Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 29/04/2019
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 29 april 2019 ADVIES 2019-36 met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot de documenten die deel uitmaken van een tuchtdossier (CTB/2019/30) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij brief van 21 maart 2019 meldt de Stafhouder van de Balie Antwerpen aan de heer X dat lastens hem een tuchtonderzoek is geopend. 1.2. Bij brief van 25 maart 2019 vraagt de heer X om de openbaarmaking van de onderzoeksbundel. 1.3 Bij brief van 2 april 2019 wijst de stafhouder van de Balie Antwerpen het verzoek af. Voor zijn motivering verwijst hij enerzijds naar het boek van J. Stevens, Advocatuur Regels & Deontologie, p. 1252: “De betrokken advocaat heeft geen recht om de stafhouder en/of de onderzoeker te dicteren welke stappen of onderzoeken zij nog moeten doen. Hij heeft geen recht tot inzage in het onderzoeksbundel voor zijn oproeping voor de Tuchtraad” en naar de bevestiging van dit principe in de tuchtuitspraak van 22 april 2010 TB-020-2009 waarbij geoordeeld werd dat het tuchtonderzoek, zoals het strafonderzoek, geheim en niet tegensprekelijk is. 1.4. Bij brief van 4 april 2019 dient de aanvrager een “verzoek tot heroverweging” in bij de stafhouder van de Balie Antwerpen. Bij brief verstuurd bij e-mail en per post van dezelfde dag dient hij ook een verzoek om advies in bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat het verzoek om advies ontvankelijk is. De aanvrager heeft immers tegelijkertijd zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994) voorschrijft een verzoek tot heroverweging bij de stafhouder van de Balie Antwerpen ingediend én een verzoek om advies bij de Commissie. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag De Commissie is van oordeel dat de wet van 11 april 1994 te dezen niet van toepassing is. Het behoort tot de vaste rechtspraak van de Raad van State en de adviespraktijk van de Commissie dat – al is zij een bij de wet 3 ingerichte publiekrechtelijke beroepscorporatie - de Orde van Advocaten of één van haar organen niet kan worden gekwalificeerd als een administratieve overheid als bedoeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State wanneer zij optreedt als tuchtorgaan; dat deze Orde (en haar organen) immers een beroepsraad is, die onafhankelijk is ten aanzien van de uitvoerende macht en uitsluitend onder het toezicht van de rechterlijke macht staat. Zij is dan ook nauw verbonden met de opdracht te voorzien in de rechtsbedeling. Dit blijkt trouwens uit het feit dat heel wat aspecten van de Orde van Advocaten worden geregeld in het Gerechtelijk Wetboek. De Commissie is enkel bevoegd om een advies uit te brengen in het kader van de federale openbaarheidswetgeving. Zij kan dan ook niet ingaan op de andere argumenten die de aanvrager aanhaalt in zijn verzoek tot heroverweging. Brussel, 29 april 2019. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster