Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 15/01/2018
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 15 januari 2018 ADVIES 2018-2 met betrekking tot de toegang tot de documenten die de rechtsbasis en/of motivering vormen voor een beslissing tot weigering om deel te nemen aan een festival (CTB/2017/99) 2 1. Een overzicht 1.1. Meesters Kris Wagner en Arne Vandaele dienen namens hun cliënt, de heer X bij brief van 28 september 2017 een verzoek tot heroverweging in bij de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken om toegang te krijgen tot “iedere administratieve beslissing en ieder ander document dat de rechtsbasis en/of motivering vormt voor de beslissing tot weigering” betreffende de toegang van hun cliënt tot Tomorrowland. Tegelijkertijd richten zij een verzoek om advies aan de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. 1.2. In haar advies 2017-47 van 2 oktober 2017 oordeelde de Commissie dat het verzoek om advies niet ontvankelijk was, omdat het hier ging om de eerste aanvraag om toegang voor wat de heer X betreft. De minister beschikte dan ook over een termijn van dertig dagen om zijn beslissing ter kennis te brengen na ontvangst van de aanvraag. 1.3. Bij brief van 22 november 2017 neemt de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken zijn standpunt in ten aanzien van de aanvraag: “De weigering tot toegang tot het festival betrof geen bestuurshandeling, maar een veiligheidsmaatregel die werd genomen, naar aanleiding van een identiteitscontrole beslist door de bestuurlijke overheid op grond van artikel 34, § 3 van de wet op het politieambt. Op grond van dit artikel kan de burgemeester immers de politiediensten opdragen om systematische identiteitscontroles uit te voeren tijdens een welbepaald evenement om de openbare veiligheid te handhaven. Dit is gebeurd naar aanleiding van het festival Tomorrowland. Dergelijke controles kunnen worden uitgevoerd aan de ingang van het festival, maar gelet, enerzijds op het groot aantal bezoekers en de nood om de toegang vlot te laten verlopen, en anderzijds, het voorhanden zijn van de gegevens van de bezoekers die zij op contractuele, en dus vrijwillige, basis ter beschikking van de organisator hebben gesteld, werd deze controle op voorhand uitgevoerd. Bij het uitvoeren van deze identiteitscontrole worden de politionele databanken geraadpleegd. Het is op basis van deze raadpleging dat er werd overgegaan tot een risicoanalyse om de openbare orde tijdens het festival te verzekeren, met, in casu, het niet toelaten van de betrokkene als gevolg. Aangezien de inhoud van politionele databanken, gelet op hun aard, niet aan het 3 publiek kunnen worden meegedeeld, en dat het niet toelaten van uw cliënten geen “administratieve beslissing” is, kan niet op de aanvraag worden ingegaan.’ 1.4. Bij brief van 15 december 2017 dienen de aanvragers een verzoek tot heroverweging in bij de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken. Tegelijkertijd verzoeken ze de Commissie om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van oordeel dat de aanvraag ontvankelijk is. De aanvragers die namens hun cliënt optreden, hebben immers tegelijkertijd, zoals artikel 8, § 2, van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ voorschrijft, een verzoek tot heroverweging ingediend bij de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2, van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Wordt de aanvraag gericht tot een federale administratieve, een provinciale of een gemeentelijke administratieve overheid gericht, dan kan deze eventueel ook de afwezigheid van het belang inroepen dat nodig is om toegang te krijgen tot een document van persoonlijke aard. Een federale administratieve overheid kan bovendien de uitzonderingsgronden vermeld in artikel 6 § 3 inroepen, een provinciale of gemeentelijke administratieve overheid de uitzonderingsgronden vermeld in artikel 7 van de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten. 4 De wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ bepaalt echter dat de aanvrager zijn aanvraag dient te richten aan de federale administratieve overheid die over het gevraagde bestuursdocument beschikt. Het is dus maar in de mate de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken of zijn administratie, meer bepaald de FOD Binnenlandse Zaken over de gevraagde bestuursdocumenten beschikt dat hij ertoe gehouden is een beslissing te nemen over de aanvraag. Is dit niet het geval, dan is hij ertoe gehouden de aanvrager op de hoogte te brengen welke administratieve overheid naar zijn weten over de gevraagde bestuursdocumenten beschikt. De Commissie wenst er in elk geval op te wijzen dat het irrelevant is of de maatregel die ten aanzien van de heer X werd genomen, al dan niet een administratieve rechtshandeling is. Het recht van toegang tot bestuursdocumenten staat immers los van het voorhanden zijn van een administratieve rechtshandeling. Het is voldoende dat een administratieve overheid over een document beschikt dat op de genomen maatregel betrekking heeft, dat de wet van 11 april 1994 van toepassing is. Voor zover de minister of zijn administratie zelf- wat weinig waarschijnlijk is - over de gevraagde bestuursdocumenten beschikt, is de Commissie van oordeel dat enkel een juridische grondslag die steun vindt in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 een afdoende motivering kan vormen om de openbaarmaking te weigeren voor zover althans deze motivering in concreto plaatsvindt en rekening houdt met de vereisten die aan de ingeroepen uitzonderingsgrond(en) is of zijn gesteld. Is de minister zelf niet in het bezit van de gevraagde documenten, dan volstaat het dat hij de aanvrager op de hoogte brengt van de administratieve overheid die vermoedelijk over de gevraagde bestuursdocumenten beschikt. Brussel, 15 januari 2018. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster