in andere Europese lidstaten met
betrekking tot het hout in kwestie;
- alle correspondentie (brief en mail) over het hout in kwestie met de
betrokken bedrijven;
- een verslag van de bijeenkomst van de EUTR competente autoriteiten
van de EU-lidstaten op 24 september 2013.

1.2 Bij mail van 7 november 2013 weigert de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu gedeeltelijk de
openbaarmaking van de gevraagde informatie.

Ze meldt dat zij slechts een deel van de gevraagde documenten kan
bezorgen: sommige bijlagen van de verzoenden e-mails konden niet
worden doorgegeven en sommige tekstfragmenten werden geschrapt,
omdat ze als informatie wordt beschouwd die onvoltooid is of die niet af
is en waarvan de openbaarmaking aanleiding kan geven tot misvatting.
De behandeling van deze klacht is namelijk nog steeds lopende in andere
lidstaten van de Europese Unie. Dit maakt dat bepaalde documenten of
delen van documenten aanleiding zouden kunnen geven tot misvatting
als ze nu openbaar gemaakt worden. Verdere informatie zal kunnen
worden bekomen zodra het dossier afgerond zal zijn. Deze beslissing
werd genomen na het afwegen van de belangen: het algemeen belang dat
is gediend met de openbaarmaking van deze informatie weegt niet op
                                                                       3

tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om het
openbaar te maken.

Ook werden de gegevens van de betrokken bedrijven geschrapt en wordt
geweigerd de commerciële informatie te verspreiden, omdat ze als
vertrouwelijke informatie wordt beschouwd overeenkomstig artikel 27, §
1, 7° van de wet van 5 augustus 2006. Ook hier geldt dat het algemeen
belang dat is gediend met de openbaarmaking van deze informatie niet
opweegt tegen het belang van het behoud van de vertrouwelijkheid,
omdat het verspreiden van deze informatie de concurrentiële situatie van
de betrokken bedrijven in gevaar zou kunnen brengen.

Verder geeft de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen
en Leefmilieu aan dat volgende informatie niet bestaat: correspondentie
met de bevoegde overheidsdepartementen en –instanties in DRC met
betrekking tot het hout in kwestie in het bezit van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, alle
correspondentie (brief en mail) over het hout in kwestie met de
betrokken bedrijven en het Verslag van de bijeenkomst van de EUTR
competente autoriteiten van de EU-lidstaten op 24 september 2013 voor
zover de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu dit verslag nog niet heeft ontvangen.

1.3 Bij mail van 18 november 2013 dient de heer Jan Cappelle namens
Greenpeace een beroep in tegen deze gedeeltelijke weigeringsbeslissing
van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie, hierna Commissie genoemd.

1.4 Via mail heeft het secretariaat van de Commissie aan de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
gevraagd om haar de gevraagde documenten te bezorgen en eventueel in
haar nota haar standpunt verder toe te lichten.

1.5 Bij mail van 2 december 2013 ontvangt de Commissie van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de
gevraagde documenten, nadat zij op vrijdag 29 november 2013 ook een
nota had gekregen waarin de situatie kort werd toegelicht.
                                                                          4

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 18 november
2013 tegen een beslissing van 7 november 2013 en dus binnen de
wettelijk bepaalde termijn.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 Het personeel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip milieu-instantie wordt door deze wet gedefinieerd als “a) een
rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een
wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;
b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties
uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met
betrekking tot leefmilieu;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of
persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare
verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking
tot het milieu verleent.
Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet
onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de
rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden
                                                                           5

instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in
een administratieve functie.”

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu valt onder dit begrip (zie Parl. St. Kamer, 2005 – 2006, 51
2511/001, 12 – 13). Het beroep is bijgevolg gericht tegen een milieu-
instantie in de zin van de wet van 5 augustus 2006. Dit aspect wordt
trouwens niet betwist.

   3.2 Het materieel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

3.2.1. De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

         “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
         vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
         a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
         de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
         natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
         zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
         met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
         interactie tussen deze elementen;
         b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
         met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
         levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
         kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
         van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
         zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
         zoals bedoeld onder e) ;
         c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
         bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
         aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
         of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
         onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
         onder e) ;
         d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
         inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
         vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
         elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
                                                                        6

        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

De Commissie stelt vast dat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
Voedselketen niet betwist dat de gevraagde documenten milieu-
informatie bevatten in de zin van de wet van 5 augustus 2006. De
Commissie dient echter nauwgezet na te gaan of het de informatie in de
gevraagde documenten wel degelijk als milieu-informatie kan worden
beschouwd, omdat haar bevoegdheid immers beperkt is tot de toegang
tot dit soort informatie.

3.2.2 De Commissie wil vooreerst opmerken dat het recht van toegang
tot milieu-informatie slechts kan worden uitgeoefend voor zover de
gevraagde informatie in het bezit is van de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen. Dit is niet het geval voor
correspondentie met de bevoegde overheidsdepartementen en –
instanties in DRC met betrekking tot het hout in kwestie in het bezit van
de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu, alle correspondentie (brief en mail) over het hout in kwestie
met de betrokken bedrijven en het Verslag van de bijeenkomst van de
EUTR competente autoriteiten van de EU-lidstaten op 24 september
2013 voor zover de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
                                                                        7

Voedselketen en Leefmilieu dit verslag nog niet heeft ontvangen. Voor
zover het beroep op deze documenten betrekking heeft, is het beroep
niet gegrond.

3.2.3 De Commissie spreekt zich slechts uit over het beroep voor zover
bepaalde documenten of informatie in bepaalde documenten niet al aan
de aanvrager werd openbaar gemaakt. De Commissie stelt vast voor wat
de overige informatie in de betrokken documenten betreft die nog niet
werd openbaar gemaakt, deze niet beschouwd kan worden als milieu-
informatie in de zin van de wet van 5 augustus 2006. Ze heeft immers
enkel betrekking op het al dan niet illegaal karakter van het vervoer van
het hout. Ook wat dit betreft moet de Commissie vaststellen dat het
beroep ongegrond is.

   3.3 Besluit

De Commissie oordeelt dat het beroep ingediend door Greenpeace zich
beperkt tot de informatie die nog niet werd openbaar gemaakt. Ze stelt
vast dat dit beroep niet gegrond is enerzijds omdat de gevraagde
documenten niet bestaan, anderzijds omdat de gevraagde informatie niet
als milieu-informatie in de zin van de wet van 5 augustus 2006 kan
worden gekwalificeerd.

Brussel, 2 december 2013.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Claudia Hildebrand, lid
Claire Piens, lid
Steven Vandenborre, lid




   F. SCHRAM                                              M. BAGUET
   secretaris                                             voorzitster

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2013-9/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1