Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 27/04/2020
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 27 april 2020 ADVIES 2020-35 met betrekking tot de toegang tot de richtlijnen Task Force GPI, waarvan sprake in de Ministeriële Omzendbrief GPI 94 (CTB/2020/24) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 3 april 2020 vraagt meester X “als burger en als advocaat” om een kopie van de richtlijnen Task Force GPI, waarvan sprake is in de Ministeriële Omzendbrief GPI 94 (BS 1 april 2020). 1.2. Bij e-mail van 3 april 2020 antwoordt de Federale Politie dat de richtlijnen van de Task force Geïntegreerde Politie interne richtlijnen voor de politiediensten zijn. De aanvrager wordt bovendien doorverwezen naar de website www.info-coronavirus.be. 1.3. Uit een tweede e-mail van 3 april 2020 van de aanvrager aan de Federale Politie blijkt dat hij het niet eens is met de interpretatie dat het zou gaan om interne richtlijnen voor de politiediensten. Zo wijst hij erop dat uit de Ministeriële Omzendbrief GPI 94 blijkt dat de richtlijnen erop gericht zijn “eigen interpretaties of uitholling van de tot op heden bepaalde regels” te vermijden. De richtlijnen moeten ook vermijden “dat er eigen wendingen of invullingen worden gegeven aan de federale maatregelen en instructies”. De Task Force GPI moet zorgen voor een “eenvormige, aan de huidige toestand aangepaste toepassing van alle regelgevende en reglementaire teksten”. Ze zijn dus gericht op eenvormige interpretatie van de ministeriële besluiten van 23 en 24 maart 2020. In die zin gaat het niet om “interne richtlijnen” maar om een interpretatie van bindende regels en verboden en om richtlijnen die elke burger treffen. In deze e-mail stelt hij ook dat hij zijn e-mail doorstuurt naar de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie, die hij om een dringend advies vraagt. 1.4. Bij een tweede e-mail van 3 april 2020 van de Federale Politie wordt gesteld dat zijn e-mail met aandacht werd gelezen en dat er akte van werd genomen. 1.5. Met een daaropvolgende e-mail van dezelfde dag richt de aanvrager zich opnieuw tot de Commissie waarbij hij verwijst naar het antwoord van de Federale Politie. 3 2. De ontvankelijkheid van de aanvraag De Commissie stelt vast dat het verzoek om advies ontvankelijk is. De aanvrager heeft immers voldaan aan de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de Federale Politie en het verzoek om advies aan de Commissie, zoals bepaald in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna: de wet van 11 april 1994). Nochtans wenst te Commissie erop te wijzen dat de aanvrager niet kan volstaan om aan de Commissie in cc. een kopie te bezorgen van zijn verzoek tot overweging opdat hij de Commissie zou vatten. Een vermelding in cc. moet immers enkel worden opgevat als een kennisgeving. De Commissie stelt evenwel vast dat de aanvrager zich diezelfde dag nog opnieuw, en ditmaal rechtstreeks tot de Commissie heeft gericht, waarin alle voorgaande e-mails zijn opgenomen. 3. De gegrondheid van de aanvraag De Commissie merkt vooreerst op dat de aanvrager in zijn hoedanigheid als advocaat geen andere rechten van toegang heeft tot de gevraagde documenten dan die hij zou hebben als burger. Aangezien hij immers niet uitdrukkelijk stelt, dat hij optreedt namens een bepaalde cliënt, waardoor hij dezelfde rechten kan uitoefenen als zijn cliënt, moet ervan worden uitgegaan dat hij zijn recht van toegang enkel namens zichzelf uitoefent. In de tweede plaats wijst de Commissie er de Federale Politie op dat alle gematerialiseerde informatie in het bezit van een federale administratie moet worden geacht een bestuursdocument te zijn. Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt of een document nu voor intern dan wel extern gebruik is bestemd. Het inroepen van het feit dat een bestuursdocument een intern document zou zijn, is op zichzelf geen wettelijke reden om de openbaarmaking te weigeren. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze 4 beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Uitzonderingsgronden moeten steeds beperkend worden geïnterpreteerd. Voor zover de Federale Politie geen van de in de wet van 11 april 1994 opgenomen uitzonderingsgronden inroept en ze dit inroepen niet behoorlijk in concreto motiveert, is ze ertoe gehouden het gevraagde bestuursdocument openbaar te maken. Meent de Federale Politie evenwel dat één of meer uitzonderingsgronden kunnen worden ingeroepen en ze dit inroepen behoorlijk in concreto motiveert, dan wenst de Commissie te wijzen op het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie aan een bestuursdocument kan worden onttrokken voor zover er een uitzonderingsgrond van toepassing is. Alle andere informatie moet wel degelijk openbaar worden gemaakt. Brussel, 27 april 2020. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster