Outils pour utilisateurs

Outils du site


transparencia:cadas:abelfedcadaenv:beslissing-fbc-2009-4:start

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 4

Over een gedeeltelijke weigering om inzage te verlenen in een GIS-contract

Transposition

 Federale Beroepscommissie voor de
   toegang tot milieu-informatie




                     11 mei 2009




             BESLISSING nr. 2009-4

   over een gedeeltelijke weigering om inzage te
           verlenen in een GIS-contract
                    (FBC/2009/1)

ORTEGAT-TRAEN/FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN
          DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
                                                                        2

   1. Situering

Op 5 maart 2009 vroeg de heer Thomas Ortegat-Traen aan de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om
toegang (“inzage”) tot het contract tussen de Belgische en de Hongaarse
overheid voor de aankoop van emissierechten t.w.v. 2 miljoen ton CO2-
equivalenten uit het GIS (Green Investment Scheme), hierna GIS-
contract genoemd.

Bij brief van 24 maart 2009 kreeg de heer Thomas Ortegat-Traen de
melding dat de toegang gedeeltelijk werd geweigerd. Daarbij werd
gewezen op de vertrouwelijkheidsclausule in artikel 6 van het contract
en op artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de
toegang van het publiek tot milieu-informatie. Er wordt verduidelijkt dat
het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen het beschermde
belang in volgende bewoordingen: “De afweging van deze belangen heeft
uitgewezen dat de informatie vertrouwelijk dient te blijven omdat de
verspreiding van de commerciële inlichtingen die in het contract zijn
vervat (prijs van de kredieten, betalings- en leveringsmodaliteiten,
overdracht van de kredieten, kosten en taksen, waarborgen van de koper
en van de verkoper, dwingende verplichtingen, arbitrageclausule,
wetgeving die van toepassing is, enz.) afbreuk zou kunnen doen aan de
manoeuvreerruimte van de Hongaarse cocontractant in de nog lopende
onderhandelingen met andere kopers in hetzelfde GIS. Hierbij dient
overigens opgemerkt dat de verspreiding van deze informatie de Minister
van Leefmilieu blootstelt aan een mogelijke schadeclaim of zelfs aan een
eenzijdige verbreking van het contract.”

Per e-mail van 10 april 2009 diende de heer Thomas Ortegat-Traen een
beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie, hierna Commissie genoemd.

   2. De ontvankelijkheid van het beroep

Het beroepsschrift werd ingediend op 10 april 2009. De
weigeringsbeslissing werd genomen op 24 maart 2009. Aangezien het
beroepsschrift moet worden ingediend binnen een termijn van zestig
dagen na ontvangst van de weigeringsbeslissing voor zover op grond van
artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006 de beroepsmogelijkheden, de
bevoegde instanties waarbij het beroep moet worden ingesteld en de
                                                                            3

geldende vormen en termijnen aan de aanvrager ter kennis zijn gebracht,
is zonder enige twijfel het beroep tijdig ingesteld.

Artikel 18 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat eenieder zonder
daartoe een belang te moeten aantonen een recht van toegang heeft tot
milieu-informatie in het bezit van een milieu-instantie.

Volgens artikel 4, § 1, van de wet van 5 augustus 2006 is deze wet van
toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan
de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid,
evenals op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun
toezicht staan. Hierbij is een milieu-instantie bedoeld in artikel 3, 1°, a),
een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet,
een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de
Grondwet. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen
en Leefmilieu valt onder deze categorie (zie Parl. St. Kamer, 2005 – 2006,
51 2511/001, 12 – 13). Het beroep is bijgevolg gericht tegen een milieu-
instantie in de zin van de wet van 5 augustus 2006.

   3. Het voorwerp van het beroep

De beslissing beperkt zich tot die gedeelten van het GIS-contract die
door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu als vertrouwelijk werden beschouwd, namelijk artikel 2.2, de
artikelen 3 tot en met 6 en de artikelen 8 en volgende van het contract.

   4. De gegrondheid van het beroep

Artikel 32 van de Grondwet dat een recht van toegang tot
bestuursdocumenten garandeert en de wet van 5 augustus 2006 gaan uit
van het principe dat alle bestuursdocumenten en elke milieu-informatie
in het bezit van een milieu-instantie openbaar zijn. Het recht van
toegang tot milieu-informatie kan enkel worden beperkt voor zover
uitzonderingsgronden moeten worden ingeroepen die in deze wet
limitatief worden opgesomd. Deze uitzonderingsgronden moeten
restrictief worden geïnterpreteerd.

De Commissie is van mening dat de beslissing tot gedeeltelijke
openbaarmaking  van  het  GIS-contract   waartoe   de    FOD
                                                                         4

Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu heeft
besloten, onvoldoende dit basisprincipe respecteert.

Aangezien de openbaarheid het beginsel is, en de beperkingen op dit
recht de uitzondering, kan de Commissie hoofdzakelijk volstaan met die
gedeelten van de informatie aan te geven die niet openbaar mogen
worden gemaakt en dit afdoende te motiveren.

Vooreerst wenst de Commissie er echter op te wijzen dat een
vertrouwelijkheidsclausule in een contract op zich niet rechtsgeldig kan
worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren. In casu stelt de
Commissie trouwens vast dat de vertrouwelijkheidsclausule op zich niet
blijkt te verhinderen dat België haar eigen openbaarheidswetgeving
toepast. In artikel 6.1 van het contract wordt immers bepaald dat
informatie m.b.t. de overeenkomst mag worden vrijgegeven op grond
van het nationaal recht van de contractpartijen. Problematischer is
echter artikel 6.2 waar de geheimhouding voor een periode van acht jaar
wordt vastgelegd m.b.t. de modaliteiten en voorwaarden van het
contract. De wet van 5 augustus 2006 gaat immers uit van een controle
van de uitzonderingsgronden op het moment van de aanvraag tot
openbaarmaking. De gevoeligheid van informatie is immers
tijdsgerelateerd zodat wat nu als vertrouwelijke informatie moet worden
gekwalificeerd, na een bepaalde periode die kwalificatie geheel of
gedeeltelijk    verliest.  Dit     betekent    echter     niet   dat  de
vertrouwelijkheidsclausule geen gevolgen heeft voor de partijen die ze
hebben afgesloten met het oog op het betalen van schadevergoeding.
Aangezien een vertrouwelijksclausule deel uitmaakt van het contract en
het     openbaar      maken     van     informatie     die     onder  de
vertrouwelijkheidsclausule valt, moet worden beschouwd als een niet
correcte naleving van de contractuele bepalingen, kan dit aanleiding
geven tot een geding dat leidt tot een contractuele schadevergoeding.

De Commissie kan instemmen met het standpunt dat de verkoopprijs
zoals bepaald in artikel 2.2 van het contract en in de bijlage aan de
openbaarmaking kan worden onttrokken. Hetzelfde geldt voor de
bepalingen van artikel 3.1 tot en met 3.13 en van artikel 9.4 en 9.5. Deze
informatie moet worden beschouwd als een geheel dat in onmiddellijke
relatie staat tot de overeengekomen prijs. De vaststelling van de prijs is
immers gebeurd in relatie tot andere bepalingen.
                                                                         5

De openbaarmaking kan worden geweigerd op grond van de
uitzonderingsgrond van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006
zoals in de brief van 24 maart 2009 is gebeurd. Volgens de Commissie
kunnen ook de uitzonderingsgronden bedoeld in artikel 27, § 1, 3° en 9°
worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren.

Artikel 27, § 1, 3° bepaalt dat een milieu-instantie de openbaarmaking
afwijst “als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt
tegen de bescherming van het vertrouwelijk karakter van de federale
internationale betrekkingen van België en van de betrekkingen van
België met de supranationale instellingen en van betrekkingen van de
federale overheid met de gemeenschappen en gewesten”. De
onderhandelingen over GIS-contracten spelen zich af in het kader van
een CO2-markt waarop een veelheid van actoren actief zijn. Op die
markt zijn ook landen actief: onderhandelingen van een land met een
ander land moeten steeds in een ruimer kader van diplomatie worden
geplaatst. Wanneer dergelijke internationale contracten gevoelige
informatie bevatten en deze informatie zou worden vrijgemaakt, dan kan
dit onmiskenbaar gevolgen hebben voor de huidige en toekomstige
relaties tussen de twee landen. Door het invoegen van de
vertrouwelijkheidsclausule hebben zowel België als Hongarije erkend dat
bepaalde informatie als gevoelig moet worden beschouwd. Het openbaar
maken van die informatie kan immers tot gevolg hebben dat de
onderhandelingspositie van Hongarije ten opzichte van andere landen
waarmee het op dit ogenblik onderhandelingen voert, zwakker wordt en
zij daardoor schade oploopt. Bovendien zal ook de internationale faam
van België worden aangetast als België informatie openbaar maakt
waarvan zijzelf de vertrouwelijkheid heeft beloofd.

Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu-
instantie de openbaarmaking afwijst “als het publiek belang van de
openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van het
vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie,
wanneer deze informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd
economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie
afkomstig is met de openbaarmaking instemt”. Zoals hiervoor al werd
aangetoond, kan de openbaarmaking van bepaalde gevoelig geachte
informatie in het contract invloed hebben op de onderhandelingspositie
van de Hongaarse overheid in nog lopende onderhandelingen. Het feit
dat er een CO2-markt tot stand is gekomen, heeft tot gevolg dat bepaalde
                                                                         6

informatie die het gevolg is van onderhandelingen aanzienlijke invloed
kan hebben op de werking van die markt en zelfs verstorend kan
werken. Het openbaar maken van dergelijke informatie kan bijgevolg
een negatieve invloed hebben ten aanzien van Hongarije. Ook kan de
openbaarmaking van deze informatie de economische positie van België
verzwakken, omdat de openbaarmaking tot gevolg kan hebben dat
Hongarije een schadevergoedingsprocedure instelt tegen België die een
aanzienlijke kost met zich kan meebrengen. Bovendien kan de
openbaarmaking worden beschouwd als het niet naleven van een
contractuele bepaling wat kan leiden tot de ontbinding van het contract.
Dit zou tot gevolg hebben dat België zijn engagementen die het heeft
opgenomen in het kader van het Kyoto Protocol, niet naleeft. Aan het
niet naleven van die engagementen zijn gevolgen verbonden die in de
toekomst een aanzienlijke meerkost voor België tot gevolg zouden
kunnen hebben. Zowel voor België als Hongarije kan worden gesteld dat
de openbaarmaking van de als commercieel vertrouwelijk geachte
informatie aanzienlijke economische gevolgen kan hebben. Bovendien
kan niet zomaar worden gesteld dat op dit ogenblik het publiek belang
van de openbaarmaking zwaarder doorweegt ten opzichte van de
bescherming die aan commercieel vertrouwelijke informatie wordt
geboden. Het feit dat het contract een confidentialiteitsbepaling bevat
die betrekking heeft op commercieel gevoelige informatie en die
vertrouwelijkheidsbepaling op verzoek van de Hongaarse autoriteiten is
toegevoegd, laat niet vermoeden dat Hongarije zomaar zijn toestemming
zal verlenen om vooralsnog de openbaarmaking toe te staan. Niettemin
heeft de Minister van Klimaat en Energie contact opgenomen met de
bevoegde beleidsverantwoordelijke in Hongarije om te komen tot een zo
ruim mogelijke openbaarmaking.

Artikel 27, § 1, 9° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu-
instantie de openbaarmaking afwijst “als het publiek belang van de
openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van het milieu
waarop de informatie betrekking heeft.” De bepalingen van het contract
beogen een verbetering van de toestand van het milieu. De
openbaarmaking van vertrouwelijke informatie in het contract kan als
gevolg hebben dat de uitvoering van het contract wordt vertraagd of dat
het contract zelf wordt verbroken. Het gevolg is dat de beoogde
doelstelling die ook het contract wil realiseren, meer bepaald de
vermindering van CO2-uitstoot, vertraagd of helemaal niet wordt
gerealiseerd. Ook hier ziet de Commissie niet in dat in casu het publiek
                                                                         7

belang zwaarder zou doorwegen tegen de schade die aan het milieu als
gevolg van die openbaarmaking zou worden toegebracht.

Slechts voor zover de informatie betrekking heeft op de prijs en de
voorwaarden van het contract die in directe relatie staan tot die prijs in
die zin dat de prijs anders zou zijn geweest als de voorwaarden anders
waren, kan ze aan de openbaarmaking worden onttrokken. Het betreft
bijgevolg de informatie aanwezig in de artikelen 2.2 van het contract en
in de bijlage en de informatie aanwezig in artikel 3.1 tot en met 3.13 en
in artikel 9.4 en 9.5. Alle overige informatie dient te worden openbaar
gemaakt, ook dus de vertrouwelijkheidsclausule zelf.


Brussel, 11 mei 2009.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Jo Baert, voorzitter
Frankie Schram, secretaris en lid
Maud Istasse, lid
Angélique Gérard, lid




   F. SCHRAM                                                J. BAERT
   secretaris                                              voorzitter

transparencia/cadas/abelfedcadaenv/beslissing-fbc-2009-4/start.txt · Dernière modification : 2020/09/30 07:54 de 127.0.0.1