Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 20/11/2017
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 20 november 2017 ADVIES 2017-53 met betrekking tot eventuele documenten over een project voor een ondergrondse explosie in de Kempen (CTB/2017/87) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij brief van 14 september 2017 vraagt de heer X aan het Ministerie van Landsverdediging het volgende: “In de periode 1958-1960 was de Genie van het Belgisch Leger betrokken bij discussies over een eventuele ondergrondse explosie in de Kempen, om er een gasopslagplaats te maken. Het was een initiatief van een Luikse firma, “SAVGAZ”. Het Observatoire Royal de Belgique en de Belgische Geologische Dienst waren er ook bij betrokken. I.r. F. Huyberechts, kolonel bij de Genie zou advies gegeven hebben in het dossier. Ik ga er vanuit dat er in jullie archieven verslagen, briefwisseling etc. van dit project te vinden zijn. Zou u me kunnen toelichten of dit het geval is? En zo ja, zou ik die documenten in het kader van de wetgeving op de openbaarheid van bestuur kunnen inzien?” 1.2. Bij brief van 27 oktober 2017 vraagt de heer X dat het Ministerie van Landsverdediging zijn impliciete weigeringsbeslissing wegens het niet reageren binnen de door de wet van 11 april 1994 gestelde termijn van dertig dagen, te heroverwegen. Tegelijkertijd vraagt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 1.3. Deze adviesaanvraag bereikt de Commissie op 6 november 2017. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van mening dat het verzoek om advies ontvankelijk is. Het verzoek om advies aan de Commissie en het verzoek tot heroverweging aan het Ministerie van Landsverdediging werden immers gelijktijdig ingediend zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 ‘betreffende de openbaarheid van bestuur’ voorschrijft. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden 3 ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend moeten worden geïnterpreteerd (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De Commissie wenst er wel op te wijzen dat de wet van 11 april 1994 van toepassing is op bestaande bestuursdocumenten. Gezien de aard van de vraag acht de Commissie het mogelijk dat de gevraagde documenten niet langer meer bestaan of althans niet of niet langer meer in het bezit zijn van het Ministerie van Landsverdediging. Voor zover dit laatste het geval is, is het Ministerie van Landsverdediging er wel toe gehouden om de aanvrager door te verwijzen naar de federale administratieve overheid die eventueel nog over deze bestuursdocumenten zou kunnen beschikken. De Commissie wenst er vooreerst op te wijzen dat de wet van 11 april 1994 in dit verband het volgende bepaalt: “De vraag vermeldt duidelijk de betrokken aangelegenheid en, waar mogelijk, de betrokken bestuursdocumenten en wordt schriftelijk gericht aan de bevoegde federale administratieve overheid, ook wanneer deze het document in een archief heeft neergelegd.” Het is dus niet vereist dat de aanvrager de gewenste documenten zelf aanduidt. Het is voldoende dat hij de aangelegenheid voldoende omschrijft die een ambtenaar die normaal vertrouwd is met de materie, kan achterhalen om welke documenten het gaat. Uit deze vereiste kan evenwel niet worden afgeleid dat een bestuur historische opzoekingen zou moeten verrichten, wel dat de administratieve overheid de nodige inspanningen heeft gedaan om zich zo te organiseren dat zij relatief eenvoudig gevraagde bestuursdocumenten kan terugvinden. Het komt aan het Ministerie van Landsverdediging toe om te bepalen of de aanvrager de gewenste documenten voldoende heeft omschreven. Voor zover het voorwerp van de aanvraag voldoende duidelijk is en de betrokken documenten bestaan, is het Ministerie van Landsverdediging ertoe gehouden deze openbaar te maken tenzij ze vooralsnog – wat weinig waarschijnlijk is gezien de leeftijd van de documenten – 4 uitzonderingsgronden zou kunnen inroepen en dit inroepen in concreto kan motiveren. Als de gevraagde bestuursdocumenten eventueel neergelegd zouden zijn in het Algemeen Rijksarchief en het Rijksarchief in de Provinciën, dan is de Archiefwet van 24 juni 1955 van toepassing. Artikel 11 van de wet van 11 april 1994 bepaalt immers dat in dit geval dat de bepalingen van de wet van 11 april 1994 niet van toepassing zijn op het Algemeen Rijksarchief en dat de wettelijke bepalingen betreffende de Archieven onverminderd van toepassing zijn. Artikel 3 in combinatie met artikel 1 van de Archiefwet bepaalt dat archiefdocumenten ouder dan dertig jaar oud afkomstig van Rijksbesturen moeten worden neergelegd in het Algemeen Rijksarchief. De neerlegging ervan heeft voor gevolg dat de overgebrachte stukken openbaar zijn. In dat geval geldt de verwijzingsplicht van artikel 5 van de wet van 11 april 1994: “Wanneer de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift is gericht tot een federale administratieve overheid die het bestuursdocument niet onder zich heeft, stelt deze de verzoeker daarvan onverwijld in kennis en deelt hem de benaming en het adres mede van de administratieve overheid die naar haar informatie het document onder zich heeft.” Brussel, 20 november 2017. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster