Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 45

Met betrekking tot een kopie een overeenkomst en de briefwisseling met betrekking tot een aankoop bod op een bepaald perceel

Date: 18/05/2020

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                     18 mei 2020




                 ADVIES 2020-45

met betrekking tot een kopie een overeenkomst en de
briefwisseling met betrekking tot een aankoop bod op
                 een bepaald perceel

                    (CTB/2020/34)
                                                                           2

   1. Een overzicht

1.1. Bij brief van 10 maart 2020 vraagt meester Stijn Verbeke namens de
BV Circle-projects AD en haar zaakvoerder, de heer X aan de stad Brussel
om inzage en afschrift van:
- de overeenkomst afgesloten met een derde partij, waarbij het perceel
gelegen te Neder-Over-Heembeek, Kraatveld, kadastraal gekend onder nr.
46 G 2 werd verkocht;
- alle briefwisseling, incl. per mail, van een derde partij waarbij deze een
aankoop bod heeft geformuleerd betreffende voormeld perceel.

1.2. Bij brief van 6 mei 2020 vraagt de aanvrager aan de stad Brussel om de
impliciete weigeringsbeslissing te heroverwegen.

1.3. Bij brief van 7 mei 2020 verzoekt hij de Commissie voor de toegang
tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid
van bestuur, hierna de Commissie genoemd, om een advies. Deze brief
heeft de Commissie niet bereikt via e-mail. Bovendien werd de brief door
de FOD Binnenlandse Zaken, waar de Commissie haar zetel heeft, aan een
verkeerde persoon bezorgd. Het secretariaat van de Commissie ontving de
adviesaanvraag pas op 13 mei 2020.

2. De beoordeling van de aanvraag

De Commissie wenst er vooreerst op te wijzen dat zij enkel bevoegd is om
adviezen te verstrekken in het kader van een administratieve
beroepsprocedure voor vragen die betrekking hebben op de toegang tot
bestuursdocumenten op grond van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende
de openbaarheid van bestuur’ of de wet van 12 november 1997
‘betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten’
doch met dien verstande dat de bevoegdheid van de Commissie op grond
van deze laatste wet is beperkt voor zover de federale wetgever nog
bepaalde organieke bevoegdheden heeft ten aanzien van provincies en
gemeenten.

Artikel 6 § 1. VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 ‘tot
hervorming der instellingen’ bepaalt het volgende:

     “De aangelegenheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet zijn:
                                                                             3

Wat de ondergeschikte besturen betreft:

1° de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale
en gemeentelijke instellingen en van de bovengemeentelijke besturen, met
uitzondering van:
- de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de
gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet
betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de
provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de
provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige
parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de
bijzondere wet van 19 juli 2012 opgenomen zijn in de gemeentewet, de
nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het
Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet
tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen;
- de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 5, 5bis, 70, 3° en 8°, 126,
tweede en derde lid, en titel XI van de provinciewet;
- de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 125, 126, 127 en 132 van
de nieuwe gemeentewet, voor zover zij de registers van de burgerlijke stand
betreffen;
- de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel
135, § 2, van de nieuwe gemeentewet, en de brandweer;
- de pensioenstelsels van het personeel en de mandatarissen.

De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 279 en
280 van de nieuwe gemeentewet.

De gemeenteraden en, in de mate dat deze bestaan, de provincieraden of de
raden van bovengemeentelijke besturen, regelen respectievelijk alles wat van
gemeentelijk, provinciaal of bovengemeentelijk belang is; zij beraadslagen en
besluiten over elk onderwerp dat hen door de federale overheid of door de
gemeenschappen is voorgelegd.

De provinciegouverneurs, de vice-gouverneur van het administratief
arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de
provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-
arrondissementscommissarissen worden benoemd en afgezet door de
betrokken gewestregering, op eensluidend advies van de Ministerraad.
Wanneer de provinciale instellingen worden afgeschaft, gebeurt dit zonder
afbreuk te doen aan de functie van de provinciegouverneurs. Als een gewest
de provinciale instellingen afschaft, heeft de gouverneur, binnen zijn
ambtsgebied, de hoedanigheid van commissaris van de regering van de Staat,
de gemeenschap of het gewest.

Wanneer een gemeenschaps- of gewestregering informatie opvraagt uit de
registers van de burgerlijke stand, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand
onmiddellijk gevolg aan dat verzoek;

2° het wijzigen of corrigeren van de grenzen van de provincies, van de
                                                                                4

bovengemeentelijke besturen en van de gemeenten, met uitzondering van de
grenzen van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik
van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de
gemeenten Komen-Waasten en Voeren;

3° de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de instellingen
van de agglomeraties en federaties van gemeenten, behalve voor de
gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in
bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en voor de gemeenten Komen-
Waasten en Voeren;

4° de verkiezing van de provinciale, bovengemeentelijke, gemeentelijke en
binnengemeentelijke organen, alsook van de organen van de agglomeraties en
federaties van gemeenten, met inbegrip van de regeling van en de controle op
de hierop betrekking hebbende verkiezingsuitgaven en de herkomst van de
geldmiddelen die daaraan zijn besteed:

a) met uitzondering van de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus
1988 tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de
gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot
regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de
gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door
de bijzondere wet van 19 juli 2012 opgenomen zijn in de gemeentewet, de
nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het
Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet
tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen,
en
b) met uitzondering van de exclusieve bevoegdheid van de Raad van State om
bij wijze van arresten op de beroepen in hoogste aanleg uitspraak te doen in
kiesrechtzaken;
c) met dien verstande dat decreten en ordonnanties die als gevolg hebben dat
de evenredigheid van de zetelverdeling in verhouding tot de verdeling der
stemmen vermindert, moeten worden aangenomen met de in artikel 35, § 3,
bedoelde meerderheid.

De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 5,
tweede en derde lid, 23bis en 30bis van de gemeentekieswet, gecoördineerd
op 4 augustus 1932, en de artikelen 2, § 2, vierde lid, 3bis, tweede lid, 3novies,
tweede lid, en 5, derde lid, van de wet tot regeling van de
provincieraadsverkiezingen;

5° het tuchtstelsel voor de burgemeesters, met dien verstande dat de
burgemeester, die bij de Raad van State een beroep in hoogste aanleg instelt
tegen een tegen hem uitgesproken tuchtsanctie die niet gebaseerd is op zijn
kennelijk wangedrag, maar op de niet-naleving van een wet, een decreet, een
ordonnantie, een reglement of een administratieve handeling, de kamer kan
verzoeken, al naar het geval, een prejudiciële vraag te stellen aan het
Grondwettelijk Hof of de zaak te verwijzen naar de algemene vergadering van
                                                                             5

de afdeling administratie, die nagaat of het reglement of de administratieve
handeling geen inbreuk uitmaakt op artikel 16bis van deze bijzondere wet of
artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de
Brusselse instellingen; de kamer moet op dit verzoek ingaan; het
Grondwettelijk Hof of de algemene vergadering van de afdeling administratie
doet uitspraak binnen een termijn van zestig dagen; de kamer moet zich voor
de oplossing van het geschil voegen, al naar het geval, naar het arrest van het
Grondwettelijk Hof of de uitspraak van de algemene vergadering; het beroep
van de burgemeester bij de Raad van State is opschortend; de Raad van State
doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van zestig dagen; indien de
verwijzing naar het Grondwettelijk Hof of de algemene vergadering wordt
gevraagd, doet de Raad uitspraak binnen zestig dagen na hun uitspraak;

6° de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de
temporaliën van de erkende erediensten, met uitzondering van de erkenning
van de erediensten en de wedden en pensioenen van de bedienaars der
erediensten;

7° de begraafplaatsen en de lijkbezorging;

8° de verenigingen van provincies, bovengemeentelijke besturen en
gemeenten tot nut van het algemeen, met uitzondering van het door de wet
georganiseerde specifiek toezicht inzake brandbestrijding;

9° de algemene financiering van de gemeenten, de agglomeraties en federaties
van gemeenten, de bovengemeentelijke besturen en de provincies;

9°bis ...;

10° de financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten, de
agglomeraties en federaties van gemeenten, de bovengemeentelijke besturen,
de provincies en door andere publiekrechtelijke rechtspersonen in de tot de
bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden, behalve wanneer
die opdrachten betrekking hebben op een aangelegenheid waarvoor de
federale overheid of de gemeenschappen bevoegd zijn;

11° de voorwaarden waaronder en de wijze waarop binnengemeentelijke
territoriale organen, bedoeld in artikel 41 van de Grondwet, kunnen worden
opgericht.

De handelingen, reglementen en verordeningen van de overheden van de
provincies, de bovengemeentelijke besturen, de gemeenten, de agglomeraties
en federaties van gemeenten en andere bestuursoverheden mogen niet in strijd
zijn met de wetten en de besluiten van de federale overheid of de decreten en
besluiten van de gemeenschappen, welke in elk geval die overheden met de
uitvoering daarvan en met andere opdrachten, met inbegrip van het geven van
advies, kunnen belasten, alsook met het op de begroting brengen van alle
uitgaven die zij aan deze overheden opleggen.”
                                                                          6

De Commissie stelt vast dat voor zover de aanvraag moet worden
beschouwd als een vraag om toegang tot bestuursdocumenten in de zin
van artikel 32 van de Grondwet en voor zover de aanvrager zijn verzoek
als burger heeft ingediend, de opgesomde materies die beheerst worden
door de wet van 12 november 1997 niet van toepassing zijn op de
aangevraagde documenten. De aanvrager dient zijn administratief beroep
in te dienen bij de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten
van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de procedure volgen die
voorgeschreven is door het gezamenlijk decreet en ordonnantie van het
Brussels      Hoofdstedelijk    Gewest,    de     Gemeenschappelijke
Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie van 16
mei 2019 betreffende de openbaarheid van bestuur bij de Brusselse
instellingen.

Zelfs wanneer deze Commissie bevoegd was geweest, dan nog moet ze
vaststellen dat de aanvrager niet de procedure heeft gevolgd die artikel 9,
§ 1 van de wet van 12 november 1997 ‘betreffende de openbaarheid van
bestuur in de provincies en de gemeenten’ (hierna: de wet van 12
november 1997) voorschrijft, namelijk dat het verzoek tot heroverweging
en het verzoek om advies tegelijkertijd moeten worden ingediend.




Brussel, 18 mei 2020.




   F. SCHRAM                                                K. LEUS
   secretaris                                              voorzitster