Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 16/12/2019
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 december 2019 ADVIES 2019-146 met betrekking tot de weigering om inzage en afschrift te verstrekken van het volledige dossier over de weigering tot inschrijving in het bevolkingsregister (CTB/2019/141) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij brief van 18 oktober 2019 vraagt meester Jorien Van Belle, loco meester Peter Parez, namens hun cliënt de heer Endre X een afschrift van het volledige dossier m.b.t. de weigering tot inschrijving van de heer Sebok in het bevolkingsregister van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe met inbegrip van de beslissing tot weigering, evenals de brief (+ briefomslag) waarmee de gemeente de heer X kennis heeft gegeven van de weigering tot inschrijving. Daarnaast wordt een kopie gevraagd van de gemeentelijke verordening van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe inzake het bevolkingsregister. 1.3. Bij brief van 26 november 2019 verzoekt de aanvraagster de gemeente Sint-Pieters-Woluwe haar stilzwijgende weigeringsbeslissing te heroverwegen. Met brief van dezelfde dag verzoekt zij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna de Commissie genoemd, om een advies. 2. De beoordeling van de aanvraag Los van het feit dat de procedure niet werd gevolgd die de wet van 12 november 1997 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten’ voorschrijft, is deze wet enkel van toepassing voor zover het aangelegenheden betreft waarvoor de federale overheid nog organieke bevoegdheid heeft ten aanzien van provincies en gemeenten. Artikel 6 § 1. VIII van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bepaalt het volgende: “De aangelegenheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet zijn: Wat de ondergeschikte besturen betreft: 1° de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen en van de bovengemeentelijke besturen, met uitzondering van: - de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012 opgenomen zijn in de gemeentewet, de 3 nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen; - de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 5, 5bis, 70, 3° en 8°, 126, tweede en derde lid, en titel XI van de provinciewet; - de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 125, 126, 127 en 132 van de nieuwe gemeentewet, voor zover zij de registers van de burgerlijke stand betreffen; - de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet, en de brandweer; - de pensioenstelsels van het personeel en de mandatarissen. De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 279 en 280 van de nieuwe gemeentewet. De gemeenteraden en, in de mate dat deze bestaan, de provincieraden of de raden van bovengemeentelijke besturen, regelen respectievelijk alles wat van gemeentelijk, provinciaal of bovengemeentelijk belang is; zij beraadslagen en besluiten over elk onderwerp dat hen door de federale overheid of door de gemeenschappen is voorgelegd. De provinciegouverneurs, de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen worden benoemd en afgezet door de betrokken gewestregering, op eensluidend advies van de Ministerraad. Wanneer de provinciale instellingen worden afgeschaft, gebeurt dit zonder afbreuk te doen aan de functie van de provinciegouverneurs. Als een gewest de provinciale instellingen afschaft, heeft de gouverneur, binnen zijn ambtsgebied, de hoedanigheid van commissaris van de regering van de Staat, de gemeenschap of het gewest. Wanneer een gemeenschaps- of gewestregering informatie opvraagt uit de registers van de burgerlijke stand, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk gevolg aan dat verzoek; 2° het wijzigen of corrigeren van de grenzen van de provincies, van de bovengemeentelijke besturen en van de gemeenten, met uitzondering van de grenzen van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren; 3° de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de instellingen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, behalve voor de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren; 4° de verkiezing van de provinciale, bovengemeentelijke, gemeentelijke 4 en binnengemeentelijke organen, alsook van de organen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, met inbegrip van de regeling van en de controle op de hierop betrekking hebbende verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed: a) met uitzondering van de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012 opgenomen zijn in de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, en b) met uitzondering van de exclusieve bevoegdheid van de Raad van State om bij wijze van arresten op de beroepen in hoogste aanleg uitspraak te doen in kiesrechtzaken; c) met dien verstande dat decreten en ordonnanties die als gevolg hebben dat de evenredigheid van de zetelverdeling in verhouding tot de verdeling der stemmen vermindert, moeten worden aangenomen met de in artikel 35, § 3, bedoelde meerderheid. De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 5, tweede en derde lid, 23bis en 30bis van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, en de artikelen 2, § 2, vierde lid, 3bis, tweede lid, 3novies, tweede lid, en 5, derde lid, van de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen; 5° het tuchtstelsel voor de burgemeesters, met dien verstande dat de burgemeester, die bij de Raad van State een beroep in hoogste aanleg instelt tegen een tegen hem uitgesproken tuchtsanctie die niet gebaseerd is op zijn kennelijk wangedrag, maar op de niet-naleving van een wet, een decreet, een ordonnantie, een reglement of een administratieve handeling, de kamer kan verzoeken, al naar het geval, een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof of de zaak te verwijzen naar de algemene vergadering van de afdeling administratie, die nagaat of het reglement of de administratieve handeling geen inbreuk uitmaakt op artikel 16bis van deze bijzondere wet of artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; de kamer moet op dit verzoek ingaan; het Grondwettelijk Hof of de algemene vergadering van de afdeling administratie doet uitspraak binnen een termijn van zestig dagen; de kamer moet zich voor de oplossing van het geschil voegen, al naar het geval, naar het arrest van het Grondwettelijk Hof of de uitspraak van de algemene vergadering; het beroep van de burgemeester bij de Raad van State is opschortend; de Raad van State doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van zestig dagen; indien de verwijzing naar het Grondwettelijk Hof of de algemene 5 vergadering wordt gevraagd, doet de Raad uitspraak binnen zestig dagen na hun uitspraak; 6° de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, met uitzondering van de erkenning van de erediensten en de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten; 7° de begraafplaatsen en de lijkbezorging; 8° de verenigingen van provincies, bovengemeentelijke besturen en gemeenten tot nut van het algemeen, met uitzondering van het door de wet georganiseerde specifiek toezicht inzake brandbestrijding; 9° de algemene financiering van de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de bovengemeentelijke besturen en de provincies; 9°bis ...; 10° de financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de bovengemeentelijke besturen, de provincies en door andere publiekrechtelijke rechtspersonen in de tot de bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden, behalve wanneer die opdrachten betrekking hebben op een aangelegenheid waarvoor de federale overheid of de gemeenschappen bevoegd zijn; 11° de voorwaarden waaronder en de wijze waarop binnengemeentelijke territoriale organen, bedoeld in artikel 41 van de Grondwet, kunnen worden opgericht. De handelingen, reglementen en verordeningen van de overheden van de provincies, de bovengemeentelijke besturen, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten en andere bestuursoverheden mogen niet in strijd zijn met de wetten en de besluiten van de federale overheid of de decreten en besluiten van de gemeenschappen, welke in elk geval die overheden met de uitvoering daarvan en met andere opdrachten, met inbegrip van het geven van advies, kunnen belasten, alsook met het op de begroting brengen van alle uitgaven die zij aan deze overheden opleggen.” Ook al betreft de materie met betrekking tot de bevolkingsregisters een aan de federale overheid voorbehouden aangelegenheid en wordt ze dus (ratione materiae) door de federale wetgever geregeld, toch betekent dit niet dat de regeling voor de toegang tot de documenten die in het kader van een opname in het bevolkingsregister worden opgemaakt onder de federale openbaarheidswetgeving en de bevoegdheid van de federale Commissie valt. Dit is immers slechts dan het geval voor zover de 6 organieke bevoegdheid over de provincies en gemeenten aan de federale wetgever is voorbehouden zoals blijkt uit artikel 6 § 1. VIII van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 ‘tot hervorming der instellingen’. In casu is dit niet het geval en wordt de procedure voor het aanvragen van bestuursdocumenten in het bezit van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe geregeld door het gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie van 16 mei 2019 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur bij de Brusselse instellingen’. Voor het inroepen van gebeurlijke uitzonderingsgronden zal de betrokken gemeente wel degelijk rekening dienen te worden gehouden met de uitzonderingsgronden in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ aangezien het inhoudelijk om een federale aangelegenheid betreft. Brussel, 16 december 2019. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster