Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 14/01/2019
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 januari 2019 ADVIES 2019-9 met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot documenten in het bezit van de ondernemingsrechtbank Gent (CTB/2019/4) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 20 november 2018 vraagt de heer X aan de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank Gent om nadere toelichting in een betwisting. 1.2. Bij e-mail van 21 november 2018 ontvangt hij namens de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank Gent een antwoord op zijn vraag. 1.3. Bij e-mail van 21 november 2018 vraagt hij aan de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank Gent om toegang tot volgende documenten via e-mail te ontvangen: “de brief van de heer Y, en volgende correspondentie per e-mail”. 1.4 Bij e-mail van 3 december 2018 vraagt hij opnieuw om te mogen ontvangen “het dossier Mr. Y”. 1.5. Bij e-mail van 8 januari 2018 dient hij een verzoek tot heroverweging in bij de voorzitter van de Ondernemingsrechtbank Gent en hij verzoekt de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De beoordeling van de aanvraag Buiten het feit dat de aanvrager niet duidelijk aangeeft welke documenten hij precies wenst te verkrijgen, wil de Commissie erop wijzen dat de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna: wet van 11 april 1994) niet van toepassing is op documenten in het bezit van de rechterlijke macht. De wet van 11 april 1994 bepaalt immers dat zij van toepassing is op: a) op de federale administratieve overheden; b) op de administratieve overheden andere dan de federale administratieve overheden doch slechts in de mate dat deze wet op gronden die tot de federale bevoegdheid behoren, de openbaarheid van bestuursdocumenten verbiedt of beperkt. Hoewel de Commissie het standpunt inneemt dat, naar analogie met de verruiming van het toepassingsgebied van het annulatieberoep bij de Raad van State, ook de justitiële rechtbanken onder het verruimd 3 toepassingsgebied vallen van de wet van 11 april 1994, dan geldt dit slechts in zoverre de betrokken documenten betrekking hebben op overheidsopdrachten of op de leden van het personeel van die rechtbanken, evenals de aanwerving, de aanwijzing, de benoeming in een openbaar ambt of de maatregelen die een tuchtkarakter vertonen. Artikel 14, § 1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt immers het volgende: “Indien het geschil niet door de wet aan een ander rechtscollege wordt toegekend, doet de afdeling [Bestuursrechtspraak] uitspraak, bij wijze van arresten, over de beroepen tot nietigverklaring wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht, ingesteld tegen de akten en reglementen: 1° van de onderscheiden administratieve overheden; 2° van de wetgevende vergaderingen of van hun organen, daarbij inbegrepen de ombudsmannen ingesteld bij deze assemblees, van het Rekenhof en van het Grondwettelijk Hof], van de Raad van State en de administratieve rechtscolleges evenals van organen van de rechterlijke macht en van de Hoge Raad voor de Justitie, met betrekking tot overheidsopdrachten en leden van hun personeel, evenals de aanwerving, de aanwijzing, de benoeming in een openbaar ambt of de maatregelen die een tuchtkarakter vertonen.” Brussel, 14 januari 2019. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster