Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 2/10/2017
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 2 oktober 2017 ADVIES 2017-42 met betrekking tot de toegang tot een dossier in het bezit van het RIZIV (CTB/2017/76) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij e-mail van 7 mei 2017 vraagt de heer X, bestuurder voor NV Lets i4, om inzage en afschrift van het dossier bedoeld onder DAC 9/12 waarvan hij kennisnam na melding door CM Leuven. 1.2. Omdat er geen reactie is gekomen op zijn aanvraag dienen de heer X en mevrouw Y bij e-mail van 25 september 2017 een verzoek tot heroverweging in bij het RIZIV. Diezelfde dag verzoeken zij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten bij e-mail om een advies. 2. De beoordeling van de adviesaanvraag De aanvragers lijken op het eerste gezicht voldaan te hebben aan de ontvankelijkheidsvereisten. Zo is voldaan aan de vereiste van de gelijktijdigheid, zoals vermeld in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. De Commissie moet evenwel vaststellen dat mevrouw Y niet betrokken was bij het indienen van de oorspronkelijke aanvraag. Wie oorspronkelijk geen verzoek om toegang heeft ingediend, kan in het kader van de administratieve beroepsprocedure niet als partij optreden. Wat dit aspect betreft, is de aanvraag niet ontvankelijk. Wat de heer X betreft stelt de Commissie vast dat hij erop wijst op te treden als bestuurder voor de NV Lets i4. Om aanspraak te maken op toegang tot bestuursdocumenten van een NV dient de heer X aan te tonen dat hij namens de NV kan optreden. Enig bewijs in die zin heeft hij niet geleverd. Uit de beperkte contextuele informatie meent de Commissie te kunnen uitmaken dat het betrokken dossier trouwens geen betrekking heeft op de vennootschap Lets i4, maar op een persoonlijk dossier van mevrouw Y. Voor zover de heer X optreedt namens de vennootschap valt niet in te zien hoe hij een recht van toegang zou kunnen hebben tot het persoonlijk dossier van mevrouw Y, dat naar waarschijnlijkheid documenten van persoonlijke aard bevat. Een document van persoonlijke aard is “een bestuursdocument dat een beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk 3 nadeel kan berokkenen.” Hij heeft hoe dan ook niet het vereiste belang om toegang te krijgen tot documenten van persoonlijke aard die op een andere persoon betrekking wanneer hij het door artikel 4, tweede lid van de wet van 11 april 1994 vereiste belang niet aantoont. Enig bewijs hiervan is in de briefwisseling niet aangetroffen. Wat dit betreft moet het verzoek evenzeer als niet ontvankelijk worden beschouwd. Voorts, zelfs als hij dat belang had, dan nog kan hij niet zonder meer toegang krijgen tot de documenten in het gevraagde dossier omwille van artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 aangezien de openbaarmaking ervan afbreuk zou kunnen doen aan de persoonlijke levenssfeer van mevrouw Y. Ook al kan de betrokkene, te dezen mevrouw Y, hiervoor toestemming verlenen, dan ontbreekt enige toestemming in die zin. Het geven van een toestemming zou trouwens ook tot gevolg hebben dat deze uitzondering niet langer zou kunnen ingeroepen worden tegenover iedereen die erom vraagt. De Commissie wenst er voorts op te wijzen dat de heer X verwarring zaait. Zijn verzoek tot heroverweging blijkt immers niet enkel gericht te zijn tot de betrokken administratieve overheid, maar evenzeer aan andere overheden, die mogelijk/wellicht niet eens in het bezit zijn van het gevraagde dossier en derhalve in deze vraag om toegang niet kunnen worden betrokken. De wet van 11 april 1994 schrijft bovendien uitdrukkelijk voor dat het verzoek tot heroverweging moet gericht worden tot de administratieve overheid waaraan het oorspronkelijke verzoek werd gericht. Bovendien moet de Commissie opmerken dat zowel het verzoek als het verzoek tot heroverweging dat ook wordt geacht het verzoek om advies te bevatten, heel wat informatie bevat die totaal irrelevant is voor de behandeling van het verzoek om toegang en als dusdanig onduidelijkheid creëert met betrekking tot de aanvraag zelf. Brussel, 2 oktober 2017. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster