Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 15/01/2018
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 15 januari 2018 ADVIES 2018-5 met betrekking tot de toegang tot de documenten in het fiscaal dossier van de ex-echtgenoot (CTB/2018/02) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij brief van 14 november vraagt mevrouw X om een kopie te verkrijgen van de documenten van de heer Y van wie ze uit de echt gescheiden is met betrekking tot de belastingaangiftes aanslag 2015 en 2016 en meer bepaald: - bericht van wijziging en de door haar ex-man aangehaalde tegenargumenten; - de oorspronkelijke aangiftes van haar ex-man voor de aanslagjaren 2015 en 2016 - de weddefiches van haar ex-man voor deze jaren; - de ingediende (zo dit gebeurde) documenten “Certificat de salaire, de retenue d’impot et de credits d’impot… voor de inkomsten 2014 en 2015? 1.2. De FOD Financiën oordeelt bij brief van 13 december 2017 dat de aanvraagster geen toegang kan krijgen tot deze gegevens omdat de gegevens behoren tot de persoonlijke levenssfeer van de heer Y. 1.3. Bij brief van 7 januari dient de aanvraagster een verzoek tot heroverweging in bij de FOD Financiën. Tegelijkertijd verzoekt zij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van oordeel dat de aanvraag ontvankelijk is. De aanvraagster heeft immers tegelijkertijd, zoals artikel 8, § 2, van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ voorschrijft, een verzoek tot heroverweging ingediend bij de FOD Financiën. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2, van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op 3 pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd, kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend moeten worden geïnterpreteerd (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Wordt de aanvraag gericht tot de gemeente, dan kan deze eventueel ook de afwezigheid van het belang inroepen dat nodig is om toegang te krijgen tot een document van persoonlijke aard en de uitzonderingsgronden vermeld in artikel 7 van de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten. Het is vaste rechtspraak van de Raad van State en vaste adviespraktijk van de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten dat de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene niet kan worden ingeroepen tegen een andere persoon wanneer die informatie relevant is voor de fiscale toestand van deze laatste. Alle informatie betreffende die betrokkene die niet relevant is voor de fiscale toestand van een andere persoon, moet echter worden geweigerd op grond van artikel 6, § 2, 1°, van de wet van 11 april 1994 nu krachtens die bepaling de openbaarheid van informatie in een bestuursdocument die afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer moet worden geweigerd. Het volstaat niet dat de informatie betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer. Er moet in concreto worden aangetoond dat de openbaarmaking ervan schade toebrengt aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Commissie wenst bovendien het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking onder de aandacht brengen op grond waarvan enkel informatie die onder een uitzonderingsgrond valt aan de openbaarmaking mag worden onttrokken. Alle andere informatie moet vooralsnog openbaar worden gemaakt. Brussel, 15 januari 2018. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster