Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 154

Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen documenten met betrekking tot de inschrijving van een motorboot

Date: 16/12/2019

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

    Afdeling openbaarheid van bestuur




                16 december 2019




              ADVIES 2019-154

 met betrekking tot de weigering om toegang te
  verlenen documenten met betrekking tot de
        inschrijving van een motorboot

                 (CTB/2019/149)
                                                                        2

   1. Een overzicht

1.1. Bij e-mail van 28 augustus 2019 vragen meester Céline Masschelein
en meester Ruth Declerk, namens hun cliënt, de heer X aan de FOD
Mobiliteit en Vervoer om volgende documenten:
- het immatriculatiedocument, de registratiebrief en/of de vlaggenbrief
  met betrekking tot de motorboot van het merk Riva, type Super-
  Aquarama, bouwjaar 1966, bouw- en rompnummer 162, met 2 Crusader
  motoren met nummers 3239942 en 361959, met een motorvermogen van
  320 pk/235 kW, tot 22 augustus 2018 geregistreerd te Nederland onder
  het registratieteken 12-01YH en met ingang van 6 september 2018 op
  naam van dhr. X ingeschreven in het Belgisch register van de
  pleziervaartuigen onder het nummer 337763, thans ingeschreven onder
  de naam “Bandito”, uitgereikt aan dhr. Y, wonende te 9940 Evergem,
  Belzeelsestraat 60;
- het volledige administratieve dossier met betrekking tot de afgifte van
  voormelde immatriculatiedocument, de registratiebrief en/of de
  vlaggenbrief, met inbegrip van de ingediende aanvraag tot registratie en
  alle overtuigingsstukken die bij voormelde aanvraag werden gevoegd.

1.2. Bij e-mail van 5 november 2019 brengt meester Pauline Verbiest die
optreedt namens meester Céline Masschelein de FOD Mobiliteit en
Vervoer de FOD Mobiliteit en Vervoer de aanvraag in herinnering.

1.3. Bij e-mail van 25 november 2019 weigert de FOD Mobiliteit en
Vervoer om een afschrift af te leveren van de gevraagde
bestuursdocumenten “wegens afbreuk aan de persoonlijke levenssfeer”.

1.3. Bij aangetekende brief met ontvangstbewijs en e-mail van 11
december 2019 verzoeken meester Pauline Verbiest namens meester
Céline Masschelein en meester Othilly De Wilde, namens meester Ruth
Declerck dat de FOD Mobiliteit en Vervoer de weigeringsbeslissing zou
heroverwegen. Bij aangetekende brief met ontvangstbewijs van dezelfde
dag vragen zij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna de
Commissie, om een advies.
                                                                        3

2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is.
De aanvrager heeft immers voldaan aan de vereiste van de gelijktijdigheid
van het verzoek tot heroverweging aan de FOD Mobiliteit en Vervoer en
van het verzoek om advies aan de Commissie zoals voorgeschreven door
artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid
van bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994).

3. De gegrondheid van de aanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen
principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang
tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of
meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die
zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in
concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts
uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden
ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten
worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging
B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004,
overweging B.3.2). Uitzonderingsgronden moeten steeds beperkend
worden geïnterpreteerd.

Ook al roept de aanvrager een belang in om toegang te krijgen tot de
betrokken bestuursdocumenten, toch is de Commissie van oordeel dat dit
niet is vereist aangezien de gevraagde bestuursdocumenten niet kunnen
worden beschouwd als documenten van persoonlijke aard. Er is immers
slechts sprake van een document van persoonlijke aard wanneer een
bestuursdocument informatie bevat die kan worden gekwalificeerd als een
“bestuursdocument dat een beoordeling of een waardeoordeel bevat van
een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon
of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die
persoon kennelijk nadeel kan berokkenen”, wat te dezen geenszins blijkt
minstens niet aannemelijk lijkt.

De FOD Mobiliteit en Vervoer roept één uitzonderingsgrond in om de
openbaarmaking te weigeren, namelijk “afbreuk aan de persoonlijke
levenssfeer”. Hiermee wordt de uitzonderingsgrond bedoeld in artikel 6,
§ 2, 1° van de wet van 11 april 1994. De Commissie wenst in de eerste
                                                                        4

plaats op te wijzen dat de uitzonderingsgrond niet alle persoonsgegevens
beschermt, evenmin als alle informatie met betrekking tot de persoonlijke
levenssfeer. Slechts die informatie waarvan de openbaarmaking afbreuk
doet aan de persoonlijke levenssfeer komt in aanmerking Een
uitzonderingsgrond, ook deze vermeld in artikel 6, § 2 van de wet van 11
april 1994 kan maar worden ingeroepen mits een concrete motivering, wat
betekent dat de FOD Mobiliteit en Vervoer met elementen die betrekking
hebben op de gevraagde bestuursdocumenten moet aantonen dat de
openbaarmaking afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer van de heer
Y. Deze uitzonderingsgrond kan hoe dan ook niet worden ingeroepen
voor zover de informatie betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer
van de aanvrager zelf, te dezen X.

De Commissie wenst de FOD Mobiliteit en Vervoer te wijzen op het
principe van de gedeeltelijke openbaarmaking. Op grond hiervan kan
slechts informatie in een bestuursdocument aan de openbaarmaking
worden onttrokken voor zover deze onder een uitzonderingsgrond valt en
deze uitzonderingsgrond voldoende concreet is gemotiveerd. Alle andere
informatie in een bestuursdocument dient openbaar te worden gemaakt.

Brussel, 16 december 2019.




   F. SCHRAM                                               K. LEUS
   secretaris                                             voorzitster