Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 59

Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot alle stukken in een fiscaal dossier

Date: 18/12/2017

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

    Afdeling openbaarheid van bestuur




                  18 december 2017




                ADVIES 2017-59

 met betrekking tot de weigering om toegang te
 verlenen tot alle stukken in een fiscaal dossier
                   (CTB/2017/93)
                                                                        2

   1. Een overzicht

1.1. Bij brief van 26 oktober 2017 vragen meesters Frank Mortier en
Luc Vanheeswijck namens de heer X aan de FOD Financiën om inzage in
het fiscaal dossier van de betrokkene.

1.2. Bij brief van 15 november 2017 deelt de FOD Financiën mee dat zij
de toegang tot de gevraagde documenten moet weigeren. Daarin stelt ze
dat geen toepassing moet worden gemaakt van artikel 337/1 van het WIB
92 dat ingevoerd werd bij de wet van 30 juni 2017. Zij oordeelt dat de
onderlinge correspondentie die in het kader van de overlegprocedure
tussen de internationale bevoegde autoriteiten wordt gevoerd onder het
toepassingsgebied valt van de wet van 11 april 1994, omdat op grond van
artikel 6 van deze wet de overheid gerechtigd is een vraag om
mededeling in afschrift van een bestuursdocument te weigeren wanneer
het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van
de federale internationale betrekking. Ze wijst erop dat de bilaterale
overeenkomst de wil van twee contracterende partijen is en dat het niet
kan zijn dat één van deze partijen de andere partij verbindt door
toepassing van een interne rechtsregel. Elke miskenning van dit principe
ten aanzien van de partnerstaat zou onmiskenbaar de zekerheid en de
stabiliteit van de federale internationale en bilaterale betrekkingen van
België sterk aantasten.

1.3. Bij brief van 30 november 2017 verzoeken de aanvragers dat de
FOD Financiën haar stilzwijgende weigering zou heroverwegen.
Tegelijkertijd vragen zij de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd, om een advies.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van mening dat het verzoek om advies ontvankelijk is.
Het verzoek om advies aan de Commissie en het verzoek tot
heroverweging de FOD Financiën werden immers gelijktijdig ingediend
zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur voorschrijft.
                                                                       3

3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen
principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De
toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer
één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden
ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet van 11
april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan
worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn
opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze
beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr.
17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest
nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2).

Terecht merkt de fiscale administratie op dat artikel 337/1 van het WIB
1992 geen toepassing vindt in deze zaak. Deze uitzondering die recent
werd ingevoerd op de openbaarheid van bestuur heeft enkel betrekking
op de bijstandsverplichting tussen landen. De uitgewisselde informatie
tussen België en het Verenigd Koninkrijk heeft hier immers betrekking
op het vermijden van dubbelbelasting.

Voor de grondslag voor de weigering om toegang te verlenen die de FOD
Financiën inroept, kan dan ook enkel in rekening worden genomen de
uitzonderingsgrond bedoeld in artikel 6, § 1, 3° van de wet van 11 april
1994 in aanmerking worden genomen. Deze bepaling stelt dat een
administratieve overheid de vraag om toegang dient te weigeren
wanneer ze heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet
opweegt tegen het belang dat gediend is met de federale internationale
betrekkingen van België. Uit de rechtspraak van de Raad van State volgt
dat in concreto moet worden aangetoond dat daadwerkelijk schade zou
worden toegebracht aan dit door de wetgever beschermde belang.
Bovendien is dit niet voldoende, want - in tegenstelling tot de
uitzonderingsgronden in artikel 6, § 2 van de wet van 11 april 1994,
waarbij van zodra de informatie onder de betrokken uitzonderingsgrond
valt, de openbaarheid moet worden geweigerd en geen
belangenafweging plaatsvindt - dient te dezen een belangenafweging
plaats te vinden, waarbij na een onderzoek van de concrete
omstandigheden van de zaak wordt vastgesteld dat de openbaarmaking
niet opweegt tegen de bescherming van het beschermde belang. Er
wordt niet afdoende aangetoond, noch is het in te zien, dat de
                                                                     4

openbaarmaking van de betrokken briefwisseling, schade zou kunnen
toebrengen aan het beschermde belang. Derde landen kunnen immers
geen afbreuk doen aan de rechten die door het interne Belgische recht
worden toegekend. Het dubbelbelastingverdrag afgesloten tussen België
en het Verenigd Koninkrijk met het oog op het vermijden van
dubbelbelasting mag immers zelf geen afbreuk doen aan de fundamentele
beginselen die aan de Belgische Grondwet ten grondslag liggen. Tot die
fundamentele beginselen behoren onder meer de fundamentele rechten,
waaronder ook het recht van toegang tot bestuursdocumenten zoals
gegarandeerd door artikel 32 Gw. De Commissie moet bovendien
vaststellen dat het vasthouden aan de vertrouwelijkheid vooral uitgaat
van de Belgische administratie en niet van de Britse administratie die
blijkbaar geen principieel bezwaar heeft tegen de openbaarmaking van
de gevoerde briefwisseling. Net om die reden is hoe dan ook niet in te
zien dat door de openbaarmaking ervan afbreuk zou worden gedaan aan
de federale internationale relaties.

Wel moet de Commissie opmerken dat in casu het particuliere belang
van de aanvrager niet in aanmerking kan worden genomen, omdat enkel
het afwegingsproces tussen het beschermde belang en het algemeen
belang dat gediend is met de openbaarmaking in aanmerking komt.

Dit neemt evenwel niet weg dat eventueel andere uitzonderingsgronden
moeten of kunnen worden ingeroepen wanneer zij afbreuk zouden doen
aan andere beschermde belangen die in de wet van 11 april 1994 zijn
opgenomen en het inroepen ervan op afdoende en concrete wijze kan
worden gemotiveerd. Het komt echter de FOD Financiën toe om dit aan
te tonen.

Brussel, 18 december 2017.




   F. SCHRAM                                            K. LEUS
   secretaris                                          voorzitster