Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 09/06/2020
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 9 juni 2020 ADVIES 2020-51 met betrekking tot het verkrijgen van een digitale kopie van de agenda’s van de nationale veiligheidsraad sinds het begin van de coronacrisis (CTB/2020/40) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 17 april 2020 vraagt de heer X aan de woordvoerder van het kabinet van de Eerste Minister om “een digitaal afschrift van de agenda’s van de nationale veiligheidsraad sinds het begin van de coronacrisis en alleen handelen over de bijeenkomsten die in het kader van de coronacrisis gehouden worden”. 1.2. Bij e-mail van 2 mei 2020 stuurt hij een herinnering aan deze woordvoerder. 1.3. Omdat de aanvrager geen reactie krijgt op zijn verzoek dient hij bij e-mail van 29 mei 2020 bij de woordvoerder van de Eerste Minister een verzoek tot heroverweging in. Bij e-mail van dezelfde dag verzoekt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna de Commissie, om een verzoek. 2. De ontvankelijkheid van de aanvraag De grondwetgever en de wetgever hebben gewild dat de procedure zo weinig mogelijk met formalisme omgeven zou zijn. De Commissie oordeelt dat in casu de verzoeker heeft voldaan aan de wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de federale administratieve overheid en het verzoek om advies aan de Commissie zoals vastgelegd in artikel 8, § 2, van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994). Toch wenst de Commissie de aanvrager erop te wijzen dat een verzoek tot openbaarmaking zoals het verzoek tot heroverweging in beginsel rechtstreeks dient te worden gericht aan de Eerste Minister zelf en niet aan haar woordvoerder. 3. De gegrondheid van de aanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in 3 concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend moeten worden geïnterpreteerd (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Uitzonderingsgronden moeten immers steeds beperkend worden geïnterpreteerd. Opdat de wet van 11 april 1994 van toepassing is, is vereist dat de gevraagde bestuursdocumenten bestaan. Voor zover zij niet bestaan, is de wet van 11 april 1994 niet van toepassing. Voor zover de bestuursdocumenten bestaan, zijn ze wanneer geen bij wet voorziene uitzonderingsgronden worden ingeroepen en dit inroepen niet in concreto behoorlijk wordt gemotiveerd, openbaar. De Commissie wenst ten slotte te wijzen op het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie in een bestuursdocument aan de openbaarmaking moet of kan worden onttrokken, voor zover bepaalde informatie omwille van een uitzonderingsgrond niet openbaar mag of kan worden gemaakt. Alle andere informatie in het betrokken bestuursdocument dient vooralsnog openbaar te worden gemaakt. Brussel, 9 juni 2020. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster