Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 29/04/2019
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 29 april 2019 ADVIES 2019-42 met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot een fiscaal dossier (CTB/2019/36) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 8 maart 2019 verzoekt meester Stefan Geluyckens namens zijn cliënt, de heer X, aan de Bijzondere Belastinginspectie van de FOD Financiën om inzage in het dossier dat betrekking heeft op de aan de heer Heeren gestuurde vraag om inlichtingen van 1 maart 2019 en de kennisgeving bij toepassing van artikel 333 van het WIB 1992. 1.2. Bij brief van 26 maart 2019 weigert de FOD Financiën tijdelijk de toegang tot het gevraagde fiscaal dossier: “Wij verwijzen hiervoor naar artikel 6, § 1, 6°, WOB: de openbaarheid weegt niet op tegen het federaal economisch of financieel belang. Op 01/03/2019 werd naar u een vraag om inlichtingen gestuurd. Vermits het fiscaal onderzoek nog lopende is, zou het bekendmaken van de momenteel beschikbare informatie het onderzoek ernstige schade kunnen toebrengen. Wanneer inzage in het fiscaal dossier zou worden verleend, zou u uw antwoorden in het kader van de vraag om inlichtingen dd. 01/032019 kunnen beperken tot de beschikbare informatie in het dossier. Hierdoor zou u ontwijkende handelingen kunnen stellen die tot doel hebben te voorkomen om de verschuldigde belasting te betalen. De controleactie wordt ondoeltreffend indien u alle informatie kent. U zou hierdoor mogelijk niet meer dezelfde antwoorden geven of dezelfde informatie verstrekken dan wanneer u niet over deze informatie zou beschikken. De openbaarheid van deze gegevens weegt aldus niet op tegen het federaal en economisch of financieel belangt.” 1.3. Bij aangetekende brief van 17 april 2019 dient de aanvrager een verzoek tot heroverweging in bij de FOD Financiën ditmaal namens de heer X en mevrouw Y. Bij aangetekende brief van dezelfde dag dient hij ook een verzoek om advies in bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. 3 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat het verzoek om advies ontvankelijk is. De aanvrager heeft immers tegelijkertijd zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994) voorschrijft een verzoek tot heroverweging bij de FOD Financiën én een verzoek om advies bij de Commissie ingediend. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De Commissie stelt vast dat de FOD Financiën de aanvraag om inzage afwijst op grond van artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994. Deze bepaling stelt dat een administratieve overheid de openbaarheid moet weigeren wanneer zij vaststelt dat het belang dat gediend is met de openbaarheid niet opweegt tegen het federaal economisch of financieel belang, de munt of het openbaar krediet. De Commissie heeft steeds gesteld dat onder deze uitzonderingsgrond ook het fiscaal belang vast, namelijk het belang dat de overheid heeft om de belastinginkomsten waarop ze recht heeft, te kunnen innen. Ze werd hierin gevolgd door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het risico dat inkomsten zouden worden onttrokken aan de belastingplicht valt dus onder het in artikel 6, § 1, 6°, van de wet van 11 april 1994 beschermde belang. Deze uitzonderingsgrond kan evenwel niet zonder meer worden ingeroepen. Er is vereist dat in concreto wordt aangetoond dat er wel degelijk een risico bestaat dat de belastingplichtige zich aan zijn belastingplicht zou onttrokken of het onderzoek daartoe zou kunnen bemoeilijken door zijn antwoorden die hij dient te verstrekken in 4 het kader van het verzoek om inlichtingen aan te passen wanneer hij kennis heeft van zijn dossier. Uit de rechtspraak van de Raad van State blijkt evenwel dat de fiscale administratie niet kan volstaan met hypothetische en vage veronderstellingen, maar de risico’s behoort te staven met concrete gegevens eigen aan de zaak (RvS nr. 215.507, 3 oktober 2011, FJF 2012, afl. 3, 236; RvS nr. 215.506, 3 oktober 2011, TFR 2012, afl. 416, 195). Het feit dat het verstrekken van inzage in de stukken van het fiscaal dossier tijdens de controlefase wel degelijk schade kan toebrengen aan de federale staat door het niet betalen van de vereiste belastingen, kan volgens de Commissie in beginsel worden aanvaard maar dan moet wel in concreto worden aangetoond dat de aangehaalde risico’s reëel zijn en niet louter denkbeeldig. Het feit op zich dat een belastingplichtige vraagt om inzage te nemen van de inhoud van zijn fiscaal dossier en waarover de fiscale administratie onderzoeken voert, kan er immers niet toe leiden dat de fiscale administratie de belastingplichtige a priori frauduleuze intenties toedicht (RvS nr. 68.609, 2 oktober 1997, FJF 1998, 382). Dat de motivering (voldoende) concreet moet zijn, houdt in dat de fiscale administratie geen motivering kan aanvoeren die op een onbepaald aantal gevallen kan worden ingeroepen, wat in casu het geval is. De Commissie wenst er bovendien op te wijzen dat zelfs al valt bepaalde informatie onder een bepaald belang, dan nog is dit niet voldoende om de openbaarmaking te weigeren. De fiscale administratie is ertoe gehouden een belangenafweging te verrichten tussen enerzijds het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking en het belang dat wordt beschermd. Het belang dat de aanvrager in casu inroept kan niet worden beschouwd als een algemeen belang, maar is een persoonlijk belang. 5 De Commissie wenst er de aanvrager verder op te wijzen dat hij zijn verplichting om te voldoen aan het verzoek om inlichtingen niet kan onderwerpen aan het uitoefenen van zijn inzagerecht in zijn fiscaal dossier. De fiscale procedure en de daarin aanwezige termijnen staan immers los van de procedure en de termijnen die zijn vastgelegd in de wet van 11 april 1994. Het is trouwens zo dat het niet voldoen aan het recht van toegang geen rechtsgevolgen heeft voor het verloop van in casu de fiscale procedure. Brussel, 29 april 2019. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster