Avis 024-06

Source au format .pdf

Transposition

Gewestelijke Commissie voor de toegang tôt de bestuursdocumenten van net Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Advies over de openbaarheid van het jaarlijks door de vice-gouverneur op te stellen vooruitgangsrapport
I. Feiten
1. Bij brief van 12 januari 2006 heeft de Heer Karl Vanlouwe, Voorzitter van de N-VA Brussel, een eerste brief aan de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad gestuurd, metvolgende inhoud:
« In het Brussels regeerakkoord 2004-2009 met de titel "Een toekomst en een ambitie voor Brussel" staat vermeld op p. 65:
"De Brusselse Regerîng en het Verenigd Collège zuilen erop toezien dat de dienstverlening te Brussel correct in beide landstalen gebeurt, zowel in de gewestelijke als in de plaatselijke besturen.
De Vice- Gouverneur zal jaarlijks een vooruitgangsrapport opstellen over de tweetaligheid in de gewestelijke en plaatselijke besturen. "
Met huidig schrijven vraag ik U dan ook het recht tôt inzage en kopijname van het vooruitgangsrapport. Hiervoor verwijs ik naar de bepalingen van de ordonnance Openbaarheid van bestuur.
Mag ik u vragen mij zo spoedig mogelijk het recht tôt inzage kopijname te verlenen. Bij gebreke hieraan zal ik genoodzaakt zijn mij te wenden tôt de Commissie Openbaarheid van bestuur van de Fédérale Overheidsdienst Binnenlandse Aangelegenheden.»
Zonder dit te expliciteren, is het verzoek gebaseerd op artikel 9 van de Ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur.
2. Per brief van 17 januari 2006, heeft de Heer Vice-gouverneur als volgt geantwoord:
"Uw brief van 12 januari 2006 kwam goed in mijn bezit en werd doorgezonden naar de Heer Charles PICQUE, Minister-Presidentvan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering."
3. De Heer Vanlouwe heeft hierop een verzoek tôt heroverweging aan de Heer Vice-gouverneur gestuurd, iuidend als volgt:
"Ik ontving in goede orde uw brief, dd. 17 januari 2006 waarbij u meedeelt dat mijn vraag tôt inzage van het vooruitgangsrapport ('taalrapport1) werd overgemaakt aan de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Overeenkomstig art. 20 van de Ordonnance van 30 maart 1995 rient ik dan ook huidig schrijven met net verzoek tôt heroverweging van mijn vraag tôt inzage van het vooru itgangsrappo rt.
Een kopie van huidig schrijven maak ik eveneens over aan de Gewestelijke Commissie voor de Toegang tôt de Bestuursdocumenten, Kruidtuinlaan 20 te 1030 Brussel, waarbij door mij aan de Commissie gevraagd wordt om desbetreffend een advies uit te brerigen."
De brief met kopie werd aan de Commissie bezorgd op 24 januari 2006.
Aan de door artikel 20 van de Ordonnantie van 30 maart 1995 voorgeschreven termijnen is derhalve voidaan zodat het verzoek om advies ontvankelijk is.
II.       Wettelijk kader
Artikel 9 van de Ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur luidt als volgt:
"Inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument geschiedt op aanvraag. De vraag vermeldt duidelijk de betrokken aangelegenheid en, waar mogelijk, de betrokken bestuursdocumenten en wordt schriftelijk gericht aan de bevoegde gewestelijke administratieve overheid.
Zo een aanvraag niet ontvankelijk is, moet de bevoegde gewestelijke administratieve overheid dit zo spoedig mogelijk aan de verzoeker laten weten, mîts deze in de aanvraag is geïdentificeerd.
Wanneer de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift is gericht tôt een gewestelijke administratieve overheid die niet bevoegd is of het bestuursdocument niet onder zich heeft, stelt deze de verzoeker daarvan onverwijld in kennis en deelt hem de benaming en het adres mede van de administratieve overheid die volgens haar inlichtingen bevoegd is of het bestuursdocument onder zich heeft... "
Artikel 10, § 1, van de Ordonnantie van 30 maart 1995 bepaalt dat de gewestelijke of niet-gewestelijke administratieve overheid de vraag om inzage, uitleg, of mededeling in afschrift van een bestuursdocument afwijst wanneer zij heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van een van de in datzelfde artikel opgesomde, te beschermen belangen. Artikel 10, § 2 van dezelfde Ordonnantie bepaalt dat de gewestelijke of niet-gewestelijke administratieve overheid de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument afwijst, wanneer openbaarmaking van het bestuursdocument afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon voorafgaandelijk en schriftelijk met de inzage of de mededeling in afschrift heeft ingestemd, aan een bij ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingestelde geheimhoudingsverplichting of, nog, aan het geheim
2
van de beraadslagingen van de Regering en van de verantwoordelijke overhèden die afhangen van de gewestelijke uitvoerende macht, pf waarbij een gewestelijke overheid betrokken is. Artikel 10, § 3, 1°, tenslotte, bepaalt o,m. dat de administratieve overheid een vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument mag afwijzen in de mate dat de vraag een bestuursdocument betreft waarvan de openbaarmaking, om reden dat het document niet af cf onvolledig is, tôt misvatting aanleiding kan geven.
Wat de taken van de gouverneur betreft, is hij de vertegenwoordiger van het algemeen bestuur in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en dient hij dienaangaande haar instructies op te volgen. Daamaast vertegenwoordigt hij ook de Gemeenschap en het Gewest. Voor de aangelegenheden waarvoor hij optreedt namens de Gemeenschap of het Gewest moet hij de onderrichtingen volgen van de gemeenschaps- of gewestregering.
De vice-gouverneur zal wanneer hij bijvoorbeeld een taak opgelegd krijgt van de Brusselse Regering, ook gevoig moeten geven aan de instructies die hij hiervan ontvangt.
De vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad is krachtens artikel 65 van de gecoôrdineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van talen in bestuurszaken belast met het toezicht op de toepassing van de wetten en verordeningen op het gebruik van de talen in bestuurszaken in de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad evenals met het behandelen van ktachten dienaangaande. Daartoe wordt hij door de organen die belast zijn met het toezicht op de uitvoering van deze wetten op de hoogte gehouden van wat zij vaststellen. Hij kan de uitvoering schorsen van de beslissing waarbij een gemeenteoverheid van een gemeente van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of het OCMW van een van deze gemeenten, de wetten en verordeningen op het gebruik der talen in bestuurszaken schendt.
III. Toepassing
Overeenkomstig artikel 9 van de Ordonnance van 30 maart 1995 is de vice-gouverneur verplîcht om de vraag tôt openbaarheid door te verwijzen wanneer hij niet de bevoegde instantie is of het bestuursdocument niet onder zich heeft.
De Taalwet Bestuurszaken noch enig andere wettelijke of réglementaire bepaling voorziet in het opstellen van een dergelijk "vooruitgangsrapport" door de vice-gouverneur noch, derhalve, welk de juridische status is van dergelijk rapport. Dit in tegenstelling, bijvoorbeeld tôt artikel 62 Taalwet Bestuurszaken op grond waarvan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht de plicht rust om jaarlijks de regering in de loop van de maand maart een omstandig verslag uit te brengen over haar werkzaamheden.
Wel voorziet het Brusselse Regeerakkoord 2004 - 2009 dat de Regering en het Verenigd Collège een omzendbrief opstellen ter attentie van de gemeenten en de OCMW's betreffende de naleving van de taalwetten en betreffende de onontbeerlijke goede werking van de diensten. Het voormelde   Regeerakkoord   bepaalt   tevens   dat   de   vice-gouverneur   jaarlijks een
3
vooruitgangsrapport zal opstellen over de tweetaligheid in de gewestelijke en plaatselijke besturen.
Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt kan niet afgeleid worden of instaictie werd gegeven om het rapport op te stellen noch of het is opgesteld.
In de mate dat in uitvoering van voormeld Regeerakkoord door de hogere overheid aan de vice-gouverneur is gevraagd respectievelijk instructie is gegeven om het bedoelde vooruitgangsrapport ten behoeve van de Brusselse Regering op te stellen en aan haar over te maken is zij er de adressaat en "eigenaar" van.
Artikel 9 van de hoger vermelde Ordonnantie bepaalt, zoals gezegd, dat de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift is gericht tôt een gewestelijke administratieve overheid die niet bevoegd is of het bestuursdocument niet onder zich heeft. De betrokken overheid stelt de verzoeker daarvan onverwijld in kennis en deelt hem de benaming en het adres mede van de administratieve overheid die voigens haar inlichtingen bevoegd is of het bestuursdocument onder zich heeft.
Gezien de afwezigheid van enig wettelijke of réglementaire bepaling omirent het zgn. vooruitgangsrapport, mag worden aangenomen in de mate dat het is opgemaakt en gefinaliseerd of beëindigd en dus definitief is zodat het vervolgens kon worden overgemaakt aan de Minister-Voorzitter van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die de opdrachtgever is, de vice-gouverneur het vooruitgangsrapport inderdaad niet langer onder zich houdt. Aldus, kon de vice-gouvemeur zich beroepen op artikel 9 van voormelde Ordonnantie door ten behoeve van de rechtsonderhorige de bevoegde administratieve overheid aan te duiden respectievelijk de overheid die het document onder zich houdt en tôt wie derhalve op nuttige wijze de aanvraag kan worden gericht, met name tôt de overheid die de opdrachtgever, adressaat en eigenaar is van het rapport, met name de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Advies gegeven door de Gewestelijke Commissie voor de toegang tôt de bestuursdocumenten op 23 februari 2006.
Voor de Commissie,
De Secretaris, De Voorzitter,
K. DE MESMAEKER
M. LEROY
4