Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 29/04/2019
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 29 april 2019 ADVIES 2019-35 met betrekking tot het verkrijgen van de gekende luchterfdienstbaarheden op het grondgebied van de gemeente Zaventem (CTB/2019/29) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 15 maart 2019 vraagt de heer Dupondt namens de gemeente Zaventem aan de FOD Mobiliteit om de luchterfdienstbaarheden te kennen, die van toepassing zijn op de gemeente Zaventem en lager dan 60 m boven TAW zijn. Dit moet toelaten om de maximale bouwhoogtes te bepalen. 1.2. Bij e-mail van 15 maart 2019 antwoordt de FOD Mobiliteit dat de gevraagde informatie kan worden gevonden op een aangegeven link. 1.3. Bij e-mail van 19 maart 2019 wijst de aanvrager de FOD Mobiliteit erop dat de bijgeleverde databank louter de luchtvaartadvieskaart bevat, dus de zone waarbinnen een advies aangevraagd moet worden voor een project. De gemeente Zaventem wenst immers de effectieve luchterfdientbaarheid te kennen. Dit is nodig omdat in verschillende RUP’s de bouwhoogten ingeschreven zullen worden. 1.4 Bij e-mail van 20 maart 2019 weigert de FOD Mobiliteit het gevraagde om volgende redenen: “De doelstelling van de luchtadvieskaart is de klant op de hoogte te brengen van de noodzakelijkheid van een advies van het DGLV (niet alleen de hoogte is belangrijk, enkele zones hebben dus een “O m hoogte”). Een kaart van de toegelaten hoogtes heeft dus geen zin voor de aanvragers, daarom is alleen een “luchtadvieskaart” beschikbaar voor hen, de expertise voor de analyse van luchtvaartaspecten blijft bij het DGLV. Indien u de maximale bouwhoogte zonder advies van ons wilt weten, dan is de “luchtadvieskaart” een goed middel om te gebruiken”. 1.5. Bij e-mail van 21 maart 2019 benadrukt de aanvrager dat hij nog steeds, ongeacht de bijkomende eventuele verplichtingen (zoals de bouwmaterialen in een verdieping) toch die maximale bouwhoogte wenst te kennen. Hij herhaalt zijn vraag om de luchterfdienstbaarheden te kennen die van toepassing zijn op de gemeente Zaventem. 1.6. Bij e-mail van 21 maart 2019 antwoordt de FOD Mobiliteit het volgende: “Gezien de complexiteit van deze erfdienstbaarheden en de bijbehorende noodzakelijke coördinatie tussen de betrokken instanties, is slechts het DGLV in staat gesteld hier uitspraak over te doen. Indien u voor een bepaalde locatie de bouwhoogte wenst te kennen kunt u hiervoor het DGLV aanschrijven, volgens de procedure vermeld in circulaire 3 GDFO3 welke is gepubliceerd op onze website https://mobilit.belgium.be/nl/luchtvaart. Voor uw eenvoud is een formulier voorzien bij deze circulaire.” 1.7. Bij e-mail van 4 april 2019 dient de aanvrager een “verzoek tot heroverweging” in bij de FOD Mobiliteit. Bij e-mail van dezelfde dag dient hij ook een verzoek om advies in bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat de e-mail van de aanvrager van 21 maart 2019 moet worden beschouwd als het verzoek tot heroverweging. De wetgever heeft immers geen andere vereisten aan een verzoek tot heroverweging gesteld dan dat de aanvrager moeilijkheden ondervindt om de raadpleging of de verbetering van een bestuursdocument te verkrijgen op grond van deze wet. Op dat moment heeft de aanvrager echter geen verzoek om advies ingediend bij de Commissie. Hij heeft evenwel binnen de termijn van 30 dagen volgend op dat verzoek tot heroverweging, namelijk op 4 april 2019, een nieuw verzoek tot heroverweging ingediend en tegelijkertijd een verzoek om advies aan de Commissie gericht. De Commissie is dan ook van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat de FOD Mobiliteit in het ongewisse laat of er een bestuursdocument bestaat waarin de (betrokken) luchterfdienstbaarheden zijn opgenomen. Als een dergelijk bestuursdocument niet bestaat, is de FOD Mobiliteit er niet toe gehouden om een document aan te maken dat de gevraagde informatie bevat. Als dergelijk bestuursdocument wel bestaat, dan is dit document onderworpen aan artikel 32 van de Grondwet en aan de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994). Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang 4 tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De FOD Mobiliteit kan haar weigering dan ook niet steunen op het feit dat in een circulaire wordt vermeld dat een aanvraag moet worden ingediend aan het DGLV van de FOD Mobiliteit. Een circulaire vormt immers geen rechtsgrond tot weigering. Evenmin kan de FOD Mobiliteit haar weigering motiveren door te stellen dat een kaart van de toegelaten hoogtes geen zin heeft voor de aanvragers. Het komt een administratieve overheid niet toe om te bepalen of de te verstrekken informatie al dan niet zinvol is. Dit komt enkel de aanvrager toe. Als de FOD Mobiliteit meent dat er zich problemen kunnen voordoen, dan kan zij het bestuursdocument steeds laten vergezellen van een nadere toelichting. Voor zover de FOD Mobiliteit dan ook geen uitzonderingsgronden vermeld in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 inroept en deze in concreto motiveert, is hij ertoe gehouden het gevraagde bestuursdocument openbaar te maken. Brussel, 29 april 2019. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster