Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 2/10/2017
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 2 oktober 2017 ADVIES 2017-40 met betrekking tot de toegang tot het administratief dossier van de FOD Justitie over de uitlevering aan de Russische Federatie (CTB/2017/74) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij aangetekende brief van 29 juni 2017 verzoekt meester Gert Warson, namens zijn cliënt, de heer X, om inzage en afschrift van het administratief dossier van de FOD Justitie over de uitlevering van de heer De Lange aan de Russische Federatie. 1.2. Omdat er geen reactie is gekomen op de oorspronkelijke aanvraag dienen zijn raadslieden mrs. Gert Warson en Jan-Pieter Everts namens hun cliënt bij brief van 9 september 2017 bij de minister van Justitie een verzoek tot heroverweging in. Bij e-mail en brief van 9 september 2017, ontvangen op 14 september 2017, verzoeken zij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De aanvragers hebben voldaan aan de vereiste van de gelijktijdigheid, zoals vermeld in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Bijgevolg is het verzoek om advies ontvankelijk. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag De Commissie wenst vooreerst op te merken dat de wet van 11 april 1994 slechts betrekking heeft op “bestuursdocumenten” en niet op documenten die deel uitmaken van een gerechtelijk dossier tenzij de administratie mits toestemming van de de daartoe bevoegde parketmagistraat op grond van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering een kopie van bepaalde documenten heeft gekregen. In de mate de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten huldigen artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard of wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden 3 gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). Voor zover de betrokken informatie als informatie van persoonlijke aard moet worden gekwalificeerd en betrekking heeft op de cliënt van de aanvragers, heeft de aanvrager het vereiste belang om toegang te hebben tot informatie van persoonlijke aard. Het hebben van het vereiste belang is evenwel geen afdoende grondslag om de toegang tot de gevraagde bestuursdocumenten te verzekeren. Voor zover de minister geen uitzonderingsgronden inroept en het inroepen ervan niet in concreto kan motiveren, is hij ertoe gehouden de gevraagde bestuursdocumenten openbaar te maken. In elk geval kan de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994, namelijk dat openbaarmaking van het bestuursdocument afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet worden ingeroepen tegen de aanvragers voor zover de afbreuk van de persoonlijke levenssfeer op hun cliënt zelf betrekking heeft. De Commissie wenst ook het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking in herinnering te brengen. Op grond hiervan kan slechts informatie aan de openbaarmaking worden onttrokken voor zover dit onttrekken zijn grondslag vindt in een uitzonderingsgrond. Alle andere informatie moet vooralsnog openbaar worden gemaakt. Brussel, 2 oktober 2017. F. SCHRAM K. LEUS secretaris voorzitster