Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 23/10/2017
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 23 oktober 2017 ADVIES 2017-51 met betrekking tot de toegang tot een aantal documenten met betrekking tot PMM Wing Service (CTB/2017/85) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 11 september 2017 vraagt mevrouw X namens LOMA-AIR bvba aan de FOD Mobiliteit en Vervoer om volgende documenten met betrekking tot PMM Wing Service - Een kopie van de allereerste aanvraag voor een erkenning al dan niet getekend. - Een kopie van het document aanvraag op 5 september MOM evenals een kopie van het voorblad approval section al dan niet ondertekend. - Kopie van goedkeuring MOM 17 januari 2017 approval section 1.2. Bij e-mail van 11 september 2017 weigert de FOD Mobiliteit en Vervoer om de toegang tot de gevraagde documenten omdat ze vallen onder het zakengeheim. 1.3. Bij e-mail van 18 oktober 2017 vraagt meester Tom Peeters, namens de bvba Loma-Air, om het verzoek van zijn cliënte te heroverwegen. Tegelijkertijd verzoekt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, om een advies. 1.4. De Commissie ontvangt de adviesaanvraag op 23 oktober 2017. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van mening dat het verzoek om advies ontvankelijk is. Er is immers voldaan aan de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de FOD Mobiliteit en Vervoer en het advies aan de Commissie zoals bepaald door artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6, §§ 1 en 2 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden 3 die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Wordt de aanvraag gericht tot de gemeente, dan kan deze eventueel ook de afwezigheid van het belang inroepen dat nodig is om toegang te krijgen tot een document van persoonlijke aard en de uitzonderingsgronden vermeld in artikel 7 van de wet van 12 november 1997. De Commissie stelt vast dat de FOD Mobiliteit, overigens zonder enige concretisering, zich lijkt te beroepen op artikel 6, § 1, 7° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Dit artikel bepaalt het volgende: “Een federale of niet-federale administratieve overheid wijst de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument af, wanneer zij heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van (…) het uit de aard van de zaak vertrouwelijk karakter van de ondernemings- en fabricagegegevens die aan de overheid zijn meegedeeld.” De wetgever heeft nagelaten wat hieronder precies moet worden verstaan, maar aangenomen mag worden dat hieronder het zakengeheim of bedrijfsgeheim moet worden begrepen. Het begrip bedrijfsgeheim kan worden omschreven als “informatie die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: a) de informatie is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie; b) de informatie bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en c) de informatie is door de persoon die rechtmatig daarover beschikt onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.” (Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan, Pb. L. 157, 15 mei 2016, 1). 4 Om de uitzonderingsgrond in artikel 6, § 1, 7° van de wet van 11 april 1994 te kunnen inroepen moet de FOD Mobiliteit en Vervoer in concreto aantonen dat de betrokken informatie onder het uit de aard van de zaak vertrouwelijk karakter van de ondernemings- en fabricagegegevens die aan de overheid zijn meegedeeld valt. Dit is echter niet voldoende om de openbaarmaking te weigeren en dat de openbaarmaking hieraan schade zou toebrengen. De FOD Mobiliteit en Vervoer moet bovendien aantonen dat het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder weegt dan het beschermde geheim. Ook dit dient in concreto te gebeuren. Het komt de Commissie voor dat moeilijk kan worden aangenomen dat alle gevraagde documenten volledig onder de betrokken uitzonderingsgrond kunnen vallen. In dit licht wenst ze de FOD Mobiliteit en Vervoer te wijzen op het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie die onder een uitzonderingsgrond valt aan de openbaarmaking kan worden onttrokken. Alle andere informatie dient vooralsnog openbaar te worden gemaakt. Brussel, 23 oktober 2017. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster