Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 05/03/2018
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 5 maart 2018 ADVIES 2018-17 met betrekking tot verkrijgen van toegang tot het dossier m.b.t. een vergelijkend examen (CTB/2018/14) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 5 december 2017 vraagt de heer X aan de Federale Politie om zijn recht op inzage te kunnen uitoefenen op grond van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur‘ en dit op het volledige dossier van zijn deelname aan het vergelijkend examen aspirant-commissaris (PONLEXTCP2017 RmR.83.10.24 165-55). Hij beklaagt er zich ook over dat hij geen reactie heeft ontvangen op zijn verzoek tot feedback van 29 november 2017. 1.2. Bij e-mail van 6 december 2017 antwoordt de entiteit Selectie en Recrutering van de Federale Politie dat ze hem zo spoedig mogelijk zullen contracteren. Omwille van het hoge aantal feedbackaanvragen kan immers niet onmiddellijk ingegaan worden op zijn vraag om feedback. 1.3. Bij e-mail van 8 december 2017 toont de heer X begrip voor de wachttijd, maar wenst een uitdrukkelijk antwoord te krijgen op zijn vraag om inzage tot zijn dossier. 1.4. Bij e-mail van 9 december 2017 antwoordt Selectie en Recrutering van de Federale Politie dat zijn vraag zo spoedig mogelijk wordt behandeld. 1.5. Bij e-mail van 29 januari 2018 meldt Selectie en Recrutering van de Federale Politie de aanvrager dat hij wordt uitgenodigd voor een informatiesessie met mogelijkheid om individuele feedback te krijgen over zijn dossier op zaterdag 24 februari van 8 u 30 tot 12 u in het Complex Géruzet, Luchtmachtlaan 10, 1040 Etterbeek. 1.6. Bij e-mail van 30 januari 2018 bevestigt de aanvrager zijn aanwezigheid op de infosessie, maar vraagt om gevolg te geven aan zijn herhaalde verzoeken tot afschrift en/of inzage van het volledige selectiedossier op grond van de regelgeving “openbaarheid bestuur”. 1.7. Bij e-mail van 30 januari 2018 stuurt de aanvrager een bevestiging van een telefonisch gesprek waarin hem is meegedeeld dat hij geen afschrift of inzage kan krijgen voor 24 februari 2018 omwille van een tekort aan middelen. Hij vraagt dit schriftelijk te bevestigen. 3 1.8. Bij brief van 14 februari 2018 verzoekt de aanvrager dat de Federale Politie de impliciete weigeringsbeslissing zou herzien. Bij brief van dezelfde dag verzoekt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat de aanvrager pas op 30 januari 2018 verzoekt om een kopie, terwijl hij zijn aanvraag voordien beperkt had tot inzage tot zijn dossier. De Commissie is van mening dat de aanvrager in zijn verzoek tot heroverweging zijn aanvraag niet zomaar naderhand kan verruimen. Bovendien stelt de Commissie vast dat de Federale Politie het inzagerecht niet heeft geweigerd, maar slechts heeft gesteld dat hij vóór 24 februari 2018 geen inzage kan krijgen. De Commissie is van mening dat voor zover het verzoek om advies betrekking heeft op het verzoek om toegang via een afschrift niet ontvankelijk is. De Commissie is van mening dat de adviesaanvraag evenwel ontvankelijk is wat betreft de vraag tot inzage van de bestuursdocumenten die in het dossier van de betrokkene aanwezig zijn voor zover hij op het ogenblik van de beraadslaging van de Commissie, dit is op 5 maart 2018, vooralsnog geen inzage heeft gekregen. Door de overschrijding van de wettelijke termijn van dertig dagen die is ingegaan op 5 januari 2018, is immers een stilzwijgende beslissing tot stand gekomen waartegen een administratief beroep op grond van artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 kan worden ingesteld. In dit geval is voldaan aan de mogelijkheid om een administratief beroep in te stellen als de aanvrager tegelijkertijd zijn verzoek tot heroverweging aan de Federale Politie en zijn verzoek om advies aan de Commissie heeft gericht. Beide verzoeken zijn ingesteld bij brief van 14 februari 2018, zodat voldaan is aan de wettelijke vereisten van de gelijktijdigheid. 4 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). In de gevallen waarin de aanvraag wordt gericht tot een gemeente, dan kan deze eventueel ook de afwezigheid van het belang inroepen dat nodig is om toegang te krijgen tot een document van persoonlijke aard en de uitzonderingsgronden vermeld in artikel 7 van de wet van 12 november 1997 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten’. De Commissie wenst er de Federale Politie op te wijzen dat op grond van de rechtspraak van de Raad van State elk bestuur ertoe gehouden is zich zo te organiseren dat het kan voldoen aan een vraag om toegang tot een bestuursdocument. Sommige documenten van een recruteringsdossier kunnen beschouwd worden als een document van persoonlijke aard. De aanvrager heeft in dit geval steeds het vereiste belang dat nodig is om toegang te krijgen tot zijn eigen dossier. Evenmin ziet de Commissie in dat er uitzonderingsgronden de openbaarmaking in te weg zouden staan, met voorbehoud van een evaluatiedocument dat betrekking zou hebben op meerdere kandidaten die in één bestuursdocument zou zijn opgenomen. Maar ook dan heeft de aanvrager het vereiste belang aangezien hij zelf kandidaat was en voor zover het een vergelijkend examen betreft. In dit geval kan eventueel de toepassing van de uitzonderingsgrond in artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 de openbaarmaking van bepaalde informatie van andere kandidaten in de weg staan. Het inroepen ervan moet in dit geval wel concreet worden gemotiveerd. De Commissie wenst er in dit verband op te wijzen dat het onvoldoende is dat de informatie betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer van de 5 betrokkene, maar dat moet worden aangetoond dat de openbaarmaking schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene. Daarnaast wil de Commissie wijzen op de mogelijkheid dat de betrokkene zelf toestemming kan geven tot openbaarmaking en dat de Federale Politie de betrokkene hiertoe moet uitnodigen. Dit belet evenwel niet dat binnen de wettelijke termijn een beslissing over het verzoek moet worden genomen. Brussel, 5 maart 2018. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster