Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 120

Met betrekking tot het verkrijgen een kopie een PSDdossier/ rapport van zijn cliënt

Date: 03/12/2018

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                   3 december 2018




                 ADVIES 2018-120

met betrekking tot het verkrijgen een kopie een PSD-
           dossier/rapport van zijn cliënt

                    (CTB/2018/115)
                                                                         2

   1. Een overzicht

1.1. Bij brief van 28 augustus 2018 vraagt meester Dieter
Vanelverdinghe, namens zijn cliënt, de heer X aan de FOD Justitie om
een kopie van het ‘definitieve/meest recente verslag van de PSD
Dendermonde van ongekende datum, maar met zijn cliënt besproken op
25 januari 2018.

1.2. Bij brief van 18 september 2018 weigert de FOD Justitie de
toegang tot dit document op grond van artikel 6, § 3, 1° van de wet
van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ (hierna:
wet van 11 april 1994) omdat er slechts een aanzet tot een basisverslag
bestaat waaraan evenwel nog niet is verder gewerkt na de bespreking
ervan. Het bevat inmiddels ook gedateerde passages. De ganse
bespreking van eventuele tegenindicaties voor de toekenning van
een aangevraagde modaliteit ontbreekt. Het werd nog niet
gedateerd en ondertekend. De openbaarmaking van dergelijk
onvolledig document zou bijgevolg aanleiding kunnen geven tot
misvatting.
1.3. Omdat de aanvrager het hiermee niet eens is, dient hij bij e-mail van
28 november 2018 een verzoek tot heroverweging in bij de FOD Justitie.
Diezelfde dag vraagt hij ook aan de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd, om een advies.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie stelt vast dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. In
overeenstemming met artikel 8, § 2, van de wet van 11 april 1994 werd
immers het verzoek tot heroverweging aan de FOD Justitie en het
verzoek om advies aan de Commissie, tegelijkertijd ter kennis gebracht.

  3. De gegrondheid van de aanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen
principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De
toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer
één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden
ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994
en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden
                                                                         3

gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd
kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend
geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25
maart 1997, overwegingen B.2.1 en B.2.2 en Arbitragehof, arrest nr.
150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2).

De FOD Justitie heeft artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994
ingeroepen. Hierin wordt gesteld dat een federale administratieve
overheid een vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een
bestuursdocument mag afwijzen in de mate de vraag een
bestuursdocument betreft waarvan de openbaarmaking, om reden dat het
document niet af of onvolledig is, tot misvatting aanleiding kan geven.
De FOD Justitie wees er op 18 september 2018 op dat het gevraagde
document slechts bestond in een kladversie waaraan sedert 25 januari
2018 niet verder aan is gewerkt en dat op dit ogenblik “gedateerde”
passages bevat. Dit leidt ertoe dat de openbaarmaking van dit document
tot misvatting aanleiding kan geven. Het argument van de aanvrager dat
zijn cliënt net goed geplaatst is om eventuele lacunes of onvolledigheden
in het ontwerp van verslag juist te plaatsen en te interpreteren kan in
twijfel worden getrokken. Hij kan dat immers enkel doen wat betreft de
juistheid van de feiten die erin worden vermeld, maar niet met
betrekking tot de appreciatie die gebeurt door diegene die het ontwerp
van verslag heeft opgesteld.

De Commissie wenst evenwel op te merken dat voor zover de inhoud
van dit verslag met de betrokkene is besproken op 25 januari 2018 en hij
aldus op de hoogte is van de inhoud ervan er weinig redenen
voorhanden lijken te zijn om op grond van artikel 6, § 3, 1° van de wet
van 11 april 1994 de openbaarmaking te weigeren omdat het verslag
aanleiding zou kunnen geven tot misvatting terwijl mag worden
aangenomen dat het verslag tijdens de genoemde bespreking die reeds
dateert van 25 januari 2018 (dit is omstreeks 10 maanden geleden) is
toegelicht. Dit zou anders zijn als ondertussen verder aan het verslag was
gewerkt zonder dat het werd gefinaliseerd.

Alhoewel in principe geldt dat de vraag om toegang moet worden
beoordeeld op het moment waarop de aanvraag bij een federale
administratieve overheid werd ingediend, in het geval van het inroepen
van de uitzonderingsgrond in artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april
1994, meent de Commissie dat in dit geval de beoordeling dient te
                                                                        4

gebeuren op het moment van het indienen van het verzoek tot
heroverweging. Er mag immers worden aangenomen dat het
onafgewerkte document ondertussen gefinaliseerd is in welk geval -
gegeven de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 6, § 3, 1°, van de wet
van 11 april 1994 een facultatieve uitzonderingsgrond is -, het niet past
deze uitzonderingsgrond in te roepen zo blijkt dat het document tijdens
de aanvraagprocedure of tijdens de beroepsprocedure werd afgewerkt.

Dit neemt evenwel niet weg dat bepaalde informatie vooralsnog om
andere bij de wet bepaalde redenen aan de openbaarmaking moet
worden onttrokken. Dit is in voorkomend geval zo wanneer het
bestuursdocument informatie zou blijken te bevatten waarvan de
openbaarmaking een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van
een derde of wanneer het bestuursdocument informatie bevat die derden
vertrouwelijk en vrijwillig aan de federale administratieve overheid
hebben meegedeeld. Het komt evenwel aan de FOD Justitie toe om in
dat geval het inroepen van deze uitzonderingsgronden afdoende in
concreto te motiveren. Volgens het principe van de gedeeltelijke
openbaarmaking mag enkel informatie die onder een uitzonderingsgrond
valt aan de openbaarmaking worden onttrokken, alle andere informatie
in het bestuursdocument moet vooralsnog openbaar worden gemaakt.


Brussel, 3 december 2018.




   F. SCHRAM                                               K. LEUS
   secretaris                                             voorzitster