Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 125

Met betrekking tot het verkrijgen van een antwoord op een reeks vragen

Date: 17/12/2018

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

     Afdeling openbaarheid van bestuur




                  17 december 2018




                ADVIES 2018-125

met betrekking tot het verkrijgen van een antwoord
               op een reeks vragen

                   (CTB/2018/120)
                                                                        2

   1. Een overzicht

1.1. Bij brief van 14 juli 2018 stelt de heer X aan de FOD Justitie een
     aantal vragen.

1.2. Bij e-mail van 31 oktober 2018 herhaalt de heer X aan de FOD
     Justitie deze vragen die luiden als volgt:
    1. Welk BTW-nummer hanteren de sociale tolkendiensten?
    2. Volgens de website van de sociale tolkendiensten werken ze met
        overeenkomsten om hun diensten te leveren. Waar zijn die
        overeenkomsten?
    3. Waarom wordt de wet inzake overheidsopdrachten niet
        gerespecteerd.
    4. Op basis van welke rechtsgrond wordt het tarief KB beëdigd
        tolken in strafzaken opgelegd aan tolken in voogdijzaken?
    5. Op basis van welke rechtsgrond mag een ondernemer (tolk) niet
        zelf zijn tarieven bepalen.
    6. Hoe is het mogelijk dat voor eenzelfde gevraagde dienst al dan
        niet BTW betaald wordt?
    7. Tot welke instantie moet ik mij richten om dergelijke praktijken
        een halt toe te roepen?
    8. Waarvoor dient de openbare aanbesteding vertaalwerk van de
        FOD Justitie?
    9. Op welke rechtsgronden baseert de heer Chevalier zich om
        (verschillende) tarieven op te leggen. Tarieven die dan ook nog
        een sociale dumping betekenen voor elke ondernemer in België.

1.3. Bij e-mail van 6 november 2018 stelt de FOD Justitie dat in de brief
     van de directeur voldoende duidelijk een standpunt werd
     ingenomen.

1.4. Bij e-mail van 6 november 2018 herhaalt de heer X nogmaals
     dezelfde vragen aan de FOD Justitie.

1.5. Bij e-mail van 14 december 2018 tot slot herhaalt de heer X zijn
     vragen die hij beschouwt als een vraag om inzage, en meer specifiek
     een verzoek tot heroverweging. Hij vraagt bij e-mail van dezelfde
     dag de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van
     bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna
     Commissie genoemd, om een advies. Verder vraagt hij de Commissie
                                                                          3

    het volgende: “Ik verzoek ook de commissie om mij te informeren
    over welke stappen ik kan ondernemen opdat ik mij niet steeds tot
    de commissie moet richten. Is het mogelijk om de gehele FOD
    Justitie duidelijk te maken dat vragen van burgers,
    dienstenleveranciers, enz. beantwoord moeten worden volgens de
    vigerende wetgeving? Moet ik mij hiervoor tot een andere instantie
    richten om dit mogelijk te maken?”

   2. De ontvankelijkheid van het verzoek en de toepassing van de wet
      van 11 april 1994

De Commissie is van oordeel niet alleen dat het verzoek om advies niet
ontvankelijk is, maar bovendien dat de wet van 11 april 1994
‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ niet van toepassing is op de
door de aanvrager aan de FOD Justitie voorgelegde vragen.

Uit de e-mail van 31 oktober 2018 blijkt dat de heer D’hoore reeds voor
een tweede maal zijn vragen om informatie aan de FOD Justitie heeft
voorgelegd en dat hij hierop reeds een antwoord heeft ontvangen van de
FOD Justitie op 17 oktober 2018. Dit antwoord was een reactie op een
eerdere brief van 14 juli 2018. De e-mail van 31 oktober 2018 moet dan
ook worden beschouwd als een verzoek tot heroverweging. De wetgever
heeft aan een verzoek tot heroverweging geen andere voorwaarden
verbonden dan dat de aanvrager aangeeft dat hij moeilijkheden
ondervindt om toegang te krijgen tot bestuursdocumenten nadat hij een
antwoord heeft gekregen waarmee hij het niet eens is of na het verloop
van de termijn van dertig dagen die de wet van 11 april 1994 oplegt. Op
dat moment, te weten op 31 oktober 2018 heeft hij nagelaten een
verzoek tot heroverweging te richten aan de Commissie. Dit heeft hij pas
gedaan bij e-mail van 14 december 2018 zodat zijn verzoek om advies
niet alleen laattijdig is, maar bovendien is over zijn verzoek tot
heroverweging een stilzwijgende weigeringsbeslissing tot stand
gekomen, zodat de Commissie hoe dan ook niet langer bevoegd is om
hierover uitspraak te doen.

De Commissie stelt bovendien vast dat de sub 1.2. vermelde vragen niet
kunnen worden beschouwd als een vraag om toegang tot een
bestuursdocument of enkele bestuursdocumenten, maar daarentegen
vragen zijn die daar los van staan: ze de voorgelegde vragen strekken
ertoe inhoudelijke, al dan niet juridisch technische, informatie te krijgen
                                                                        4

of een motivering te ontvangen. De wet van 11 april 1994 is duidelijk: de
aanvrager vermeldt in zijn vraag duidelijk de betrokken aangelegenheid
waarop de bestuursdocumenten die hij vraagt betrekking hebben en,
waar mogelijk, de betrokken bestuursdocumenten. Om van een
bestuursdocument te spreken is vereist dat het bestuursdocument
bestaat. Het houdt geen recht in om een antwoord te ontvangen op
allerhande inhoudelijke vragen wat overigens te dezen zou inhouden dat
een nieuw bestuursdocument wordt opgemaakt. Dit maakt niet het
voorwerp uit van het recht dat door artikel 32 van de Grondwet en de
wet van 11 april 1994 wordt gegarandeerd.


Brussel, 17 december 2018.




   F. SCHRAM                                               K. LEUS
   secretaris                                             voorzitster